Page 161 of 236

BELANGRIJK
169)Beschadigingen op de zijkanten van
de band kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de kit niet als de band beschadigd
is geraakt door het rijden met een lege
band.
170)Breng de sticker lagere snelheid niet
aan op het zachte deel van het stuurwiel.
Het is gevaarlijk om de sticker lagere
snelheid op het zachte deel van het
stuurwiel aan te brengen omdat daardoor
de airbag niet normaal zou kunnen werken
(opblazen), waardoor ernstig letsel kan
worden veroorzaakt. Breng de sticker ook
niet aan op plaatsen waar de
waarschuwingslampjes of de
snelheidsmeter niet gezien kunnen worden.
171)Stop met rijden en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als de
bandenspanning is gedaald tot onder
130 kPa (1.3 kgf/cm
2of bar, 18.9 psi). De
noodreparatie van de band is niet
geslaagd. Stop met rijden wanneer u merkt
dat de bandenspanning afneemt. Neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
172)U moet altijd aangeven dat de band
gerepareerd is met behulp van de kit.
Overhandig de folder aan het personeel dat
de band die met de kit behandeld is zal
hanteren.
173)Reparatie is niet mogelijk bij schade
aan de velg (zodanige vervorming van de
groef dat er lucht weglekt). Verwijder het
voorwerp (schroef of spijker) dat het
eventueel in de band binnengedrongen is
niet.174)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de bandenreparatiekit. In achtneming
van de aanwijzingen op het etiket is
fundamenteel om de veiligheid en de
doeltreffendheid van de bandenreparatiekit
te garanderen. Lees het etiket vóór
gebruik, vermijd oneigenlijk gebruik. De
bandenreparatiekit is onderhevig aan een
vervaldatum en moet periodiek vervangen
worden. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.
175)Houd het afdichtmiddel buiten bereik
van kinderen: het inslikken van het
afdichtmiddel is gevaarlijk. Drink
onmiddellijk veel water en roep medische
hulp in als het afdichtmiddel wordt
ingeslikt. Afdichtmiddel is gevaarlijk
wanneer het met de ogen en de huid in
aanraking komt. Spoel onmiddellijk met
overvloedig water en roep medische hulp
in als het afdichtmiddel met de ogen en de
huid in aanraking komt.
BELANGRIJK
3)Laat het busje en het afdichtmiddel niet
in het milieu achter. Zorg dat ze worden
weggegooid overeenkomstig de nationale
en plaatselijke voorschriften.
STARTEN MET
HULPACCU
VOORBEREIDINGEN
VOOR STARTEN MET
HULPACCU
176) 177) 178) 179) 180) 181) 182) 183) 184) 185)
34)
Starten met een hulpaccu is gevaarlijk
als dit niet correct wordt verricht. Volg
daarom zorgvuldig de procedure
fig. 139. We raden u ten zeerste aan
om de werkzaamheden door een
onderhoudsmonteur te laten verrichten
als u niet zeker bent over het starten
met de hulpaccu.
BELANGRIJK Bij gebruik van hulpaccu
dient men zich te houden aan de
instructies voor gebruik en de
voorzorgsmaatregelen die zijn
aangegeven door de fabrikant.
159
Page 162 of 236

BELANGRIJK Gebruik geen hulpaccu
of enige andere externe voedingsbron
met een spanning hoger dan 12 V: de
accu, de startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Met een voeding van 24 V (twee serie
geschakelde 12 V-accu's of een 24 V
motor-generator) kunt u een 12 V
starter, het contact en andere
elektrische onderdelen onherstelbaar
beschadigen.BELANGRIJK Probeer niet te starten
met hulpaccu als de accu nat is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
PROCEDURE STARTEN
MET EEN HULPACCU
BELANGRIJK Het verkeerd uitvoeren
van onderstaande procedure kan
ernstige letsel bij mensen of schade
aan het laadsysteem van één of beide
voertuigen tot gevolg hebben. Volg de
onderstaande instructies nauwkeurig
op.
