Page 185 of 236

BELANGRIJK
52)Om het aanzicht van de lak te
behouden, mogen er geen schuur- en/of
polijstmiddelen voor het reinigen van het
voertuig worden gebruikt.
53)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Was het voertuig
uitsluitend met de hand en gebruik
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig
onder bomen te parkeren; verwijder
plantaardige harsen onmiddellijk omdat
deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke
matheid van de lak kunnen aantasten.
Gebruik geen onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de voorruit en
achterruit te reinigen; verdun dit met
minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
BELANGRIJK
7)Schoonmaakmiddelen veroorzaken
waterverontreiniging. Was het voertuig
daarom op een plaats waar het afvalwater
direct wordt opgevangen en gezuiverd.
INTERIEUR
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Onderhoud van de veiligheidsgordel
213) 214)
Maak de bevuilde stof schoon door het
af te deppen met een zachte doek
bevochtigd met een oplossing van
water en een neutraal reinigingsmiddel
(ongeveer 5%).
Verwijder het reinigingsmiddel met een
goed uitgewrongen doek bevochtigd
met schoon water.
Maak de veiligheidsgordels goed droog
en verzeker u ervan dat er geen vocht
op is achtergebleven alvorens de
veiligheidsgordels, die u voor de
reiniging uitgerold heeft, weer te laten
oprollen.
OPMERKING Maak vuile
veiligheidsgordels nauwgezet schoon.
Vies geworden veiligheidsgordels
kunnen later moeilijker worden
schoongemaakt. Bovendien is het
mogelijk dat ze daardoor minder goed
oprollen.
ONDERHOUD PLASTIC
ONDERDELEN
54)
Onderhoud bovenkant
instrumentenpaneel
212)
Maak het bevuilde deel schoon met een
zachte doek bevochtigd met een
oplossing van water en een neutraal
reinigingsmiddel (ongeveer 5%).
Verwijder het reinigingsmiddel met een
goed uitgewrongen doek bevochtigd
met schoon water.
BELANGRIJK
212)Sproei geen water in de cabine van
het voertuig. Het is gevaarlijk om water in
de cabine van het voertuig te sproeien
aangezien elektrische apparaten, zoals de
autoradio en de schakelaars nat kunnen
worden, waardoor een storing of brand kan
worden veroorzaakt.
213)Laat een veiligheidsgordel door het
Fiat Servicenetwerk vervangen als deze
gerafeld of beschadigd is. Beschadigde
veiligheidsgordels kunnen niet op het
volledige vermogen werken, waardoor
ernstig letsel of overlijden kan worden
veroorzaakt.
183
Page 186 of 236

214)Verwijder vuil met een neutraal
reinigingsmiddel van een veiligheidsgordel.
Wanneer organische oplosmiddelen voor
de reiniging van de veiligheidsgordels
worden gebruikt, kunnen de
veiligheidsgordel bevlekt raken of gebleekt
worden. In dit geval is het mogelijk dat ze
zwakker worden, waardoor ze niet op het
volledige vermogen kunnen werken.
Daardoor kan ernstig letsel of overlijden
worden veroorzaakt.
215)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
216)Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen
niet blootgesteld worden aan temperaturen
boven 50°C. Wanneer het voertuig in de
zon staat, kan de binnentemperatuur deze
waarde ruim overschrijden.
217)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer onder de pedalen liggen; verzeker u
ervan dat de matten altijd vlak liggen en
geen contact met de pedalen maken.BELANGRIJK
54)Gebruik nooit alcohol, benzine en
hiervan afgeleide producten om het
dashboard en het glas van het
instrumentenpaneel te reinigen.
184
ONDERHOUD EN ZORG
Page 187 of 236
TECHNISCHE GEGEVENS
Alles dat u nuttig kunt vinden om te
begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt
en hoe het werkt is in dit hoofdstuk
vermeld en wordt toegelicht met
gegevens, tabellen en grafieken.
Voor de liefhebbers en de monteurs,
maar ook gewoon voor degenen die elk
detail van hun voertuig willen kennen.IDENTIFICATIEGEGEVENS......186
MOTOR..................187
BAND- EN WIELSPECIFICATIES . .188
GEWICHTEN...............190
AFMETINGEN..............191
VLOEISTOFINHOUD..........192
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN...........193
PRESTATIES...............196
BRANDSTOFVERBRUIK.......197
CO -EMISSIE...............198
RICHTLIJNEN VOOR DE
BEHANDELING VAN HET VOERTUIG
AAN HET EINDE VAN DE
LEVENSDUUR..............199
185
Page 188 of 236
IDENTIFICATIE
GEGEVENS
TYPEPLAATJE MET
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het typeplaatje met
identificatiegegevens is aan de
linkerzijde van de portierstijl
aangebracht fig. 152.
CHASSISNUMMER /
VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER
(Ierland / U.K.)
Chassisnummer: open het deksel
getoond op fig. 153 om het
chassisnummer te controleren.Voertuigidentificatienummerfig. 154.BANDENSPANNINGLABEL
Het bandenspanninglabel is voor
voertuigen met stuur links op de
linkerzijde van de portierstijl fig. 155 en
voor voertuigen met stuur rechts op de
rechterzijde van de portierstijl
aangebracht.
MOTORNUMMER
Het motornummerlabel is op de motor
aangebracht.
15210010103-121-001
15310010109-333-333
15410010104-122-001
15510010109-321-321
186
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 189 of 236
MOTOR
218)
Versie 1.4 Turbo Multi Air 140HP
CyclusOtto
Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn
Boring en slag zuigers (mm) 72,0 x 84,0
Cilinderinhoud (cm³)1368
Compressieverhouding 9,8:1
Maximum vermogen (EEG) (kW) 103
Maximum vermogen (EEG) (pk) 140
overeenkomstig motortoerental (tpm) 5000
Maximumkoppel (EEG) (Nm) 240
Maximum koppel (EEG) (kgm) 24,5
overeenkomstig motortoerental (tpm) 2250
BougiesNGK SIKR9A7
Brandstof Loodvrije benzine 95 R.O.N. (EN 228-specificaties)
BELANGRIJK Gebruik geen staalborstel voor de reiniging van iridium doppen. Daardoor kan de fijnstof coating op de
iridiumlegering en platina dopjes beschadigd raken.
BELANGRIJK
218)Wijzigingen of reparaties aan het brandstoftoevoersysteem die niet correct zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met
de technische systeemgegevens, kunnen storingen in de werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
187
Page 190 of 236

