Wielen
De maten van de voor uw wagen te gebruiken
v el
g-b
andcombinaties vindt u in de wagen-
papieren (bijv. Europese typegoedkeuring of
een certificaat van overeenstemming 1)
). De
wagenpapieren zijn afhankelijk van het land.
Kennis van de bandengegevens maakt de
juiste keuze gemakkelijker. Op de flank van
een band vindt u de volgende informatie:
215/60 R16 95V
Dit betekent:
215Bandbreedte in mm
60Hoogte-breedteverhouding in %
RCode voor het type radiaalbanden Radiaal
16Diameter van de velgen in inches
95Code voor het laadvermogen
VSnelheidscodeDe pr
oductiedatum staat eveneens op de zij-
k ant
van de band aangegeven (eventueel al-
leen aan de binnenzijde):
DOT ... 2212 ...
betekent bijvoorbeeld dat de band in de 22e
week van het jaar 2012 is geproduceerd. Let er echter op dat ondanks de gelijke afme-
tingen aang
eduid op banden, zoals bijv. de
nominale afmetingen 215/60 R16 95 V, de
daadwerkelijke afmetingen van verschillende
bandenmodellen van deze nominale waarden
kunnen afwijken en de bandenvormen aan-
zienlijk verschillend kunnen zijn. Bij de aan-
schaf moet u daarom vaststellen dat de
daadwerkelijke afmetingen van de banden
niet groter zijn dan de afmetingen van de
door ons vrijgegeven bandenfabrikanten.
Als u zich niet daaraan houdt, bestaat het
gevaar dat de constructief bedoelde ruimte
voor de wielen wordt verminderd. Door wrij-
vingscontact kunnen banden, delen van het
onderstel, de carrosserie en leidingen wor-
den beschadigd, zodat de rijveiligheid sterk
kan worden verminderd ››› .
Bij b anden met
een vrij
gave van SEAT staat
vast dat de daadwerkelijke afmetingen bij
uw wagen passen. Wanneer u een ander mo-
del banden wilt aanschaffen, moet u de ver-
koper van de banden een verklaring laten ge-
ven waaruit blijkt dat dit model band voor uw
wagen geschikt is. Deze verklaring goed be-
waren.
Als u wilt weten welke banden zonder meer
geschikt zijn voor uw wagen, kunt u contact
opnemen met uw officiële SEAT dealer. Wij raden u aan alle werkzaamheden aan de
banden of v
elgen door een gespecialiseerde
werkplaats uit te laten voeren. Die is met de
noodzakelijke speciale gereedschappen en
onderdelen uitgerust, bezit de vereiste vak-
kennis en is erop ingesteld om oude banden
milieubewust op te slaan en af te voeren. ATTENTIE
● Bes li
st nagaan of de door u gekozen ban-
den de noodzakelijke ruimte hebben. Banden
mogen niet uitsluitend aan de hand van de
nominale afmetingen worden gekozen, aan-
gezien zij afhankelijk van de fabrikant on-
danks gelijke nominale maataanduidingen
belangrijk kunnen verschillen. Door onvol-
doende ruimte kunnen de banden of de wa-
gen worden beschadigd en zo de verkeersvei-
ligheid beïnvloeden – gevaar voor ongeluk-
ken! Bovendien kan in Nederland de door de
Rijksdienst voor het Wegverkeer verleende
typegoedkeuring zijn geldigheid verliezen.
● Alleen in geval van nood en met overeen-
komstig v
oorzichtige rijstijl banden gebrui-
ken, die ouder dan 6 jaar zijn.
● Als u achteraf wieldoppen plaatst (laat
plaatsen), l
et er dan op dat er voldoende
luchttoevoer voor de koeling van het remsys-
teem gewaarborgd is. »1)
COC = certificate of conformity (conformiteitsver-
klaring) .
313
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Wielen
Controlelampje om bandenspannings-
c ontr
ol
e aan te geven Als deze brandt
De bandenspanning van één of meer
wielen is beduidend lager geworden
in vergelijking met de door de be-
stuurder ingestelde bandenspanning
of de band is beschadigd.
