Page 65 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-43
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
men.
Voor YZF-R1:
Dit model is voorzien van instelbare vering.
De veervoorspanning, uitgaande demping,
snelle ingaande demping en langzame in-
gaande demping kunnen worden ingesteld.
Veervoorspanning 1. Draai de borgmoer los.
2. Draai om de veervoorspanning te ver-
hogen en zo de vering stugger te ma-
ken de stelring in de richting (a). Draai
om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de
stelring in de richting (b).
De instelling voor de veervoorspan-
ning wordt bepaald door de afstand A
te meten. Hoe groter afstand A, des te
hoger de veervoorspanning; hoe klei-
ner afstand A , des te lager de veer-
voorspanning.
Verricht de afstelling met de speci-
ale sleutel in de boordgereed-
schapsset. 3.
Draai de borgmoer vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
LET OP:
Draai de borgmoer altijd vast tegen
de stelring, en haal de borgmoer
vervolgens aan met het voorge-
schreven aanhaalmoment.[DCA22760]
Uitgaande demping
Draai om de uitgaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelschroef in de richting (a). Draai om de
uitgaande demping te verlagen en zo de ve-
ring zachter te maken de stelschroef in de
richting (b).
1. Stelring veervoorspanning
2. Borgmoer
1. Afstand A
(a) (b)1
2
1
Veervoorspanning:
Minimum (zacht):Afstand A = 77.5 mm (3.05 in)
Standaard:
Afstand A = 79.0 mm (3.11 in)
Maximum (hard): Afstand A = 85.5 mm (3.37 in)
Aanhaalmoment: Borgmoer:25 N·m (2.5 kgf·m, 18 lb·ft)
Page 66 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-44
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
Ingaande demping
Snelle ingaande dempingDraai om de ingaande demping te verhogen
en zo de snelle ingaande demping stugger
te maken de stelbout in de richting (a). Draai
om de ingaande demping te verlagen en zo
de vering zachter te maken de stelbout in de
richting (b). Langzame ingaande demping
Draai om de ingaande demping te verhogen
en zo de langzame ingaande demping stug-
ger te maken de stelschroef in de richting
(a). Draai om de ingaande demping te ver-
lagen en zo de vering zachter te maken de
stelschroef in de richting (b).
OPMERKING
Door geringe productie-afwijkingen zal
het totaal aantal klikken van een instel-
mechanisme voor veerdemping niet
altijd exact met bovenstaande specifi-
caties overeenkom
en; het werkelijke
aantal klikken vormt echter wel altijd
het complete afstelbereik. Voor een
1. Stelschroef uitgaande dempingAfstelling uitgaande demping: Minimum (zacht):
23 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard: 12 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard): 0 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid
in de richting (a)(a) (b)
1
1. Stelbout snelle ingaande dempingInstelling snelle ingaande demping
Minimum (zacht):
5.5 slag(en) in de richting (b)*
Standaard: 3 slag(en) in de richting (b)*
Maximum (hard): 0 slag(en) in de richting (b)*
* Met de stelbout volledig gedraaid in
de richting (a)
(a) (b)
1
1. Stelschroef langzame ingaande dempingInstelling langzame ingaande dem-
ping Minimum (zacht):18 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard): 0 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid in de richting (a)
(a) (b)
1
Page 67 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-45
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
nauwkeurige afstelling moet u het aan-
tal klikken controleren en zo nodig de
minimum- en standaardspecificaties
aanpassen.
Wanneer u de stelbout voor veerdem-
ping in de richting (a) draait, kunnen de
positie van 0 klikken en de positie van1 klik gelijk aan elkaar zijn.
Voor YZF-R1M:
Dit model is voorzien van elektronische
racevering van ÖHLINS.
Ingaande en uitgaande dempingskrach-
ten
De ingaande en uitgaande demping worden
elektronisch geregeld en afgesteld via het
menuscherm. Zie ERS op pagina 4-19 voor
informatie over het aanpassen van deze in-
stellingen.
Veervoorspanning
De veervoorspanning wordt handmatig af-
gesteld.
LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-men. 1. Draai de borgmoer los.
2. Draai om de veervoorspanning te ver-
hogen en zo de vering stugger te ma-
ken de stelring in de richting (a). Draai
om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de
stelring in de richting (b).
De instelling voor de veervoorspan-
ning wordt bepaald door de afstand A
te meten. Hoe groter afstand A, des te
hoger de veervoorspanning; hoe klei-
ner afstand A , des te lager de veer-
voorspanning.
Verricht de afstelling met de speci-
ale sleutel in de boordgereed-
schapsset.
3.
Draai de borgmoer vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
LET OP:
Draai de borgmoer altijd vast tegen
de stelring, en haal de borgmoer
vervolgens aan met het voorge-
schreven aanhaalmoment.[DCA22760]
1. Stelring veervoorspanning
2. Borgmoer
1
(a) (b)
2
1. Afstand AVeervoorspanning:
Minimum (zacht):
Afstand A = 0 mm (0.00 in)
Standaard: Afstand A = 4 mm (0.16 in)
Maximum (hard): Afstand A = 9 mm (0.35 in)
Aanhaalmoment: Borgmoer:
25 N·m (2.5 kgf·m, 18 lb·ft)
1
Page 68 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-46
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU67050
EXUP-systeemDit model is uitgerust met het Yamaha
EXUP-systeem (regelsy steem voor uitlaat-
druk). Dit systeem verhoogt het motorver-
mogen door middel van een klep die de
uitlaatstroom binnen de uitlaatkamer regelt.LET OP
DCA15611
Het EXUP-systeem werd afgesteld en
uitgebreid getest op de Yamaha fabriek.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische kennis
aanwezig is, kan de werking van de mo-
tor achteruitgaan of wordt de motor be-schadigd.
DAU70641
Gelijkstroom kabelstekker voor
accessoiresDit voertuig is uitgerust met een gelijk-
stroom kabelstekker voor accessoires.
Raadpleeg uw Yamaha dealer voordat u
accessoires monteert.
DAU15306
ZijstandaardDe zijstandaard bevindt zich aan de linker-
zijde van het frame. Tr ek of druk de zijstan-
daard met uw voet omhoog of omlaag
terwijl u de machine rechtop houdt.OPMERKINGDe ingebouwde sperschakelaar voor de zij-
standaard maakt deel uit van het startsper-
systeem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blok-
keert. (Zie de volgende paragraaf voor eenuitleg over het startspersysteem.)
WAARSCHUWING
DWA10242
Met de machine mag nooit worden gere-
den terwijl de zijstandaard omlaag staat
of niet behoorlijk kan worden opgetrok-
ken (of niet omhoog blijft), anders kan de
zijstandaard de grond raken en zo de be-
stuurder afleiden, waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt. Het
Yamaha startspersysteem is ontworpen
om de bestuurder te helpen bij zijn ver-
antwoordelijkheid de zijstandaard op te
trekken alvorens weg te rijden. Contro-
leer dit systeem daarom regelmatig en
laat het repareren door een Yamaha dea-ler als de werking niet naar behoren is.
Page 69 of 130
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-47
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
DAU57950
StartspersysteemHet startspersysteem (waarvan de zijstan-
daardschakelaar, de koppelingshen-
delschakelaar en de vrijstandschakelaar
deel uitmaken) heeft de volgende functies.
Het verhindert starten wanneer de ver-
snellingsbak in een versnelling is ge-
schakeld en de zijstandaard is
opgeklapt, terwijl de koppelingshendel
niet is ingetrokken.
Het verhindert starten wanneer de ver-
snellingsbak in een versnelling is ge-
schakeld en de koppelingshendel is
ingetrokken, terwijl de zijstandaard
nog omlaag staat.
Het schakelt een draaiende motor uit
wanneer de versnellingsbak in een
versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen.
Controleer de werking van het startspersy-
steem regelmatig volgens de onderstaande
procedure.
Page 70 of 130

