2-35
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Onze aanbeveling:
Vervoer kinderen altijd op de
achterstoelen
Om de kans op letsel bij een
ongeval, noodstop of een plotselingemanoeuvre te minimaliseren, dienenkinderen jonger dan 13 jaar op eenachterstoel te zitten in een geschikt
kinderzitje.
Volgens ongevallenstatistieken lopen
kinderen minder risico in eenkinderzitje op een achterstoel dan in
een kinderzitje op de voorstoel.
Kinderen die te groot zijn voor een
kinderzitje, moeten de aangebrachte
veiligheidsgordels gebruiken.In de meeste landen zijn regels over
het vervoer van kinderen opgesteld
die het gebruik van een
goedgekeurd kinderzitje verplichtstellen. Regels met betrekking tot de limieten
voor leeftijd en lengte/gewicht
waarboven de veiligheidsgordel mag
worden gebruikt in plaats van een
kinderzitje, verschillen per land. Zorg
er daarom voor dat u op de hoogte
bent van de regelgeving in uw land
en in de landen die u op uw reizenaandoet. Kinderzitjes moeten op de juiste
manier op de stoel worden
bevestigd. Gebruik altijd een
kinderzitje dat in uw land wettelijk
goedgekeurd is.
Kinderzitjes (CRS)
Baby's en kleine kinderen moeten met
de rug of met het gezicht in de
rijrichting worden vervoerd in een
geschikt kinderzitje. Dit kinderzitje
moet correct zijn bevestigd op de
stoel. Lees de aanwijzingen van de
fabrikant voor het plaatsen en het
gebruik van het kinderzitje en volg
deze aanwijzingen op.
•Volg altijd de aanwijzingen van
de fabrikant voor het plaatsen en
het gebruik van het kinderzitje.
•Zet uw kind altijd op de juiste
wijze vast in het kinderzitje.
•Gebruik nooit een kinderzitje dat
over de rugleuning van een stoel
"vasthaakt"; een dergelijk zitje
biedt mogelijk
geen adequate
bescherming bij een ongeval.
•Laat een HYUNDAI-dealer na
een ongeval het kinderzitje, de
veiligheidsgordels, de ISOFIX-
bevestigingspunten en het Top
Tether-bevestigingspunt con-
troleren.
WAARSCHUWING
KINDERZITJES (CRS)
Vervoer kinderen altijd in een
passend kinderzitje. Kinderen,
van welke leeftijd dan ook, lopen
minder risico als ze op een
achterstoel vervoerd worden.Gebruik nooit een kinderzitje
waarbij het kind met het gezicht
naar achteren gericht op de
voorstoel zit, tenzij de airbag is
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
3-47
Kenmerken van uw auto
3
Bediening instrumentenpaneel
Dashboardverlichting
Met behulp van de bedieningstoets
kan de sterkte van de
dashboardverlichting geregeld
worden wanneer de parkeerlichten
of de dim-/grootlichten branden.
Wanneer de bedieningstoets van de
dashboardverlichting wordt
ingedrukt, wordt ook de sterkte van
de verlichting van de schakelaarsaangepast.• De helderheid van de
dashboardverlichting wordt
weergegeven.
• Als de lichtintensiteit het maximale of minimale niveau bereikt, klinkteen geluidssignaal.
Stel het instrumentenpaneelnooit af tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de controle
over de auto verliezen waardoor
een ongeluk met ernstig letsel
of schade aan de auto het
gevolg kan zijn.
WAARSCHUWING
OOS047120
■
Type B, C
■
Type A
OGC044138/OPDE046110
3-64
Kenmerken van uw auto
Dit controlelampje blijft 2 seconden
branden en gaat dan uit:
• Als de Smart Key in de autoaanwezig is en de startknop in stand ON staat maar de auto de
Smart Key niet kan detecteren.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Dit lampje gaat knipperen:
• Als de batterij van de Smart Keybijna leeg is.
- Op dat moment kunt u de motorniet op de normale manier
starten. U kunt de motor echter
wel starten door de toets
ENGINE START/STOP met de
Smart Key in te drukken. (Zie
voor meer informatie "Starten
van de motor" in hoofdstuk 5) .
• In het geval van een storing in het startblokkeersysteem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Controlelampje
richtingaanwijzers
Dit lampje gaat knipperen:
• Als u de richtingaanwijzers inschakelt.