U hoort bovendien een akoestisch signaal, terwijl ook
een tekstbericht op het instrumentenpaneel wordt weer-
gegeven.
Zet de wagen onmiddellijk stil!
Verlaag onmiddellijk
uw snelheid! Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een veilige wijze mogelijk is. Vermijd bruuske manoeu-
vres en bruusk remmen! Controleer alle banden en de
bandenspanning ervan. Vervang de beschadigde ban-
den. Knippert:
Storing in het systeem
Het controlelampje knippert ca. 1 minuut en blijft vervol-
gens continu branden.
Indien de bandenspanning correct is, schakel dan het
contact uit en weer in. Als het controlelampje opnieuw
oplicht is, moet de bandenspanningscontrole opnieuw
worden gekalibreerd. Laat het systeem door een gespe-
cialiseerde werkplaats controleren.
Wanneer het contact enkele seconden wordt
in
g
es
chakeld, voeren sommige controle- en
waarschuwingslampjes een functiecontrole
uit. Na enkele seconden gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Als de bandenspanning verschillend of te
laag is, k an een
van de banden kapot gaan en
kunt u de controle over de wagen verliezen,
wat kan leiden tot een ernstig of dodelijk on-
geval.
● Als het lampje gaat branden,
zet de wa-
gen dan onmiddellijk stil en controleer de
banden.
● Als de bandenspanning van de banden ver-
schil
lend of te laag is, kunnen de banden
sneller slijten, neemt de stabiliteit van de wa-
gen af en neemt de remweg toe.
● Als de bandenspanning van de banden ver-
schil
lend of te laag is, kan een van de banden
kapot gaan en exploderen, waardoor u de
controle over de wagen kunt verliezen.
● De bestuurder is er verantwoordelijk voor
dat al
le banden van de wagen de correcte
bandenspanning hebben. De aanbevolen
bandenspanning vindt u op een sticker
››› pag. 322.
● Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt al
leen correct als alle banden in koude
toestand de correcte bandenspanning heb-
ben.
● Als de bandenspanning niet correct is, kun-
nen de banden besc
hadigd raken en kan dit
leiden tot ongevallen. Controleer of de ban-
denspanning van alle banden altijd overeen-
stemt met de lading van de wagen. ●
Vul
voordat u gaat reizen de banden altijd
eerst met lucht aan tot de correcte banden-
spanning.
● Bij het rijden met hoge snelheden onder-
gaat een band met
te lage bandenspanning
een grotere vervorming. Hierdoor wordt de
band te warm, wat tot het loslaten van het
loopvlak en zelfs tot het klappen van de band
kan leiden.
● Bij hoge snelheden en een overbeladen wa-
gen kunnen de b
anden heet worden en explo-
deren, waardoor u de controle over de wagen
kunt verliezen.
● Een te lage of te hoge bandenspanning ver-
kort de l
evensduur van de banden, en heeft
een ongunstige uitwerking op het rijgedrag
van de wagen.
● Als de band niet lek is en niet noodzakelij-
kerwij
s onmiddellijk vervangen moet worden,
rijd dan met lage snelheid naar de dichtstbij-
zijnde gespecialiseerde werkplaats en laat de
bandenspanning controleren en aanpassen. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 112 in acht
nemen. Let op
● Als b
ij ingeschakeld contact een te lage
bandenspanning wordt gedetecteerd, hoort u » 315
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Wielen
Let op
● De banden s
panningsindicatie werkt niet
als een storing is opgetreden in de ESC of het
ABS ››› pag. 183.
● Wanneer u sneeuwkettingen gebruikt, kan
er een foute aanw
ijzing worden weergegeven
omdat door de kettingen de wielomtrek toe-
neemt. Noodreservewiel
Alg emeen Afb. 228
Noodreservewiel: opgeklapte laad-
vloer . Het noodreservewiel is bedoeld om geduren-
de s
l
ec hts
korte tijd te worden gebruikt. Ga
zo snel mogelijk naar een officiële SEAT-dea-
ler of een gespecialiseerde werkplaats om het defecte wiel te laten nakijken of vervan-
gen.