Ga als volgt te werk om de auto te
starten met een hulpaccu:
verwijder het accudeksel fig. 140;
verzeker u ervan dat de hulpaccu
12 V levert en dat de negatieve
accupool is geaard;
voorkom dat de beide voertuigen
elkaar raken als de hulpaccu in een
ander voertuig is aangebracht. Schakel
de motor van het voertuig met de
hulpaccu en alle onnodige elektrische
ladingen in de beide voertuigen uit;
sluit de accukabels aan volgens de
aanwijzingen van de paragraaf
"Voorbereidingen voor starten met
hulpaccu":
– sluit een uiteinde van een kabel aan
op de positieve pool van de
ontladen accu;
– sluit het andere uiteinde aan op de
positieve pool van de hulpaccu;
– sluit een uiteinde van de andere
kabel aan op de negatieve pool van
de hulpaccu;
– sluit het andere uiteinde aan op het
massapunt buiten bereik van de
ontladen accu, zie de illustratie.
start de motor van het voertuig met
de hulpaccu en laat de motor een
aantal minuten lopen. Start vervolgens
de motor van het andere voertuig;
haal aan het einde de kabels los door
de eerder beschreven procedure in
omgekeerde volgorde uit te voeren;
13908030100-121-001
14008030100-122-001
160
IN GEVAL VAN NOOD
Page 163 of 236

installeer het accudeksel als het
verwijderd is door de
demontageprocedure in omgekeerde
volgorde uit te voeren.
BELANGRIJK Verifieer of de deksels
stevig zijn vastgezet.
BELANGRIJK De leerprocedure met het
tandwiel uitvoeren zoals beschreven in
het hoofdstuk “Accu-onderhoud” (zie
hoofdstuk “Onderhoud en verzorging”).
BELANGRIJK
176)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of het
contact op OFF staat. Controleer bij het
tanken of de motor is afgezet (en of het
contact op OFF staat).
177)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor
verwondingen. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
178)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
179)Accu's bevatten een zuur dat de huid
of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst
brandbaar en explosief is. Houd ze daarom
uit de buurt van vlammen of apparaten die
vonken kunnen afgeven.180)Voorkom dat de positieve (+) pool van
de accu met een ander metalen voorwerp
in aanraking komt waardoor vonken
kunnen ontstaan. Vlammen en vonken in
de buurt van open accucellen zijn
gevaarlijk. Waterstofgas dat tijdens de
normale werking van de accu
geproduceerd wordt, kan vlam vatten
waardoor de accu kan ontploffen. Een
ontploffende accu kan ernstige
brandwonden en letsel veroorzaken.
Voorkom dat metalen gereedschappen de
positieve (+) of negatieve (-) pool van de
accu kunnen raken bij werkzaamheden in
de buurt van de accu.
181)Houd open vuur, met inbegrip van
sigaretten en vonken, buiten bereik van
open accucellen. Vlammen en vonken in de
buurt van open accucellen zijn gevaarlijk.
Waterstofgas dat tijdens de normale
werking van de accu geproduceerd wordt,
kan vlam vatten waardoor de accu kan
ontploffen. Een ontploffende accu kan
ernstige brandwonden en letsel
veroorzaken.
182)Probeer een bevroren accu of een
accu met een laag vloeistofpeil niet met
een hulpaccu te starten. Een bevroren
accu of een accu met een laag vloeistofpeil
met een hulpaccu starten is gevaarlijk. De
accu kan barsten of ontploffen en ernstig
letsel veroorzaken.
183)Houd de accukabels buiten bereik
van bewegende onderdelen. Een
accukabel aansluiten in de buurt van
bewegende onderdelen (koelventilator,
riemen) is gevaarlijk. De accukabel kan
vastgeklemd worden wanneer de motor
start en ernstig letsel veroorzaken.184)Start een voertuig nooit door het te
slepen. Een voertuig slepen om het te
starten is gevaarlijk. Het gesleepte voertuig
kan naar voren springen wanneer de motor
start, waardoor de twee voertuigen tegen
elkaar botsen. De inzittenden kunnen
gewond raken.
185)Sluit de minkabel aan op een goed
massapunt (zie de afbeelding) op afstand
van de accu. Het uiteinde van de tweede
accukabel op de negatieve (–) pool van de
ontladen accu aansluiten is gevaarlijk. Door
een vonk kan het gas rondom de accu
ontploffen en letsel veroorzaken.