In de volgende gevallen zit er
mogelijk een storing in het richting-
aanwijzersysteem. In dat geval
adviseren we u de auto te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer. - Het controlelampjerichtingaanwijzers knippert niet,
maar blijft branden.
- Het controlelampje knippert sneller dan normaal.
- Het controlelampje richting- aanwijzers knippert helemaalniet.
In elk van deze gevallen adviseren
we u uw auto te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
Controlelampje dimlicht (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het dimlicht wordt ingescha- keld.
Controlelampje
grootlicht
Dit lampje gaat branden:
• Als het dimlicht is ingeschakeld en wordt overgeschakeld op
grootlicht.
• Bij het geven van een lichtsignaal door de richtingaanwijzerhendel
naar u toe te bewegen.
3-65
Kenmerken van uw auto
3
High Beam Assist(HBA) Controlelampje (indien van toepassing)
Dit waarschuwingslampje gaat
branden:
• Als het grootlicht is ingeschakeld terwijl de lichtschakelaar in de
stand AUTO staat.
• Als uw auto tegenliggers of voorliggers detecteert, zal het HighBeam Assist (HBA)-systeem het
grootlicht automatisch over-
schakelen naar dimlicht.
Zie “High Beam Assist (HBA)” in
dit hoofdstuk voor meer
informatie.
Controlelampje verlichting AAN
Dit lampje gaat branden:
• Als de parkeerverlichting of het dim-/grootlicht wordt ingeschakeld.
Controlelampje
mistlampen vóór (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als de mistlampen vóór worden ingeschakeld.
Controlelampje
mistachterlicht
Dit lampje gaat branden:
• Als het mistachterlicht wordt ingeschakeld.
Waarschuwingslampje
LED-koplampen (indien van toepassing)
Dit waarschuwingslampje gaat
branden:
• Als het contact of de startknop in de stand ON wordt gezet.
• In het geval van een storing in de LED-koplampen.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
Dit waarschuwingslampje gaat
knipperen:
In het geval van een storing in een
onderdeel van de LED-koplampen.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
Door blijven rijden terwijl het
waarschuwingslampje LED-kop-
lampen brandt of knippert kan de
levensduur van de LED-koplamp
verkorten.
AANWIJZING
3-79
Kenmerken van uw auto
3
Waarschuwingsmeldingmodus
Als een van de onderstaande
situaties zich voordoet, worden er op
het LCD-display gedurende enkele
seconden waarschuwingsmeldingen
weergegeven.
- Laag ruitensproeiervloeistofniveau(indien van toepassing)
- Defecte lamp verlichtingssysteem (indien van toepassing)
- Storing Blind-Spot Collision Warning-systeem (BCW) (indien
van toepassing)
- Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS, indien van toepassing)
- Storing High Beam Assist (HBA) (indien van toepassing)
- Storing Forward Collision- Avoidance Assist (FCA) (indien
van toepassing)
Modus Gebruikersinstellingen
Via deze modus kunt u deinstellingen met betrekking tot het
instrumentenpaneel, de portieren,
de verlichting, enz. wijzigen.
1. Head-Up Display (indien van toepassing)
2. Bestuurdershulp
3. Deur
4. Lichten
5. Geluid
6. Handig
7. Volgend onderh.
8. Overige Functies
9. Taal/Language
10. Reset
De gegeven informatie kan
verschillen, afhankelijk van welke
functies van toepassing zijn opuw auto. 1. Head- Up Display
(indien van toepassing)
• Display Hoogte - Afstellen van de hoogte van hetHUD-beeld op het display.
• Rotatie - Afstellen van de hoek van hetbeeld.
• Helderheid - Afstellen van de helderheid vande HUD-verlichting.
• Inhoudselectie - Turn-by-turn
- Verkeersinfo- CC Modus
- LKA (Hulp bij rijbaan aanhouden)-systeem
- BCW-systeem
• Grootte km-teller - Kiezen van de lettergrootte vande snelheidsmeter van het HUD. (Groot, Medium, Klein)
3-97
Kenmerken van uw auto
3
Stand parkeerlicht ( )
De parkeerlichten, de kentekenplaat-
verlichting en de dashboardver-
lichting gaan branden.
Stand koplampen ( )
De koplampen, de parkeerlichten,
de kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting gaan branden.Informatie
Om de koplampen in te kunnen
schakelen moet het contact in stand
ON staan.