Voor het g
ebruik van het noodreservewiel
zijn er enkele beperkingen. Het noodreserve-
wiel is speciaal voor uw model wagen ontwik-
keld. Daarom mag het niet met het noodre-
servewiel van een ander model wagen wor-
den verwisseld.
Noodreservewiel verwijderen
– Til de laadvloer op en houd deze in die
stand om het noodr
eservewiel uit de wa-
gen te kunnen nemen.
– Draai het kartelwiel tegen de klok in ››› afb
.
228.
– Neem het reservewiel uit de wagen.
Kettingen
Het
gebruik van sneeuwkettingen op het
noodreservewiel is om technische redenen
niet toegestaan.
Als u toch met sneeuwkettingen moet rijden
en bandenpech bij een voorwiel hebt, het
noodreservewiel op de plaats van een achter-
wiel plaatsen. Bevestig de sneeuwkettingen
op het achterwiel en verwissel dit met het
lekke voorwiel. ATTENTIE
● Na montage v
an het noodreservewiel moet
u de bandenspanning zo snel mogelijk con- troleren - gevaar voor ongelukken! U vindt de
waarden
v
oor de bandenspanning aan de bin-
nenzijde van de tankklep.
● Rij met het noodreservewiel niet harder
dan 80 km/u (50 mph): gevaar op on
geluk-
ken!
● Rijd nooit meer dan 200 km indien een re-
servewiel
is gemonteerd.
● Acceleraties, stevig remmen en snel door
bochten rijden v
ermijden - gevaar op onge-
lukken!
● Nooit met meer dan één noodreservewiel
rijden - gevaar v
oor ongelukken!
● Om de velg van het noodreservewiel mag
geen normal
e of winterband worden gelegd.
● Bij het rijden met noodreservewiel wordt
het ACC
-systeem mogelijk automatisch uitge-
schakeld tijdens de rit. Schakel het systeem
uit wanneer u begint te rijden. 317
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
WielenSnelheidscode
››› pag. 312Toelaatbare maximumsnel-
heid
Q160 km/u (100 mph)
S180 km/u (112 mph)
T190 km/u (118 mph)
H210 km/u (130 mph)
V240 km/u (149 mpu) (let op de
beperkingen)
W270 km/u (168 mph)
Y300 km/u (186 mph) Bij wagens die de betreffende topsnelheid
k
u
nnen o v
erschrijden, moet een duidelijke
sticker in het blikveld van de bestuurder zijn
aangebracht. Zulke stickers zijn verkrijgbaar
bij de officiële SEAT dealer en bij gespeciali-
seerde werkplaatsen. Let op eventueel afwij-
kende voorschriften in andere landen.
In plaats van winterbanden kunt u ook zoge-
naamde "4-seizoenenbanden" gebruiken.
Gebruik van V-winterbanden
Let op dat bij gebruik van winterbanden in V-
uitvoering de normale topsnelheid van 240
km/u (149 mpu) technisch niet altijd toelaat-
baar is en voor uw auto aanzienlijk beperkt
kan zijn. De topsnelheid van deze banden
wordt direct door de hoogst toelaatbare
aslasten van uw wagen en door de aangege- ven draagkracht van de geplaatste banden
bepaald.
U ku
nt het beste contact opnemen met een
officiële SEAT dealer om de maximumsnel-
heid van uw V-banden aan de hand van de
wagen-/bandengegevens vast te stellen. ATTENTIE
De toelaatbare topsnelheid van uw winter-
banden mag u in g een g
eval overschrijden -
gevaar voor een ongeval door schade aan de
banden en verlies van de controle over de wa-
gen! Milieu-aanwijzing
Op tijd de zomerbanden weer aanbrengen,
want op s neeu
w- en ijsvrije straten zijn de rij-
eigenschappen met zomerbanden beter. De
bandengeluiden zijn zachter, de bandenslijta-
ge is geringer en -het belangrijkste- het
brandstofverbruik is geringer. 319
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Technische gegevens
ATTENTIE
● Let er op d
at bij het vervoer van zware voor-
werpen de rij-eigenschappen door verplaat-
sing van het zwaartepunt wijzigen - gevaar
voor ongelukken! Pas uw rijstijl en de snel-
heid steeds aan de omstandigheden aan.