BELANGRIJK
34)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
161
Page 164 of 236

SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
BEVESTIGING VAN DE
TREKHAKEN
35) 36) 37)
Ga als volgt te werk:
verwijder het sleepoog en de
wielbeugel uit de bagageruimte;
omwikkel een platte
schroevendraaier of een soortgelijk
gereedschap met een zachte doek om
schade aan een gelakte bumper te
voorkomen, en open de dop op de
voorbumper 1 fig. 141 of de
achterbumper 2 fig. 142;
BELANGRIJK Oefen niet te veel kracht
uit aangezien daardoor schade op de
dop of krassen op de gelakte bumper
kunnen ontstaan.
BELANGRIJK Verwijder de dop volledig
en berg hem op zodat u de dop niet
verliest.
breng het sleepoog stevig met de
wielbeugel of een soortgelijk middel aan
de voorkant fig. 143 en achterkant
fig. 144 aan;
haak de sleepkabel aan het
sleepoog.Opmerking
Zorg er bij het slepen onder de
volgende omstandigheden voor dat u
het sleepoog en de trekhaak, de
carrosserie van het voertuig of het
transmissiesysteem niet beschadigt:
sleep geen voertuig dat zwaarder is
dan uw eigen voertuig;
geef niet plotseling gas met uw
voertuig omdat daardoor het sleepoog
14108060203-121-001
14208060203-122-00114308060201-121-001
14408060201-122-001
162
IN GEVAL VAN NOOD
Page 165 of 236

en de trekhaak of sleepkabel aan een
zware schok worden blootgesteld;
bevestig de sleepkabel uitsluitend
aan het sleepoog en de trekhaak.
BELANGRIJK Gebruik het sleepoog in
geval van nood (bijvoorbeeld om het
voertuig uit een geul of een hoop
sneeuw te verwijderen).
BELANGRIJK Houd de kabel of ketting
altijd in een rechte lijn ten opzichte van
het sleepoog wanneer u de sleepogen
gebruikt. Pas geen zijwaartse kracht
toe.
BELANGRIJK Omwikkel het deel van
de ketting of kabel in de buurt van de
bumper met een zachte doek om
schade aan de bumper te voorkomen
wanneer u met een kabel of ketting
sleept.
BELANGRIJK
35)Plaats het contact op OFF, alvorens het
voertuig te slepen.
36)Maak voor de montage van de trekhaak
de schroefdraad zorgvuldig schoon.
Controleer of de trekhaak volledig op de
schroefdraadpen is gedraaid, alvorens het
voertuig te slepen.37)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het is
toegestaan de auto over korte afstanden te
slepen m.b.v. geschikte middelen conform
de verkeerswetgeving (starre stang), om de
auto over de weg te verplaatsen om hem
gebruiksklaar te maken voor het slepen of
voor transport met takelwagen. Sleepogen
MOGEN NIET worden gebruikt om
voertuigen offroad (d.w.z. op het terrein) te
slepen of waar hindernissen zijn en/of voor
het slepen met kabels of andere niet-starre
hulpmiddelen. In overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden, moet voor
het slepen gebruik gemaakt worden van
twee voertuigen (een slepend en een
gesleept voertuig), die zich beide zo veel
mogelijk op één lijn bevinden.
SLEPEN BIJ PECH
BESCHRIJVING VAN HET SLEPEN
Om schade aan het voertuig te
voorkomen is correct ophijsen en
slepen vereist. Houd u aan de nationale
en plaatselijke wetten.
De aandrijfwielen (achterwielen) van een
gesleept voertuig moeten doorgaans
van de grond zijn verheven. Gebruik
wieldolly's als overmatige schade of
andere omstandigheden dit niet
mogelijk maken.
Ontgrendel de parkeerrem wanneer u
het voertuig met de achterwielen op de
grond sleept.
BELANGRIJK Sleep het voertuig niet
achterstevoren met de aandrijfwielen op
de grond. Daardoor kan inwendige
schade aan de transmissie worden
veroorzaakt.
BELANGRIJK Sleep niet met een
stropachtig hulpmiddel. Daardoor kan
uw voertuig beschadigd raken. Gebruik
een wiellift of een flatbed-hulpmiddel.
163
Page 166 of 236
U kunt het voertuig met alle vier de
wielen op de grond slepen met behulp
van de trekhaak aan de voorkant van
het voertuig als in geval van nood geen
sleepdienst beschikbaar is. Sleep het
voertuig uitsluitend op lage snelheid en
slechts een korte afstand over verharde
wegen.
