Page 57 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-35
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kledingmorst, trek dan andere kleding aan.
DAU75320
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren enook aan het uitlaatsysteem.
OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer bij het tanken of het vulpi-stool dezelfde markering draagt.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol. Gas-
ohol met ethanol kan worden gebruikt, mits het ethanolgehalte niet hoger is dan 10%
(E10). Gasohol met methanol wordt niet
aangeraden door Yamaha aangezien deze
schade kan toebrengen aan het brandstof-
systeem of problemen kan opleveren met
de voertuigprestaties.
Voorgeschreven brandstof: Loodvrije superbenzine (gasohol
[E10] acceptabel)
Inhoud brandstoftank:
17 L (4.5 US gal, 3.7 Imp. gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brand-
stofniveau gaat branden): 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)
E10
Page 58 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-36
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU58081
Tankbeluchtingsslang en
overloopslangAlvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer alle slangen op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.
Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
Controleer of het uiteinde van alle
slangen buiten het stroomlijnpaneel is
geplaatst.
Controleer of alle slangen door de
klemmen of geleiders lopen.
DAU13434
UitlaatkatalysatorDit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden totoververhitting.
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
1. Klem
2. Overloopslang brandstoftank
3. Tankbeluchtingsslang
1
2
3
Page 59 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-37
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
DAU66570
ZadelsDuozadel
Verwijderen van het duozadel1. Steek de sleutel in het zadelslot en draai rechtsom.
2. Trek de voorzijde van het duozadel omhoog en trek het zadel naar voren.
Aanbrengen van het duozadel1. Steek het uitsteek sel aan de achterzij-
de van het duozadel in de zadelbeves-
tiging zoals afgebeeld en druk dan de
voorzijde van het zadel omlaag om te
vergrendelen. 2. Neem de sleutel uit.
Bestuurderszadel
Verwijderen van het bestuurderszadel
1. Verwijder het duozadel.
2. Trek de hoeken aan de achterkant van het bestuurderszadel omhoog zoals
afgebeeld. Verwijder vervolgens de
bouten met de zeskantsleutel die on-
der het duozadel zit en trek het zadel
eraf. Aanbrengen van het bestuurderszadel
1. Steek de uitsteeksels in de zadelhou-
ders zoals afgebeeld en plaats het za-
del dan in de oorspronkelijke positie.
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
12
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
1. Bout
1. Zeskantsleutel
1
1
Page 60 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-38
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
2. Breng de bouten aan met de zeskant- sleutel.
3. Plaats de zeskantsleutel terug in de houder.
4. Installeer het duozadel.OPMERKINGControleer of de zadels stevig zijn vergren-deld alvorens te gaan rijden.
DAU67156
CCU (voor modellen met CCU)De CCU (communicatieregeleenheid) is
verbonden met het CAN (controller area
network) van de machine en voorzien van
een GPS-ontvanger voor de registratie van
voertuig- en rijgegevens (zie “Logging” op
pagina 4-21). Geregistreerde gegevens en
YRC-instellingen zijn toegankelijk via een
smartphone of tablet die draadloos met het
CCU-netwerk wordt verbonden.OPMERKINGGa naar de app-winkel van Google© of Ap-
ple© en download de app “Y-TRAC” voor
toegang tot de geregistreerde gegevens en
de app “YRC Setting” voor het aanpassenvan de YRC-instellingen op afstand.
Om aan te sluiten op het draadlozeCCU-netwerk1. Verwijder de schroeven, beweeg de GPS-ontvanger opzij en verwijder dan
de zadelkap zoals getoond. 2. Noteer het serienummer van de CCU.
3. Draai de sleutel naar “ON” en plaats
een smartphone of tablet met draadlo-
ze functionaliteit bij de machine.
4. Zoek verbinding met het draadloze
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
1. Schroef
2. Zadelkap
3. GPS-ontvanger
1. Serienummer CCU1
1
2
3
1
Page 61 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-39
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
netwerk “YAMAHA MOTOR CCU”
door het serienummer van de CCU in
te voeren als wachtwoord.
5. Plaats de zadelkap en GPS-ontvanger in de oorspronkelijke positie en breng
dan de schroeven aan.
OPMERKINGAangezien alle modellen met CCU een
draadloos netwerk me t een vergelijkbare
naam hebben, wordt aangeraden om
slechts één machine tegelijk in te schakelenom verwarring te voorkomen.
DAU66920
Opbergruimte voor documentenDe machine heeft een opbergruimte voor
documenten achter paneel C. (Zie
pagina 7-9.)
Als u de gebruikershandleiding of registra-
tie- en verzekeringsdocumenten in de op-
bergruimte voor documenten plaatst, doe
ze dan in een plastic zak om nat worden te
voorkomen. Voorkom bij het wassen van de
machine dat water de opbergruimte voor
documenten binnendringt.LET OP
DCA22540
Plaats geen hittegevoelige voorwerpen
in de opbergruimte voor documenten.
Deze ruimte kan heet worden wanneer
de motor draait of de machine in direct
zonlicht is geplaatst.
1. Opbergruimte voor documenten
2. Paneel C
1
2
Page 62 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-40
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU47261
AchteruitkijkspiegelsDe achteruitkijkspiegels van dit voertuig
kunnen naar voren worden geklapt om het
parkeren in smalle ruimten te vergemakke-
lijken. Klap de spiegels terug in hun oor-
spronkelijke stand voordat u gaat rijden.
