Comfort: Kessy-systeem voor openen en starten zonder sleutel, Full LED (+ Vision Pack): Full LED + Instapverlichting +
LED-dagrijverlichting + Lichtsensor + LED-interieurverlichting.››› pag. 133
››› pag. 144
››› pag. 147
››› pag. 203
Technologie: SEAT Navigatiesysteem Plus 8” + Full Link / + Draadloze oplader in middenconsole + / Kessy-systeem
voor openen en starten zonder sleutel.››› pag. 126
››› pag. 133
››› brochure Navigatiesysteem
Veiligheid: Automatische afstandsregeling + Remkrachtassistent in de stad met voetgangersbescherming, Vermoei-
dheidsdetectie, Bergwegrijhulp met boordcomputer en achteruitrijcamera.››› pag. 188
››› pag. 217
››› pag. 235
››› pag. 250
De essentie
Binnenverlichting Afb. 40
Deel van de hemelbekleding: binnen-
v erlic
htin
g voorin.
KnopFunctie
De binnenverlichting in- of uitschakelen.
De portierschakeling in- of uitschakelen.
De binnenverlichting gaat automatisch
aan wanneer de wagen ontgrendeld, een
portier geopend of de sleutel uit het con-
tactslot genomen wordt.
De verlichting gaat na een paar secon-
den uit nadat alle portieren gesloten zijn,
de wagen vergrendeld is of het contact in
wordt geschakeld.
/ Het leeslampje in- en uitschakelen. Afhankelijk van de versie van de wagen kun-
nen de bedienin
g
sknop
pen van het licht ver-
schillen.
››› pag. 147 Ruitenwisser voor en achter
Afb. 41
Bediening van de ruitenwisser en rui-
t en
s
proeier.
Hendel in de gewenste stand zetten:
0 Ruitenwissers uit.
Hendel in de gewenste stand zetten:
1
Intervalwissen van de ruitenwissers.
Met de knop
››› afb. 41 A de intervalni-
veaus (bij wagens zonder regensensor) of
de gevoeligheid van de regensensor in-
stellen.
2 Langzaam wissen.
3
Snel wissen.
4
Tipwissen. Kort indrukken, kort wissen.
5
Wis-/was-automaat. Door de hendel naar
voren te verplaatsen, wordt de ruiten-
sproeifunctie geactiveerd; de ruitenwis-
sers gaan ook werken.
6
Intervalwissen bij de achterruit. De achter-
ruitwisser werkt ongeveer om de 6 secon-
den.
7
Door de hendel in te drukken, wordt de
ruitensproeifunctie geactiveerd; de ruiten-
wisser gaat ook werken.
››› in Ruitenwisser voor en achter op
pag. 148
››› pag. 148
››› pag. 70 32
Veiligheidsgordels
doet, wordt de beschermende werking van de
vei
ligheid
sgordel beïnvloed en is het risico
op lichamelijk letsel groter.
● Nooit de vastgegespte veiligheidsgordel
losmak
en zolang de wagen in beweging is.
Als u dit toch doet, wordt het risico op zwaar
lichamelijk letsel met zelfs dodelijke afloop
vergroot.
● Een verkeerd verloop van de gordelband
kan zw
aar lichamelijk letsel veroorzaken in
geval van een aanrijding.
● Het schoudergordelgedeelte van de veilig-
heidsgor
del moet over het midden van de
schouder lopen en nooit over de hals. De vei-
ligheidsgordel moet vlak en vast op het bo-
venlichaam liggen.
● Het heupgordelgedeelte van de veiligheids-
gordel
moet vóór het bekken lopen en nooit
over de buik. De veiligheidsgordel moet vlak
en vast op het bekken liggen. Gordelband zo
nodig iets natrekken.
● Bij zwangere vrouwen moet het heupge-
deelte v
an de veiligheidsgordel altijd vlak lig-
gen en zo laag mogelijk over het bekken lo-
pen zodat er geen druk op de buik wordt uit-
geoefend ››› afb. 101.