Volg deze aanwijzingen wanneer het
voertuig met alle vier de wielen op de
grond moet worden gesleept:
plaats de versnelling in de vrijstand
(handgeschakelde versnellingsbak) of in
N (automatische versnellingsbak);
schakel het contact naar ACC;
maak de parkeerrem los.
OPMERKING Onthoud dat de rem- en
stuurbekrachtiging niet beschikbaar zal
zijn als de motor niet loopt.
164
IN GEVAL VAN NOOD
Page 167 of 236
ONDERHOUD EN ZORG
Dankzij correct onderhoud kunnen de
prestaties van het voertuig, evenals
beperkte bedrijfskosten en het behoud
van de efficiëntie van de
veiligheidssystemen gedurende langere
tijd gegarandeerd worden.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD..............166
MOTORRUIMTE.............173
ACCU OPLADEN............178
WIELEN EN BANDEN.........179
CARROSSERIE.............181
INTERIEUR................183
165
Page 168 of 236

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
INLEIDING
Deze handleiding bevat aanwijzingen
voor inspectie en onderhoud die strikt
moeten worden gevolgd om letsel van
uzelf en anderen of schade aan uw
voertuig te voorkomen.
We raden u ten zeerste aan om bij
twijfel over een te volgen procedure het
werk te laten uitvoeren door een
betrouwbare, gekwalificeerde garage,
bijvoorkeur het Fiat Servicenetwerk.
Uw voertuig is het beste gediend met
door de fabriek opgeleide
FCA-monteurs en originele
FCA-onderdelen. Alleen deskundige
ondersteuning en specifiek voor uw
voertuig gemaakte originele onderdelen
staan garant voor adequaat, volledig en
toereikend onderhoud, zodat u zich
onnodige problemen bespaart. Een
ondeskundige uitvoering van
werkzaamheden kan leiden tot schade
aan uw voertuig, ongevallen en letsel.
Neem voor gedegen advies en
hoogwaardige service contact op met
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
De eigenaar dient de documentatie te
bewaren waarmee kan worden
aangetoond dat het onderhoud correcten volgens de voorschriften is
uitgevoerd.
Aanspraak op de garantie is niet
mogelijk als het defect te wijten is aan
gebrekkig onderhoud en niet aan
materiaal- of fabricagefouten.
Aanspraken op de garantie worden niet
gehonoreerd als het defect te wijten is
aan gebrekkig onderhoud en niet aan
materiaal- of fabricagefouten.
Geprogrammeerd onderhoud
OPMERKING Blijf na de
voorgeschreven periode het
beschreven onderhoud uitvoeren
volgens de aanbevolen intervallen.
Emissieregel- en gerelateerde
systemen
Het ontstekingssysteem en het
brandstofsysteem zijn uiterst belangrijk
voor het emissieregelsysteem en voor
een efficiënte werking van de motor.
Probeer er dus zelf niets aan te
veranderen.
Alle inspecties en aanpassingen
moeten door een expert worden
uitgevoerd, bij voorkeur door het Fiat
Servicenetwerk.
VOORZORGSMAAT
REGELEN BIJ
ONDERHOUD DOOR
EIGENAAR
186) 187) 188)
38)
Routine-onderhoud
We bevelen u ten zeerste aan deze
controles dagelijks of in elk geval
wekelijks uit te voeren:
Motorolieniveau
Niveau motorkoelvloeistof
Peil rem- en koppelingvloeistof
Niveau ruitensproeiervloeistof
Accuonderhoud
Bandenspanning
Bij verkeerd of onvolledig onderhoud
kunnen problemen ontstaan. De
aanwijzingen in dit hoofdstuk hebben
alleen betrekking op eenvoudig uit te
voeren controles en onderhoud.
Zoals is uitgelegd in de paragraaf
“Inleiding”, zijn er diverse procedures
die alleen met speciaal gereedschap
kunnen worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde onderhoudsmonteur.
Verkeerd doe-het-zelf onderhoud
tijdens de garantieperiode kan gevolgen
hebben voor de garantie. Zie voor
nadere bijzonderheden de aparte
garantieverklaring die met het voertuig
wordt meegeleverd. Laat bij twijfel over
166
ONDERHOUD EN ZORG