Werking grootlicht
Druk de hendel van u af om het
grootlicht in te schakelen. De hendel
keert terug in zijn oorspronkelijke
positie. Het controlelampje voor het
grootlicht gaat branden wanneer het
grootlicht wordt ingeschakeld.
Trek de hendel naar u toe om het
grootlicht uit te schakelen. Het
dimlicht gaat branden.
i
Gebruik het grootlicht niet wanneer andere auto's u
naderen. Het gebruik van
grootlicht kan het zicht van de
andere bestuurders belemmeren.
WAARSCHUWING
OAE046469LOAE046467LOAE046453L
3-98
Kenmerken van uw auto
Trek de hendel naar u toe om een
lichtsignaal te geven met het
grootlicht en laat hem vervolgens los.
Het grootlicht blijft branden zolang u
de hendel naar u toe getrokkenhoudt.
High Beam Assist (HBA) (indien van toepassing)
De High Beam Assist (HBA) is eensysteem dat automatisch het
koplampbereik aanpast (wisselt
tussen grootlicht en dimlicht)
overeenkomstig de helderheid vanandere auto's en
wegomstandigheden.
Werking
1. Zet de lichtschakelaar in de stand AUTO.
2. Beweeg de hendel van u af om het grootlicht in te schakelen.
3. Het controlelampje van de High Beam Assist (HBA) ( ) gaat
branden.
4. De High Beam Assist (HBA) wordt ingeschakeld wanneer de
rijsnelheid hoger is dan 45 km/h.
1) Wanneer u de lichtschakelaar van u af beweegt terwijl de High
Beam Assist (HBA) in werking
is, wordt de High Beam Assist
(HBA) uitgeschakeld en blijft het
grootlicht onafgebroken
branden.
2) Wanneer u de lichtschakelaar naar u toe beweegt terwijl het
grootlicht is uitgeschakeld,
wordt het grootlicht
ingeschakeld zonder dat de
High Beam Assist (HBA) wordt
uitgeschakeld. Wanneer u de
lichtschakelaar loslaat, beweegtde hendel naar het midden en
wordt het grootlicht
uitgeschakeld.
OAE046455L
OPDE046057
3-99
Kenmerken van uw auto
3
3) Wanneer u de lichtschakelaarnaar u toe beweegt terwijl het
grootlicht door de High Beam
Assist (HBA) is ingeschakeld,
wordt het dimlicht ingeschakeld
en wordt de High Beam Assist
(HBA) uitgeschakeld.
4) Wanneer de lichtschakelaar in de stand koplampen wordt
gezet, wordt de High Beam
Assist (HBA) uitgeschakeld en
blijft het dimlicht onafgebroken
branden.
In de volgende gevallen wordt,
wanneer de High Beam Assist (HBA)
in werking is, van grootlicht
overgeschakeld op dimlicht.
- Wanneer de koplampen van een tegemoetkomend voertuig worden gesignaleerd.
- Wanneer de achterlichten van een voorligger worden gesignaleerd.
- Wanneer de koplamp/het achterlicht van een fiets/motorfiets
wordt gesignaleerd.
- Wanneer de omgeving helder genoeg is, is het grootlicht nietnodig. - Wanneer straatlantaarns of andere
verlichting worden gesignaleerd.
- Wanneer de lichtschakelaar niet in de stand AUTO staat.
- Wanneer de High Beam Assist (HBA) is uitgeschakeld.
- Wanneer de rijsnelheid lager is dan 35 km/h.
Waarschuwingslampje
en -melding
Wanneer de High Beam Assist
(HBA) niet goed werkt, wordt de
waarschuwingsmelding gedurende
enkele seconden weergegeven.
Nadat de melding is verdwenen,
gaat het hoofdwaarschuwingslampje
( ) branden. We adviseren u het systeem te latencontroleren door een officiële
Hyundai-dealer.
OOS047127L
Het systeem werkt onder de
volgende omstandigheden
mogelijk niet goed.
Wanneer de verlichting van
een tegemoetkomend voertuig
of voorligger gedimd is
•De verlichting van een
tegemoetkomend voertuig of
voorligger wordt niet
gedetecteerd omdat een lamp
beschadigd, verborgen
enzovoort is.
•De lamp(en) van een
tegemoetkomend voertuig of
voorligger is bedekt met stof,
sneeuw of water.
•Wanneer de koplampen van
de voorligger uitgeschakeld,maar de mistlampen
ingeschakeld zijn, enz.
OPMERKING