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-48
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De startschakelaar/noodstopschakelaar moet op “ ” staan.3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de “ ”-zijde van de startschakelaar/noodstopschakelaar.Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12.
Druk op de “ ”-zijde van de startschakelaar/noodstopschakelaar.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt. De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE JA NEE
Als zich een storing voordoet, vraag dan
alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer
het systeem te controleren.
WAARSCHUWING
Page 71 of 130

5-1
1
2
3
456
7
8
9
10
11
12
Voor uw veiligheid – controles voor het rijden
DAU15599
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en p rocedures
voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11152
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de machi-ne dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul indien nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.
Controleer de tankbeluchtingsslang en overloopslang op obstakels, scheuren of
beschadiging en controleer de slangaansluitingen. 4-34, 4-36
Motorolie Controleer het olieniveau in de motor.
Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage. 7-13
Koelvloeistof Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig de aanbevolen koelvloei
stof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het koelsysteem op lekkage. 7-16
Voorrem Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer het hydraulis ch systeem op lekkage. 7-25
Page 72 of 130

Voor uw veiligheid – controles voor het rijden
5-2
1
2
3
45
6
7
8
9
10
11
12
Achterrem Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer het hydraulis ch systeem op lekkage. 7-25
Koppeling Controleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij. 7-23
Gasgreep Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de gasgreep.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te
stellen en de kabel en het kabelhuis te smeren. 7-19, 7-29
Bedieningskabels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig. 7-28
Aandrijfketting Controleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel indien nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer indien nodig. 7-27, 7-28
Wielen en banden Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig. 7-20, 7-22
Rem- en schakelpedalen Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten. 7-29
Rem- en koppelingshendels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten. 7-30
Zijstandaard Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt. 7-30
ITEM CONTROLES PAGINA