Page 73 of 130
Voor uw veiligheid – controles voor het rijden
5-3
1
2
3
456
7
8
9
10
11
12
Framebevestigingen Controleer of alle moeren, bouten
en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast. —
Luchtaanzuigkanaal Controleer of het luchtaanz
uigkanaal niet is geblokkeerd.
Verwijder vreemde voorwerpen van het rooster indien nodig. —
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars Controleer de werking.
Corrigeer indien nodig.
—
Zijstandaardschakelaar Controleer de werking van het startspersysteem.
Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een Yamaha dealer de machine te
controleren. 4-46
ITEM CONTROLES PAGINA
Page 74 of 130

6-1
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
Gebruik en belangri jke rij-informatie
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk eenongeval of letsel tot gevolg.
DAU73460
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een traagheidsmeeteenheid (IMU) die
de motor laat afslaan als de machine
kantelt. Draai in dat geval de sleutel
naar “OFF” en dan naar “ON” alvorens
te proberen de motor opnieuw te star-
ten. Als u dat niet doet zal de motor
niet starten, ondanks dat de motor
wordt aangezwengeld als u op de
startknop drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Druk in dat
geval eenvoudigweg op de startknopom de motor weer te starten.
DAU79301
Starten van de motorHet startspersysteem (pagina 4-47) staat
starten alleen toe als aan een van de vol-
gende voorwaarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Om de motor te starten
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
2. Controleer of de volgende waarschu- wings- en controlelampjes gaan bran-
den.
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
Waarschuwingslampje oliedruk en
koelvloeistoftemperatuur*
ABS-waarschuwingslampje*
Waarschuwingslampje brandstof-
niveau*
Waarschuwingslampje stuurdem-
per en vering
Controlelampje schakelmoment
Controlelampje stabiliteitsregeling
Page 75 of 130

Gebruik en belangrijke rij-informatie6-2
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
Controlelampje startblokkering
OPMERKING
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden en aan blijven tot de
machine een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) bereikt.
Het waarschuwingslampje oliedruk en
koelvloeistoftemperatuur moet gaan
branden, kort uitgaan, en dan blijven
branden totdat de motor is gestart.
Het waarschuwingslampje brandstof-
niveau blijft branden als er weinigbrandstof in de tank aanwezig is.
LET OP
DCA24110
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet werkt zoals hierboven be-
schreven, vraag dan uw Yamaha dealerom de machine te controleren. 3. Zet de versnellingsbak in de vrijstand (of houd de koppelingshendel inge-
knepen met de zijstandaard omhoog).
4. Druk op de startknop en laat deze weer los als de motor start.
Als de motor niet binnen 5 seconden
start nadat op de startknop is gedrukt,
wacht dan 10 seconden alvorens op-
nieuw op de knop te drukken zodat de
accuspanning kan worden hersteld.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van demotor!
DAU67080
SchakelenDoor de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.OPMERKINGSchakel voor snel opschakelen het snel-
schakelsysteem in. Zi e QSS op pagina 4-17voor meer informatie.LET OP
DCA22520
Rijd niet lange tijd met afgezette
motor, ook niet met de versnellings-
1. Schakelpedaal
2. Vrijstand
1
1
2
2 3 4
5 6
N
Page 76 of 130

Gebruik en belangrijke rij-informatie
6-3
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
bak in de vrijstand, en sleep de mo-
torfiets niet over lange afstanden.
De versnellingsbak wordt alleen af-
doende gesmeerd terwijl de motor
draait. Door onvoldoende smering
kan de versnellingsbak worden be-
schadigd.
Gebruik behalve bij opschakelen
met het QSS ingeschakeld altijd de
koppeling om de versnellingsbak te
schakelen om schade aan de mo-
tor, de versnellingsbak en de aan-
drijflijn te voorkomen. Deze
onderdelen zijn door hun construc-
tie niet bestand tegen de schokkendie optreden bij belast schakelen.
DAU16811
Tips voor een zuinig
brandstofverbruikHet brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Schakel snel en soepel door en ver-
mijd hoge toerentallen terwijl u accele-
reert.
Geef geen gas tijdens het terugscha-
kelen en voorkom dat de motor onbe-
last met een hoog toerental draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16842
InrijperiodeDe belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAU17085
0–1000 km (0–600 mi)
Laat de motor niet langer dan 7000 tpm
achtereen draaien. LET OP: Na 1000 km
(600 mi) moet de motorolie worden ver-
verst en moet de oliefilterpatroon of het
oliefilterelement worden vervan-
gen.
[DCA10303]
1000–1600 km (600–1000 mi)
Laat de motor niet langer dan 8400 tpm
achtereen draaien.
Page 77 of 130