BAND- EN
WIELSPECIFICATIES
VELGEN EN BANDEN
219)
55)
OPMERKING De banden passen
uitstekend bij het chassis van uw
voertuig. FCA beveelt u aan om de
banden te vervangen door banden van
het originele type dat op uw voertuig
gemonteerd was wanneer u de banden
vervangt. Neem voor meer informatie
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Controleer de bandenmaat en de
bandenspanning op het
bandenspanninglabel (zie de paragraaf
"Bandenspanning" in het hoofdstuk
"Onderhoud en zorg"). Nadat de
banden op spanning zijn gebracht,
moet het TPMS geïnitialiseerd worden,
zodat het systeem normaal kan werken
(zie "Initialisatie
bandenspanningsbewakingssysteem"
in het hoofdstuk "Veiligheid").
BELANGRIJK Als de gegevens in het
instructieboek afwijken van die van het
kentekenbewijs, dient men zich altijd
aan de gegevens van het
kentekenbewijs te houden. Voor derijveiligheid moeten alle wielen zijn
voorzien van banden van hetzelfde
merk en type.
BELANGRIJK Monteer geen
binnenbanden in tubeless banden.
BELANGRIJK
219)Als winterbanden met een lagere
snelheidscategorie dan die op het
kentekenbewijs is aangegeven worden
gebruikt, overschrijd dan niet de
maximumsnelheid die overeenkomt met de
snelheidscategorie van de gebruikte
banden.
BELANGRIJK
55)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/u niet. Vermijd kuilen,
trottoirbanden en stoepen en rijd geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen om
het voertuig en het wegdek niet te
beschadigen.
188
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 191 of 236
STANDAARD VELGEN EN BANDEN
Velgen Normale band Winterband
61/2Jx16195/50 R16 84V (*) 195/50 R16 84 M+S (**)
7J x 17 205/45 R17 84W (*) 205/45 R17 84 M+S (***)
(*) 3-seizoenstype
(**) Belastingsindex en snelheidssymbool: 84Q/84S/84H/84V
(***) Belastingsindex en snelheidssymbool: 84Q/84S/84H/84V/84W
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND
Bij warme banden moet de bandenspanning +0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de
bandenspanning nogmaals wanneer de banden koud zijn. In geval van winterbanden moet de aanbevolen bandenspanning
voor standaardbanden met +0,2 bar worden verhoogd.
Bandenmaat Voor Achter
195/50 R16 84V 2,0 2,0
205/45 R17 84W 2,0 2,0
189
Page 192 of 236
GEWICHTEN
Leeggewicht: 1050 kg
190
TECHNISCHE GEGEVENS