Page 169 of 236

een service- of onderhoudsprocedure
de werkzaamheden uitvoeren door een
expert, bij voorkeur door het Fiat
Servicenetwerk.
De verwijdering van afgewerkte olie en
afvalvloeistoffen is onderworpen aan
strenge wettelijke milieuvoorschriften.
Zorg daarom voor een correcte
verwijdering van uw afval, met
inachtneming van het milieu.
We bevelen u aan het verversen van
oliën en vloeistoffen voor uw voertuig te
laten uitvoeren door het Fiat
Servicenetwerk.
PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000 kmof vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking van ruitensproeier/
wissersysteem en positie/slijtage van
ruitenwisserbladen van voorruit.
Elke 3.000 kmcontroleren en
eventueel bijvullen: motoroliepeil.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig onder een van de
volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
167
Page 170 of 236

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/8 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Banden op conditie/slijtage controleren en
eventueel op spanning brengen. Vervaldatum en
toestand lading snelle bandenreparatiekit
controleren (indien aanwezig)
●●●●●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.
●●●●●●●●●●
De vloeistofpeilen controleren en eventueel
bijvullen (1)●●●●●●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●●●●●●
Gebruik de diagnosestekker om de werking van
het motormanagementsysteem en de emissie te
controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
●●●●●●●●●●
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
168
ONDERHOUD EN ZORG
Page 171 of 236
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde
van carrosserie, bodemplaatbescherming,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem), rubber elementen (hoezen,
slangen, bussen enz.) en zichtbare
bevestigingsmiddelen
●●●●●
Visueel de conditie van de stuurelementen
inspecteren en de werking ervan controleren●●●●●
Speling wiellagers en verbindingen voor en
achter controleren●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van
ruitenwissers controleren●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem
controleren en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren, schoonmaken
en mechanismen smeren
●●●●●
Slag van handrem controleren en zo nodig
afstellen●●●●●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van
schijfremmen voor/achter visueel controleren en
de integriteit van de remblokslijtagesensoren
controleren
●●●●●●●●●●
169
Page 172 of 236

km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Inspecteer visueel de conditie van het systeem
voor regeling van de brandstofverdamping●●●
Controleer visueel de conditie en spanning van
de extra aandrijfriem(en)●
Conditie getande distributieriem visueel
controleren●
Olie versnellingsbak verversen●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen●●●●●●●●●●
Bougies vervangen (2)●●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen(3)
Getande distributieriem vervangen(3)
Luchtfilterelement vervangen (4)
●●●
(2) Voor 1.4 Turbo MultiAir versies zijn de volgende zaken van vitaal belang om een correcte werking te verzekeren en om ernstige schade aan
de motor te voorkomen: gebruik uitsluitend bougies die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren; alle bougies moeten van hetzelfde
type en merk zijn (zie de paragraaf “Motor” in het hoofdstuk “Technische gegevens”); houdt u zich strikt aan de vervangingsintervallen van de
bougies die vermeld zijn in het Geprogrammeerde Onderhoudsschema. Het wordt aanbevolen voor het vervangen van de bougies contact
op te nemen met het Fiat Servicenetwerk.
(3) Voor gebieden waar weinig stof is wordt een maximale kilometerstand van 120.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de
riem om de 6 jaar vervangen worden. In stoffige omgevingen en/of gebruik van het voertuig onder zware omstandigheden (koude klimaten,
gebruik in de stad, periodes van langdurig stationair lopen) wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de
kilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen worden.
(4) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15,000 km vervangen worden.
170
ONDERHOUD EN ZORG
Page 173 of 236
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Remvloeistof verversen(5)
(5) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.
171
Page 174 of 236