Gebruik en belangrijke rij-informatie6-4
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.LET OP
DCA10311
Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone wijst.
Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine tecontroleren.
OPMERKINGTijdens en na de inrijperiode van de motor
kan door de hitte van de uitlaatgassen de
uitlaatpijp iets verkleuren, maar dit is volko-men normaal.
DAU17214
ParkerenZet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10312
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen en brandwonden kun-
nen oplopen.
Parkeer nooit op een helling of een
zachte ondergrond, hierdoor kan de
machine kantelen met mogelijk
brandstoflekkage en brand tot ge-
volg.
Parkeer niet nabij gras of andere
brandbare materialen die vlam zou-den kunnen vatten.
Page 78 of 130

7-1
1
2
3
4
5
67
8
9
10
11
12
Periodiek onderhoud en afstelling
DAU17246
Door periodiek inspec ties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en efficiënt
mogelijke conditie blijft. De eigenaar/be-
stuurder van de machine is verplicht de op-
timale veiligheid te waarborgen. Op de
volgende pagina's wordt de belangrijkste in-
formatie met betrekki ng tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema's moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn onder
normale rijcondities. He t is echter mogelijk
dat de intervalperioden voor onderhoud
moeten worden verkort afhankelijk van het
weer, het terrein, de geografische locatie en
individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10322
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhouddan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15123
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de motor af tenzij anders aangegeven.
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-2 voor meer in-formatie over koolmonoxide.WAARSCHUWING
DWA15461
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voeringen kunnen tijdens het gebruik
zeer heet worden. Laat onderdelen van
het remsysteem afkoelen alvorens dezeaan te raken.
DAU17303
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een ju
iste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onderhouds-
schema’s is het emissiecontrole-onderhoud
apart gegroepeerd. Dit onderhoud vereist
gespecialiseerde gegevens, kennis en ge-
reedschap. Onderhoud, vervanging, of re-
paratie van emissiecontroleapparatuur en
-systemen kan door elke gecertificeerde re-
parateur worden uitgev oerd (indien van toe-
passing). Yamaha dealers beschikken over
de training en het gereedschap om dit on-
derhoud uit te voeren.
Page 79 of 130
Periodiek onderhoud en afstelling
7-2
1
2
3
4
5
678
9
10
11
12
DAU67090
BoordgereedschapssetDe boordgereedschapsset dient afzonder-
lijk van de machine te worden bewaard. Er
zijn echter twee zeskantsleutels onder het
duozadel bevestigd. (Zie pagina 4-37.)
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het meegeleverde gereedschap zijn
bedoeld om u te ondersteunen bij het uit-
voeren van preventief onderhoud en kleine-
re reparaties. Voor de correcte uitvoering
van bepaalde onderhoudswerkzaamheden
is echter het gebruik van extra gereedschap
zoals een momentsleutel vereist.OPMERKINGLaat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaalde
werkzaamheden vereist zijn.
1. Zeskantsleutel
1
Page 80 of 130

Periodiek onderhoud en afstelling
7-3
1
2
3
4
5
67
8
9
10
11
12
DAU71030
OPMERKING
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onderhouds-
beurt op kilometerbasis of, voor Groot-B rittannië, op mijlbasis wordt verricht.
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km (30000 mi), beginnend vanaf 10000 km (6000 mi).
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
DAU71051
Periodiek onderhoudsschema voor het uitstootcontrolesysteemNR. ITEM CONTROLE OF
ONDERHOUDSBEURT KILOMETERSTAND
JAARLIJKSE
CONTROLE
1000 km (600 mi) 10000 km
(6000 mi) 20000 km
(12000 mi) 30000 km
(18000 mi) 40000 km
(24000 mi)
1 * Brandstofleiding Controleer de brandstofslangen
op scheurtjes of beschadigingen.
Vervang indien nodig. √√√√√
2*Bougies Controleer de conditie.
Reinig en stel elektrodenafstand
af. √√
Vervangen. √√
3 * Klepspeling Controleren en afstellen. Elke 40000 km (24000 mi)
4 * Brandstofinjectie Controleer het stationaire
toerental van de motor. √√√√√√
Controleer de synchronisatie en stel deze af. √√√√√
5 * Uitlaatsysteem Controleer op lekkage.
Zet indien nodig vast.
Vervang pakkingen indien nodig. √√√√√