● Overschrijd nooit de toelaatbare asbelas-
tingen en het t
oelaatbare totaalgewicht.
Wanneer de toelaatbare gewichten overschre-
den worden, veranderen de rij-eigenschappen
van de wagen waardoor mogelijk ongevallen,
lichamelijk letsel en wagenschade veroor-
zaakt worden. Rijden met aanhangwagen
Aanh an
gw
agengewichtenAanhangwagengewichten
D
e door on
s
vrijgegeven aanhangwagenge-
wichten en kogeldrukken zijn in het kader
van intensieve tests bepaald volgens exact
vastgelegde criteria. De goedgekeurde ge-
wichten van aanhangwagens gelden voor wa-
gens in de EU en altijd tot een maximale
snelheid van 80 km/u (50 mph) (in uitzon-
derlijke gevallen zelfs tot 100 km/u (62
mph)). Bij wagens voor andere landen kun-
nen deze waarden afwijken. U moet altijd uit-
gaan van de gegevens op het kentekenbe-
wijs ››› . Kogeldruk
D
e
maximaa l
toelaatbare kogeldruk mag niet
hoger zijn dan 80 kg.
In het belang van de rijveiligheid adviseren
wij tijdens het rijden de maximaal toelaatba-
re kogeldruk te benutten. Een te geringe ko-
geldruk heeft een negatieve invloed op het
rijgedrag van de wagen met aanhangwagen.
Als de maximaal toelaatbare kogeldruk niet
kan worden gehaald (bijv. bij kleine, lege en
lichte eenassige aanhangwagens resp. tan-
demaanhangwagens met een asafstand klei-
ner dan 1,0 m), is ten minste 4% van het
daadwerkelijke aanhangwagengewicht als
kogeldruk wettelijk voorgeschreven. ATTENTIE
● Uit v ei
ligheidsoverwegingen mag u met
een aanhangwagen niet sneller rijden dan 80
km/u (50 mph). Dat geldt ook voor landen
waarin een hogere maximumsnelheid geldt.
● Overschrijd nooit het toelaatbare aanhang-
wageng
ewicht en de toelaatbare kogeldruk.
Wanneer de toelaatbare gewichten overschre-
den worden, veranderen de rij-eigenschappen
van de wagen waardoor mogelijk ongevallen,
lichamelijk letsel en wagenschade veroor-
zaakt worden. Wielen
B anden
sp
anning, sneeuwkettingen,
wielbouten Bandenspanning
De stic
k
er met bandenspanningswaarden
vindt u aan de binnenzijde van de tankklep.
De daar aangegeven waarden voor de ban-
denspanning gelden voor koude banden. De
verhoogde bandenspanning bij warme ban-
den niet verlagen. ››› De spanning van de
wint
er ban
den is zoals
die van de zomerbanden plus 0,2 bar
(2,9 psi / 20 kPa).
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen alleen op de voorwielen en
voor onderstaande banden monteren:
215/60 R16Kettingen met schakels van max. 15 mm
215/55 R17Kettingen met schakels van max. 15 mm
215/50 R18Kettingen met schakels van max. 15 mm
De overige afmetingen laten geen kettingen toe Wielbouten
Na het
v er
wisselen van een wiel moet u het
aanhaalmoment van de wielbouten zo snel
322
Technische kenmerken
mogelijk laten controleren met een moments-
l eut
el
›
›› . Het aanhaalmoment bij stalen en
lic htmet
alen
velgen bedraagt 140 Nm.ATTENTIE
● Ten mins t
e eenmaal per maand de banden-
spanning controleren. De juiste waarden voor
de bandenspanning zijn van groot belang. Als
de bandenspanning te laag of te hoog is, be-
staat vooral bij hoge snelheden het gevaar
voor ongevallen!