WAARSCHUWING
DWA14372
Vergeet niet de achteruitkijkspiegels in
hun oorspronkelijk stand terug te klap-pen alvorens weg te rijden.
DAU66474
Afstellen van de voorvorkLET OP
DCA22471
Let erop dat u de goudkleurig ge-
anodiseerde afwerking niet bescha-
digt bij het afstellen van de vering.
Probeer nooit voorbij de maximum-
of minimuminstellingen te draaien
om schade aan de interne mecha-
nismen van de vering te voorko-men.
Voor YZF-R1
Dit model is voorzien van instelbare vering.
De veervoorspanning, uitgaande demping
en ingaande demping van beide vorkpoten
kunnen worden ingesteld.WAARSCHUWING
DWA10181
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolgzijn.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
moer op beide vorkpoten in de richting (a).
Draai om de veervoorspanning te verlagen en zo de vering zachte
r te maken de stel-
moer op beide vorkpoten in de richting (b).
Uitgaande demping
Draai om de uitveerdemping te verhogen en
zo de vering stugger te maken de stelbout
op beide vorkpoten in de richting (a). Draai
om de uitveerdemping te verlagen en zo de
vering zachter te maken de stelbout op bei-
de vorkpoten in de richting (b).
1. Rijstand
2. Parkeerstand11
2 22
2
1. Stelmoer veervoorspanningAfstelling veervoorspanning:Minimum (zacht):0 slag(en) in de richting (a)*
Standaard:
9 slag(en) in de richting (a)*
Maximum (hard): 15 slag(en) in de richting (a)*
* Met de stelmoer volledig gedraaid in de richting (b)
1
(a) (b)
Page 63 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-41
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
Ingaande demping
Draai om de ingaande demping te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (a).
Draai om de ingaande demping te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (b).
OPMERKING
Door geringe productie-afwijkingen zal
het totaal aantal klikken van een instel-
mechanisme voor veerdemping niet
altijd exact met bovenstaande specifi-
caties overeenkomen; het werkelijke
aantal klikken vormt echter wel altijd
het complete afstelbereik. Voor een
nauwkeurige afstelling moet u het aan- tal klikken controleren en zo nodig de
minimum- en standaardspecificaties
aanpassen.
Wanneer u de stelbout voor veerdem-
ping in de richting (a) draait, kunnen de
positie van 0 klikken en de positie van1 klik gelijk aan elkaar zijn.
Voor YZF-R1M
Dit model is voorzi en van elektronische
racevering van ÖHLINS.
De ingaande en uitgaande dempingskrach-
ten worden elektronisch afgesteld. (Zie
ERS op pagina 4-19.)
Veervoorspanning
De veervoorspanning wordt handmatig af-
gesteld.
1. Zet de machine uit.
2. Schuif de rubber afdekking van elke stekker terug.
3. Haal de stekker los van elke vorkpoot. LET OP: Gebruik om beschadiging
van de stekkers te voorkomen geen
scherpe gereedschappen of over-
matige kracht.
[DCA22770]
1. Stelbout uitgaande dempingAfstelling uitgaande demping: Minimum (zacht):
14 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard: 7 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard): 0 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelbout volledig gedraaid in
de richting (a)
1
(a) (b)
1. Stelbout ingaande dempingAfstelling ingaande demping:
Minimum (zacht):
23 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard: 17 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard): 0 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelbout volledig gedraaid in
de richting (a)
1
(a) (b)
Page 64 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-42
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
4. Draai om de veervoorspanning te ver- hogen en zo de vering stugger te ma-
ken de stelbout op beide vorkpoten in
de richting (a). Draai om de veervoor-
spanning te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelbout op beide
vorkpoten in de richting (b).
5. Sluit de stekker van elke vorkpoot aan.
6. Schuif de rubber afdekking weer naarde oorspronkelijke positie.
DAU66493
Schokdemperunit afstellen
WAARSCHUWING
DWA10222
Deze schokdemperunit is gevuld met
stikstofgas onder hoge druk. Lees de
onderstaande informatie zorgvuldig
door alvorens werkzaamheden uit te
voeren aan de schokdemperunit.
Probeer de gascilinder niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.
Stel de schokdemperunit niet bloot
aan open vuur of een andere hitte-
bron. Hierdoor kan de gasdruk zo
hoog oplopen dat de unit explo-
deert.
Voorkom vervorming of beschadi-
ging van de cilinder. Schade aan de
cilinder zal resulteren in slechte
dempingsprestaties.
Werp een beschadigde of versleten
schokdemperunit niet zelf weg.
Breng de schokdemperunit voor elk
onderhoud naar een Yamaha-dea-ler.
LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
1. Rubberafdekking
2. Kabelaansluiting
2
1
1. Stelbout veervoorspanningAfstelling veervoorspanning:Minimum (zacht):
0 slag(en) in de richting (a)*
Standaard: 5 slag(en) in de richting (a)*
Maximum (hard): 15 slag(en) in de richting (a)*
* Met de stelmoer volledig gedraaid in
de richting (b)
1
(a) (b)