BELANGRIJK
186)Voer geen onderhoudswerk uit als het
u ontbreekt aan de daarvoor benodigde
kennis, ervaring, gereedschappen en
apparatuur. Laat het onderhoud uitvoeren
door een gekwalificeerde monteur.
Onderhoud aan een voertuig is gevaarlijk
als het verkeerd wordt uitgevoerd. U kunt
ernstig letsel oplopen bij de uitvoering van
sommige procedures.
187)Als u onder de motorkap wilt werken
terwijl de motor draait, zorg er dan voor dat
u, voor zover van toepassing, alle sieraden
(met name ringen, armbanden, horloge en
halsketting) hebt afgedaan, en geen
stropdas, sjaal of andere losse
kledingstukken draagt, dit met het oog op
bewegende onderdelen, zoals de
koelventilator, die onverwacht kan
aanslaan. Die kunnen namelijk verstrikt
raken in bewegende onderdelen, waardoor
u letsel kunt oplopen.
188)Zet het contact uit en vergewis u
ervan dat de ventilator niet draait voordat u
in de buurt ervan aan de slag gaat. Het is
gevaarlijk om in de buurt van de
koelventilator te werken als de ventilator
draait. De ventilator kan nog onbepaalde
tijd blijven draaien nadat de motor is
uitgezet, als de motorruimte nog heet is.
Als u in aanraking komt met de ventilator,
kunt u letsel oplopen.
BELANGRIJK
38)Laat geen voorwerpen achter in de
motorruimte. Zorg ervoor, nadat u klaar
bent met het inspectie- en onderhoudswerk
in de motorruimte, dat er geen voorwerpen
zoals gereedschappen of lappen
achterblijven in de motorruimte. Die zouden
motorschade of brand en daarmee
ongevallen kunnen veroorzaken.
172
ONDERHOUD EN ZORG
Page 175 of 236
MOTORRUIMTE
NIVEAUS CONTROLEREN
189) 190)
39)
1. Koplamp- en ruitensproeiervloeistof 2. Motoroliepeilstok 3. Motoroliedop 4. Motorkoelvloeistof 5. Rem-/
koppelingvloeistof 6. Accu
14507030300-121-003-high.jpg
173
Page 176 of 236

MOTOROLIE
191)
40)
4)
Motoroliepeil controleren
Ga als volgt te werk:
verzeker u ervan dat het voertuig op
een vlakke ondergrond is geplaatst;
laat de motor tot op normale
bedrijfstemperatuur opwarmen;
schakel de motor uit en wacht
minstens 5 minuten, zodat de olie naar
het oliecarter kan terugstromen;
trek de peilstok 1 fig. 146 naar
buiten, veeg hem schoon en breng hem
weer helemaal aan;
trek de peilstok weer naar buiten en
controleer het peil. Het peil is normaal
als het tussen Laag en Vol staat. Open
de motoroliedop/vulopening 2 en vul
voldoende olie bij tot het peil op Vol is
geplaatst als het peil bijna tot of onder
Laag is gedaald;
verzeker u ervan dat de O-ring op de
peilstok correct is aangebracht, voordat
u de peilstok weer op zijn plaats
aanbrengt;
breng de peilstok helemaal op zijn
plaats aan.
BELANGRIJK Vul niet te veel motorolie
bij. Daardoor kan de motor beschadigd
raken.
Motorolieverbruik
Tijdens de eerste gebruiksperiode van
het voertuig dienen de omstandigheden
van het motorolieverbruik als
gestabiliseerd te worden beschouwd na
de eerste 5000 - 6000 km.
OPMERKING Het is normaal dat alle
motoren onder normale
rijomstandigheden motorolie verbruiken.
Het motorolieverbruik kan oplopen tot
400 g/1000 km als gevolg van
verdamping, inwendige ventilatie of de
verbranding van de smeerolie in de
werkende motor. Een nieuwe motor kan
wegens het inrijproces meer olie
verbruiken. Het olieverbruik hangt ook
af van het motortoerental en debelasting van de motor. Onder extreme
rijomstandigheden kan het olieverbruik
hoger zijn.
Motorolie verversen
OPMERKING Laat de motorolie door
het Fiat Servicenetwerk verversen.
MOTORKOELVLOEISTOF
192) 193) 194)
41) 42) 43) 44) 45) 46)
Bij koude motor moet het
koelvloeistofpeil in de radiateur tussen
de markeringen F (vol) en L (laag) op
het koelvloeistofreservoir fig. 147 staan.
Vul voldoende koelvloeistof aan het
koelvloeistofreservoir toe voor een
geschikte antivries en roestwerende
bescherming tot het peil op F (vol)
staat, als het peil bijna tot L (laag) is
gedaald of dit peil heeft bereikt.
14607030403-121-001
14707030501-121-001
174
ONDERHOUD EN ZORG