● Beveiliging van het kinderzitje altijd in-
sch
akelen wanneer u een kinderzitje uit klas-
se 0, 0+ of 1 bevestigt ››› pag. 90.
● Lees de waarschuwingsaanwijzingen
›››
pag. 80 en volg deze op. Gordelspanners*
W erk
in
g van de gordelspanners Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 20
De veiligheidsgordels voor de voorstoelen en
de beide buitenste zitplaatsen achterin zijn
uitgerust met gordelspanners. De gordel-
spanners worden geactiveerd door sensoren,
maar alleen bij zware frontale botsingen of
zware botsingen van opzij. Dankzij de gordel-
spanners worden de veiligheidsgordels ge-
spannen tegen de richting van het afrollen in
en de voorwaartse beweging van de inzitten-
den wordt gereduceerd.
Bij lichte botsingen, bij een koprol en bij on-
gevallen waarbij geen grote krachten werk-
zaam zijn, vindt er geen activering van de
gordelspanners plaats. Let op
● Als
de gordelspanners worden geactiveerd,
ontstaat fijn stof. Dit is normaal en geen te-
ken van vuur in de wagen.
● Als de wagen of afzonderlijke onderdelen
van het sy
steem worden verschroot, beslist
de betreffende veiligheidsvoorschriften op-
volgen. Deze voorschriften zijn bekend bij de
werkplaats van de officiële dealers en kunnen
daar worden ingezien. Onderhoud en afvoer van de gordel-
s
p
anner
s De gordelspanners maken deel uit van de
vei
ligheid
sgordels die bij de zitplaatsen in
uw wagen aanwezig zijn. Wanneer u werk-
zaamheden aan de gordelspanners uitvoert
en systeemonderdelen vanwege andere repa-
ratiedoeleinden uit- en inbouwt, kan de vei-
ligheidsgordel beschadigd raken. Dat kan tot
gevolg hebben dat de gordelspanners in ge-
val van een aanrijding niet juist of helemaal
niet werken.
Om de beschermende werking van de veilig-
heidsgordels niet te beïnvloeden en te ver-
mijden dat uitgebouwde onderdelen licha-
melijk letsel en milieuvervuiling veroorzaken,
moeten de voorschriften die bij de werk-
plaats van de officiële dealers bekend zijn in
acht genomen worden. ATTENTIE
● Verk eer
de behandeling en zelf uitgevoerde
reparaties vergroten het risico op zwaar licha-
melijk letsel met zelfs dodelijke gevolgen
omdat daardoor de gordelspanners niet of
onverwacht kunnen worden geactiveerd.
● Nooit onderdelen van gordelspanners en
veiligheid
sgordels repareren, verstellen of
uit- en inbouwen.
● De gordelspanners en veiligheidsgordels
inclus
ief de oprolautomaten kunnen niet wor-
den gerepareerd. » 83
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Veiligheid
systeem vanwege reparatiewerkzaamheden
(bij
v
. voorstoel uitbouwen) mogen alleen
door de werkplaats van een officiële dealer
worden uitgevoerd. Anders kunnen er storin-
gen in de werking van de airbags optreden.
● Aan de delen van het airbagsysteem mag
geen enkel
e verandering worden aange-
bracht.
● De aansturing van de zij- en hoofdairbags
gebeur
t met sensoren die zich bevinden aan
de binnenzijde van de voorportieren. Om de
correcte werking van de zij- en hoofdairbags
te garanderen, mogen noch de portieren,
noch de portierpanelen gewijzigd worden
(bijv. door naderhand luidsprekers in te bou-
wen). Indien schade aangebracht wordt aan
het voorportier kan de correcte werking van
het systeem aangetast worden. Alle werk-
zaamheden aan het voorportier moeten door
de werkplaats van een officiële dealer uitge-
voerd worden.
● Bij een botsing van opzij werken de zij-air-
bags
niet indien de sensoren niet correct de
drukverhoging meten aan de binnenzijde van
de portieren, wanneer de lucht naar buiten
komt via de zones met gaten of openingen in
het paneel van het portier.