● Wanneer de wielbouten met een te klein
aanhaalmoment
zijn gemonteerd, kunnen de
wielen tijdens het rijden losraken - gevaar
voor ongevallen! Door een te groot aanhaal-
moment kan de wielbout resp. de schroef-
draad worden beschadigd. Let op
Wij adviseren u om u in de werkplaats van
een officiële de a
ler te laten informeren over
de afmetingen van de velgen, banden en
sneeuwkettingen. 323
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Technische gegevens›››
afb. 232, ››› afb. 233 2WD4WD
AUitstekende delen vooraan (mm)868868
BUitstekende delen achteraan (mm)857865
CWielbasis (mm)2.6382.630
DLengte (mm)4.363
ESpoorbreedte a)
vooraan (mm)1.5761.572
FSpoorbreedte a)
achteraan (mm)1.5411.544
GBreedte (mm)1.841
HHoogte bij leeggewicht (mm)1.601 b)
1.615 c)1.611b)
1.625 c)
IAfstand tot de bodem tussen de assen (mm)176189
JHoek uitstekende delen vooraan, beperkt door de bumpermaximaal 19.4°maximaal 20.6°
KHoek uitstekende delen achteraan, beperkt door de bumpermaximaal 27,9°maximaal 25.5°
Draaicirkel (m)10,8
a)
Dit gegeven varieert naargelang het velgtype.
b) Afmeting tot het dak.
c) Afmeting tot de dakreling.
328
Trefwoordenlijst
Afstandsbediening zie
Sl eut
els . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Afstandsbediening (interieurvoorverwarming) . 171 de batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Afstandsregeling zie Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . 209
Afstelling lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Afvoer gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Airbagafdekkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 76 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
knieairbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
voorairbag buiten werking stellen . . . . . . . . . . . 80
voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 78
werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
zij-airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Airconditioning Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44, 164
gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Akoestisch signaal lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
veiligheidsgordel niet vastgegespt . . . . . . . . . . 70
Alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9, 125, 127 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
bewaking van het interieur en beschermingtegen afslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Alcantara: reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Antivriesmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Area View
zie Sy steem voor perifeer gezichtsveld (Area
View) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262
Armleuningen voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
ASR zie Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Assistentiesystemen ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 209
bandenspanningscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . 315
bandenspanningsindicator . . . . . . . . . . . . . . . 316
snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Auto Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Auto Lock (centrale vergrendeling) . . . . . . . . . . . 117
Automatische aansturing rijverlichting . . . . . . . . 139
Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . 209 aanwijzingen op het scherm . . . . . . . . . . . . . . 210
bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
bijzondere rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 210
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Automatische transmissie aanwijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . 190
bergafondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
kickdown . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
noodontgrendelen van keuzehendel . . . . . . . . 43
noodprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
programma launch-control . . . . . . . . . . . . . . . 192
stuurwiel met hendels voor handmatig scha-kelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . 187 keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . 188
slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
standen van de keuzehendel . . . . . . . . . . . . . 187 tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
uittrekblokk
ering contactsleutel . . . . . . . . . . . 174
Automatische wasinstallatie de functie Auto Hold uitschakelen . . . . . . . . . 204
Auto wegslepen bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
B Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Bagagenet bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 afdekking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
automatische blokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
bijzonderheden van de elektrische achterklep . . .130
elektrisch openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . 129
hoedenplank bewaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
nettas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
verstelbare bodem van de bagageruimte . . . . 161
zie ook Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . 156
Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310 accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
levensduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
looprichtinggebonden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
met verplichte looprichting . . . . . . . . . . . . . . . . 58
nieuwe banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
reparatieset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
slijtage-indicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Bandenafdichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55, 87
330