Page 137 of 236
EEN AANHANGER
TREKKEN
Uw auto is niet ontworpen voor trekken.
135
BELANGRIJK
29)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
Page 138 of 236
IN GEVAL VAN NOOD
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......137
EEN LAMP VERVANGEN.......138
ZEKERINGEN VERVANGEN.....147
BANDENREPARATIEKIT........154
STARTEN MET HULPACCU.....159
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .162
SLEPEN BIJ PECH...........163
136
IN GEVAL VAN NOOD
Page 139 of 236

ALARMKNIPPER
LICHTEN
CONTROLE
Druk op de knop fig. 103 om het licht
in/uit te schakelen.
Druk de knop van de
alarmknipperlichten in en alle
richtingaanwijzers zullen gaan
knipperen. Het alarmknipperlichten
indicatielampje
enzullen
tegelijkertijd op het instrumentencluster
gaan knipperen.
NOODSTOP
SIGNALERINGSSYSTEEM
Het systeem schakelt uit als het
vaststelt dat het rempedaal wordt
losgelaten of, op basis van de lagere
voertuigsnelheid, dat er niet langer
sprake van noodremmen is.
Als het systeem bepaalt dat een
dergelijke situatie zich voordoet, zullen
alle richtingaanwijzers snel gaan
knipperen om de bestuurder van het
voertuig achter u te waarschuwen dat
uw voertuig plotseling moet remmen.
Dit systeem is ontworpen om vast te
stellen wanneer u het rempedaal met
een grotere kracht dan normaal indrukt,
zoals wanneer noodremmen vereist is.
De snel knipperende richtingaanwijzers
zullen het normale knipperpatroon
hervatten als u het voertuig tot stilstand
brengt terwijl de richtingaanwijzers snel
knipperen.Het noodstop signaleringssignaal werkt
niet bij een voertuigsnelheid lager dan
circa 60 km/h.
Als het rempedaal bij rijden op een
gladde weg ingedrukt wordt, kan het
noodstop signaleringssysteem worden
ingeschakeld, waardoor alle
richtingaanwijzers gaan knipperen.
10305031100-L12A
137
Page 140 of 236

EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
160) 161) 162) 163)
30) 31)
Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
neem voor het vervangen van de
lamp contact op met het Fiat
Servicenetwerk;
gebruik het beschermdeksel en het
karton van de nieuwe lamp voor de
verwijdering van de oude lamp en houd
de oude lamp buiten bereik van
kinderen;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
BELANGRIJK Verzeker u ervan dat de
platte schroevendraaier de inwendige
aansluitklem niet raakt wanneer u de
lens of lamp met een platte
schroevendraaier verwijdert. Er kan
kortsluiting ontstaan als de platte
schroevendraaier de aansluitklem raakt.
BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en
dat geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van
het midden tot de randen) zodra de
lichten worden ingeschakeld.
138
IN GEVAL VAN NOOD
Page 141 of 236
Buitenverlichting
Lampen Type Vermogen
Posities voor(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
(versies met halogeenlamp
koplampen)W5W 5 W
Grootlicht(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
Grootlicht/Dagverlichting (DRL)(versies met halogeenlamp
koplampen)H15 55/15 W
Dagverlichting (DRL)(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
Dimlicht(versies met volledige
led-koplampen)Led
(*)—
(versies met halogeenlamp
koplampen)H11 55 W
Richtingaanwijzers voor WY21W 21 W
Richtingaanwijzers zijkant
WY5W
(**)5W
Mistvoorlichten H11 55 W
Positielichten achter
Led
(*)—
Remlichten
Led
(*)—
3
eremlicht
Led(*)—
(*) Led is de afkorting voor Light Emitting Diode (licht-emitterende diode).
(**) Het lampje kan niet vervangen worden aangezien het in de lichtunit is ingebouwd. Vervang de lichtunit.
139
Page 142 of 236
Lampen Type Vermogen
Richtingaanwijzers achter WY21W 21 W
Mistachterlicht W21W 21 W
Achteruitrijlicht W21W 21 W
Kentekenverlichting W5W 5 W
140
IN GEVAL VAN NOOD
Page 143 of 236
Interieurverlichting
LampCategorie
Wattage UNECE(*)
Interieurverlichting 10 —
Achterkleplicht 5 —
(*) UNECE staat voor Europese economische commissie van de Verenigde Naties.
141
Page 144 of 236

BUITENLAMPEN
VERVANGEN
Koplampen (dimlicht)
(versies met halogeenlamp)
Ga als volgt te werk:
start de motor, draai het stuurwiel
helemaal naar rechts en zet de motor
weer uit om de lamp rechts te
vervangen. Draai het stuurwiel helemaal
naar links om de lamp links te
vervangen;
controleer of de lichtschakelaar is
uitgeschakeld;
verwijder de bevestigingspunten 1
fig. 104 in de zeven locaties en trek het
spatbord 2 gedeeltelijk weg;
Draai de afdekking linksom en
verwijder deze (fig. 1053=grootlicht /
4 = dimlicht), haal de connector van de
unit los door de tab op de connector
met uw vinger in te drukken en aan de
connector te trekken;
draai de fitting en de lamp samen
linksom en verwijder ze;
haal de lamp uit de fitting;
installeer de nieuwe lamp door de
beschreven procedure in omgekeerde
volgorde uit te voeren.Grootlicht (dimlicht) met
dagverlichting
(LED-versies)
Ga als volgt te werk:
start de motor, draai het stuurwiel
helemaal naar rechts en zet de motor
weer uit om de lamp rechts te
vervangen. Draai het stuurwiel helemaal
naar links om de lamp links te
vervangen;
controleer of de lichtschakelaar is
uitgeschakeld;
verwijder de bevestigingspunten 1 in
de zeven locaties en trek het spatbord
2 gedeeltelijk weg;
draai de fitting en de lamp samen
linksom en verwijder ze;
draai de afdekking linksom en
verwijder deze (1 fig. 106 = koplamp /
2 = positielamp/3=dagverlichting),
haal de connector van de unit los door
met uw vinger de tab op de connector
in te drukken en aan de stekker te
trekken;
draai de fitting en de lamp samen
linksom en verwijder ze;
haal de lamp uit de fitting;
installeer de nieuwe lamp door de
beschreven procedure in omgekeerde
volgorde uit te voeren.
10408020499-000-003
10508020499-000-002
142
IN GEVAL VAN NOOD