● Nooit rijden met uitgebouwde binnenpane-
len v
an de portieren of niet correct afgestelde
panelen.
● Nooit rijden wanneer de luidsprekers in de
portierpanel
en uitgebouwd zijn, behalve
wanneer de openingen van de luidspreker
correct zijn afgedekt. ●
Altijd c ontr
oleren of de openingen bedekt
of afgesloten zijn wanneer luidsprekers of
een andere uitrusting geïnstalleerd worden in
de binnenpanelen van de portieren.
● Alle werkzaamheden aan de portieren moet
uitgev
oerd worden door de werkplaats van
een officiële dealer. Hoofdairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 22. ATTENTIE
● Om de hoofd airb
ags hun volledige bescher-
mende werking te laten bieden, moeten de
veiligheidsgordels ervoor zorgen dat de juis-
te zithouding tijdens het rijden altijd blijft be-
houden.
● Om veiligheidsredenen dient de hoofdair-
bag v
erplicht te worden uitgeschakeld bij wa-
gens die met een scheidingsnet uitgerust
zijn. Laat de airbag uitschakelen bij uw dea-
ler.
● Tussen de inzittenden van de wagen en het
werkin
gsgebied van de hoofdairbags mogen
zich geen andere personen, dieren of voor-
werpen bevinden zodat de airbag ongehin-
derd kan worden ontvouwen en zijn maximale
beschermende werking kan bieden. Daarom
mogen aan de ruiten in geen geval zonwerin-
gen worden bevestigd die niet uitdrukkelijk
voor uw wagen zijn goedgekeurd. ●
Aan de kl edin
ghaken in de wagen mag uit-
sluitend kleding met weinig gewicht worden
opgehangen. In de zakken van de kleding-
stukken mogen geen zware en scherpe voor-
werpen zitten. Bovendien mogen voor het op-
hangen van de kleding geen kleerhangers
worden gebruikt.
● De beschermende werking van de airbags
geldt
slechts voor één aanrijding en nadat ze
geactiveerd zijn geweest, moeten ze vervan-
gen worden.
● Alle werkzaamheden aan de hoofdairbag
en het uit- en inbou
wen van onderdelen van
het systeem vanwege reparatiewerkzaamhe-
den (bijv. verwijderen van de hemelbekle-
ding) mogen alleen in de werkplaats van een
officiële dealer worden uitgevoerd. Anders
kunnen er storingen in de werking van de air-
bags optreden.
● Aan de delen van het airbagsysteem mag
geen enkel
e verandering worden aange-
bracht.
● De aansturing van de zij- en hoofdairbags
gebeur
t met sensoren die zich bevinden aan
de binnenzijde van de voorportieren. Om de
correcte werking van de zij- en hoofdairbags
te garanderen, mogen noch de portieren,
noch de portierpanelen gewijzigd worden
(bijv. door naderhand luidsprekers in te bou-
wen). Indien schade aangebracht wordt aan
het voorportier kan de correcte werking van
het systeem aangetast worden. Alle werk-
zaamheden aan het voorportier moeten door
de werkplaats van een officiële dealer uitge-
voerd worden. 88
Zekeringen en lampjesNr.Stroomverbruiker/Ampère
6Centrale vergrendeling40
8Aanjager verwarming/Climatronic30
10Trekhaak20
11Elektrokleppen CNG7,5
13Lichtschakelaar, LSS- en SMLS-stuur-
kolom, diagnoseaansluiting, re-
gen-/lichtsensor7,5
14LSS-stuurkolom: ruitenwisserhendel10
15Combi7,5
16Voeding lichten rechts40
17Ruitbediening rechterportieren30
18Ruitenwissers30
19Radio, multimediasysteem25
20Achterruitverwarming30
21SCR-regeleenheid30
23Rear view camera7,5
24Connectivity Box, aansluiting externe
audiobronnen (dubbele USB-Aux IN),
telefoonversterker, MIB-scherm5
25Elektronica stuurkolom (MFL)7,5
26Gateway7,5
27Regeleenheid actieve wielophanging7,5
28DWA-sensor7,5
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
29DWA-claxon7,5
31Regeleenheid clima 9AA/9AB7,5
Regeleenheid Climatronic 9AK15
32LSS-stuurkolom, zonder Kessy7,5
33Ruitbediening linkerportieren30
35Voeding lichten links40
36Signal horn20
37Regeleenheid stoelverwarming30
38BCM Power C6330
39BSD, PDC, MRR10
40
Lichtschakelaar, diagnoseaansluiting,
lichtbundelhoogteverstelling, LSS-
stuurkolom: lichten, halogeenkoplam-
pen, achteruitrijschakelaar
7,5
41Elektrochromatische spiegel, afstel-
ling buitenspiegels zonder inklappen,
RKA zonder radio7,5
42Koppelingspedaal, startrelais, CNG-re-
lais bobine7,5
43DWP-relais bobine, achterruitwisser-
motor15
44Airbag7,5
45Linker koplamp Leimo Plus7,5
46Rechter koplamp Leimo Plus7,5
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
48Stuurkolomvergrendeling, Kessy re-
geleenheid7,5
49SCR-relais bobine7,5
51Aircodruksensor, verwarmde sproeiers7,5
53Keuzehendel automaat, ZSS7,5
58Dubbele waterpomp7,5
59Verwarmde buitenspiegels10
60Trekhaak30
61Trekhaak30
Zekeringenoverzicht in de motorruim-
t
e Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 59
Vervang de zekeringen alleen door zekerin-
gen voor dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur
en opschrift) en grootte.
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
1Module motorinspuiting30» 103
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
NoodgevallenNr.Stroomverbruiker/Ampère
2
Brandstofdoseerklep (TJ4/T6P/TJ7),
Circulatiepomp koelvloeistof lage tem-
peratuur (TJ4/T6P/TJ7); Oliedrukregel-
klep (TJ1), AGR koelingsklep (TJ1), Ho-
ge- en lagedrukwaterpomp (TJ1), SCR-
relais bobine
7,5
3Lambdasondes15
4Pomprelais benzinemotor (MPI), Vlot-
terregeleenheid (TSI en Diesel)15
5
Drukomzetter, EPW elektroklep, TOG-
sensor, PWM elektrische ventilator,
Variabele distributieklep, Klep voor ac-
tief-koolstofreservoir en oliedrukregel-
klep (TSI)
15
6
Ontstekingsbobines (MPI en TSI)30
Gloeibougierelais, weerstand aanzuig-
buis (diesel)7,5
7Onderdrukpomp (TSI)15
8EKP-relais verstuivers en bobine (MPI
en CNG), brandstofdoseerklep (diesel)10
9Servosensor7,5
10Vref accu: Gateway, BDM en BCM7,5
14Module motorinspuiting, hoofdrelais
motor, ESC15
15Automatische versnellingsbak DQ200
en AQ16030
1750 diag7,5
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
18Startmotor30
20ESC (pomp)60
ABS (pomp)40
21ESC/ABS (kleppen)25
24Elektrische ventilator TH4 zonder airco
voor landen met gematigd klimaat30
25
Elektrische ventilator TH4 met airco of
T5I voor landen met gematigd klimaat20
PTC140
26Elektrische ventilator TJ1/TJ4/TJ7/T6P
of TH4/T5I voor landen met gematigd
klimaat50
27
Elektrische ventilator TH4 met airco of
T5I voor landen met gematigd klimaat30
PTC240
28PTC340
Vervangen van lampjes
A l
g
emene aanwijzingen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 60
Voor het vervangen van lampjes is enige
technische vaardigheid vereist. Als u zelf lampen wilt vervangen in het mo-
torc
ompartiment, houd er dan rekening mee
dat dit een gevaarlijke zone is ››› in Veilig-
heid s
aan
wijzingen voor werkzaamheden in
de motorruimte op pag. 278.
Een lampje mag alleen worden vervangen
door een lampje van gelijke uitvoering. De
aanduiding van het wattage staat op de
lampvoet.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau zijn er
verschillende koplampsystemen en achter-
lichten:
● Halogeenkoplamp
● Full-led koplamp*
● Hoofd-halogeenkoplamp met led-dagrijver-
lichting*
● A
chterlicht met lampen
● Achterlicht met led*
Ful
l-led koplampen*
Full-led koplampen verrichten alle verlich-
tingsfuncties (daglicht, parkeerlicht, knipper-
licht, dimlicht en routelicht) met lichtgevende
diodes (led's) als lichtbron.
De full-led koplampen zijn ontworpen om de
gehele levenscyclus van de wagen mee te
kunnen en de lichtbronnen kunnen niet wor-
den vervangen. Bij schade aan een koplamp
moet u naar de werkplaats van een officiële
dealer gaan voor vervanging.
104
Bedienen
Wagen ontgrendelen* Druk de t
oets
››› afb. 133 van de af-
standsbediening in om alle portieren en
de achterklep te ontgrendelen.
Portieren vergrendelen* Druk de toets ››› afb. 133 van de af-
standsbediening in of draai de portiers-
leutel in vergrendelrichting om alle por-
tieren en de achterklep te vergrendelen. ATTENTIE
● Het onop l
ettend of ongecontroleerd sluiten
van buitenaf kan verwondingen veroorzaken,
vooral bij kinderen.
● Bij het sluiten van de wagen mogen er geen
kinderen a
lleen worden achtergelaten in de
wagen, omdat in geval van nood de hulp van
buitenaf wordt bemoeilijkt.
● Met vergrendelde portieren wordt voorko-
men dat iem
and ongewenst de auto binnen-
dringt, bijvoorbeeld bij een stoplicht. Let op
Als diefstalbeveiliging heeft alleen het be-
st uur
dersportier een slotcilinder. "Safe-beveiliging"*
Het betreft een apparaat voor diefstalbeveili-
gin
g d
at
bestaat uit een dubbele vergrende-
–
–
ling van de portieren en de uitschakeling van
de achterk
lep om inbraakpogingen te be-
moeilijken.
Activering
De "safe"-beveiliging wordt ingeschakeld als
de wagen met behulp van de sleutel of de af-
standsbediening vergrendeld wordt.
Om de beveiliging met de sleutel in te scha-
kelen, de sleutel in het slot eenmaal in sluit-
stand draaien.
Om de beveiliging met de afstandsbediening
in te schakelen, de vergrendelingsknop
van de afstandsbediening eenmaal indruk-
ken.
Bij ingeschakelde Safe'-beveiliging kunnen
de portieren noch binnenin noch van buiten-
af op de normale manier worden ontgren-
deld. De achterklep kan niet geopend wor-
den. De knop voor centrale vergrendeling
werkt niet.
Als het contact wordt uitgeschakeld, wordt
op het display van het instrumentenpaneel
aangegeven dat de "Safe"-beveiliging is in-
geschakeld.
Buiten werking stellen
Draai de sleutel twee keer na elkaar in het
portierslot in sluitstand.
Met de afstandsbediening, de vergrende-
lingsknop van de afstandsbediening twee keer na elkaar indrukken met een interval
van minder dan 5 sec
onden.
Bij het uitschakelen van de "Safe"-beveili-
ging, wordt ook de volumetrische sensor van
het alarmsysteem uitgeschakeld.
Bij uitgeschakelde "Safe" kunnen de portie-
ren van binnenuit geopend worden, maar
niet van buitenaf.
Zie "Veiligheidsontgrendelen*"
Status van de "Safe"
In het bestuurdersportier zit een controle-
lampje, door de ruit zichtbaar van buitenaf,
dat de status van de "Safe"-beveiliging aan-
geeft.
Bij een knipperend controlelampje is de "Sa-
fe"-beveiliging geactiveerd. Dit controlelamp-
je knippert in alle wagens, met of zonder
alarmsysteem, totdat de wagen ontgrendeld
wordt.
Samengevat:
Safe geactiveerd met of zonder alarm: con-
trolelampje knippert ononderbroken.
Safe gedeactiveerd zonder alarm: controle-
lampje brandt niet.
Safe gedeactiveerd met alarm: controlelamp-
je brandt niet.
130
Openen en sluiten
De auto ont- en vergrendelen met
K eyl
e
ss Access* Afb. 140
Sluit- en startsysteem zonder sleutel
K eyl
e
ss Access: omgeving. Afb. 141
Sluit- en startsysteem zonder sleutel
K eyl
e
ss Access: sensoroppervlak A voor het
ont gr
endel
en aan de binnenzijde van de por-
tiergreep van het portier en sensoroppervlak B voor het vergrendelen aan de buitenzijde
v an de por
tier
greep. Naargelang de uitrusting kan de wagen be-
s
c
hikk
en over het Keyless Access-systeem.
Keyless Access is een sluit- en startsysteem
zonder sleutel waarmee de wagen vergren-
deld en ontgrendeld kan worden zonder
daarvoor de autosleutel actief te moeten ge-
bruiken. Daarvoor moet er een geldige auto-
sleutel zijn in het overeenkomstige herken-
ningsgebied wanneer u de auto probeert te
openen ››› afb. 140 en moet u een van de
sensoroppervlakken van de portiergrepen
aanraken ››› afb. 141 ››› .
D e w
ag
en kan alleen via het bestuurderspor-
tier worden ontgrendeld en vergrendeld.
Daarbij mag de sleutel van de afstandsbedie-
ning zich niet op een afstand van meer dan
ca. 1,5 m van de portiergreep bevinden.
Hierbij is het niet van belang of uw sleutel
zich bijv. in uw jaszak of in uw aktetas be-
vindt.
Het portier opnieuw openen is direct na de
sluitprocedure korte tijd niet mogelijk. Hier-
door hebt u de mogelijkheid om de correcte
vergrendeling van de portieren te controle-
ren.
Als u wilt kunt u bij het ontgrendelen kiezen
voor alleen het bestuurdersportier, de portie-
ren aan de zijde waar ontgrendeld wordt of
de hele wagen ontgrendelen. De vereiste in-
stellingen kunt u uitvoeren in wagens met
bestuurdersinformatiesysteem ›››
pag.
33. Algemene informatie
Als
er een passende autosleutel in de omge-
ving ››› afb. 140 aanwezig is, geeft het sleu-
telloos vergrendel- en startsysteem Keyless
Access die sleutel toegangsrechten zodra u
een van de sensoroppervlakken van de por-
tiergreep van het bestuurdersportier aan-
raakt. Vervolgens zijn de volgende functies
mogelijk zonder dat u de autosleutel actief
hoeft te gebruiken:
● Keyless-Entry: wagen ont
grendelen met de
portiergreep van het bestuurdersportier of de
softtouch/greep van de achterklep
● Keyless-Exit: wagen
vergrendelen met de
sensor van de portiergreep van het bestuur-
dersportier.
● Press & Drive: motor z
onder sleutel in werk-
ing stellen met de startknop ››› pag. 177.
De centrale vergrendeling en het sluitsys-
teem werken op dezelfde manier als het nor-
male ontgrendel- en vergrendelsysteem. Al-
leen de bedieningselementen veranderen.
Het ontgrendelen van de wagen wordt weer-
gegeven door het tweemaal knipperen van
de knipperlichten; het vergrendelen met één
keer knipperen.
Indien u de wagen vergrendelt en vervolgens
alle portieren en de achterklep sluit terwijl de
laatst gebruikte sleutel in de wagen blijft en
geen enkele daarbuiten, zal de wagen niet
onmiddellijk worden vergrendeld. Alle »
133
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid