Instrumenten en controlelampjes
In de modellen die bestemd zijn voor de lan-
den w aar de tw
eede s
nelheid verplicht weer-
gegeven moet worden, kan deze optie niet
uitgeschakeld worden.
U kunt de tweede snelheidsmeter in het Easy
Connect-systeem instellen met de toets en de functieknop
S
ETUP
› ››
p
ag. 120.
Snelheid
swaarschuwing
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een melding zodra de ingestelde
snelheid wordt overschreden. Dat is bijv.
handig als u winterbanden gebruikt die niet
geschikt zijn voor de maximumsnelheid van
de wagen ›››
pag. 41.
U kunt de waarschuwingsfunctie via de twee-
de snelheidsmeter in het Easy Connect-sys-
teem instellen met de toets en de func-
tieknop S
ETUP
› ›
› p
ag. 120.
Indicatie van de start-stopwerking
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt actuele informatie weergegeven over
de status ››› pag. 203.
Motorcode (MKB)
Houd knop ››› afb. 124 4 langer dan 15 sec.
in g
edrukt
om de motorcode (MKB) van de
wagen weer te geven. Hierbij dient het con-
tact te zijn ingeschakeld en de motor stil te
staan. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
ssymbolen op pag. 120 in acht nemen. ATTENTIE
Zelfs als de buitentemperatuur boven het
vries p
unt ligt, kunnen wegen en bruggen
glad zijn.
● Ook bij buitentemperaturen boven +4°C
(+39°F) kunnen
zich ijsplekken vormen op de
weg, zelfs zonder dat het symbool "ijskri-
stal" weergegeven wordt.
● Vertrouw nooit blindelings op de buiten-
temperat
uurmeter! Let op
● Er z ijn
verschillende typen instrumentenpa-
nelen, dus kunnen de versies en indicaties
van het display verschillen. Bij wagens zon-
der weergave van waarschuwings- of informa-
tieteksten op het display worden storingen
uitsluitend door controlelampjes weergege-
ven.
● Afhankelijk van de uitrusting kunnen be-
paal
de instellingen en indicaties ook via het
Easy Connect-systeem worden ingesteld.
● Wanneer er verschillende waarschuwingen
zijn, wor
den de symbolen na elkaar geduren-
de een aantal seconden getoond en blijven ze
branden tot de storing wordt verholpen. Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental per
minuut aan
››
› afb. 124 1 .
De t oer
enteller geeft u, samen met de toeren-
talindicatie, de mogelijkheid om de motor
van uw wagen altijd te gebruiken op het
meest geschikte toerental.
Het begin van het rode veld in de toerenteller
geeft het voor alle versnellingen maximaal
toelaatbare motortoerental aan voor een in-
gereden motor die op bedrijfstemperatuur is.
Schakel op voordat dit veld wordt bereikt bij
wagens met schakelbak of plaats de keuze-
hendel in de stand "D" of haal uw voet van
het gaspedaal bij wagens met automatische
transmissie.
Beter is het echter om de hoge toerentallen
te mijden en te letten op de versnellingsindi-
caties. Voor aanvullende informatie, zie
››› pag. 40, Indicatie van de versnellin-
gen. VOORZICHTIG
De naald van de toerenteller 1
››› afb . 124
m
ag slechts korte tijd in de rode zone staan,
dit om te voorkomen dat de motor bescha-
digd raakt. » 117
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Wagens met automatische versnellingsbak
– Rem de wagen af totdat deze stilstaat en
houd de v
oet
op het rempedaal. De motor
gaat uit. In het display verschijnt het con-
trolelampje . De motor kan uitschakelen
voordat de wagen tot stilstand komt tijdens
de vertragingsfase (bij 7 km/u of 2 km/u
afhankelijk van het type versnellingsbak
van de wagen).
– Zodra u het rempedaal weer intrapt, start
de motor weer
. Het controlelampje gaat uit.
Aanvullende informatie over de automati-
sche transmissie
De motor stopt als de keuzehendel in de
standen P, D, N en S staat, alsmede in de
handbediende stand. Als de keuzehendel in
de stand P staat, blijft de motor ook uit als u
uw voet van het rempedaal neemt. Om de
motor opnieuw te starten, moet u het gaspe-
daal intrappen of naar een andere rijstand
schakelen en de rem loslaten.
Als u de keuzehendel in de stand R zet tij-
dens stilstand, start de motor weer.
Wissel van D naar P om te voorkomen dat de
motor per ongeluk start als u bij schakelen R
passeert.
Bijkomende informatie over wagens met
Adaptive Cruise Control (ACC)
Als bij wagens met automatische versnel-
lingsbak en ACC-functie het voorliggende voertuig wegrijdt, wordt de motor onder be-
paalde bedrijf
somstandigheden opnieuw ge-
start. Let op
● Bij wag en
s met automatische versnellings-
bak kunt u zelf bepalen of de motor moet
worden afgezet of niet door de kracht op het
rempedaal te verlagen of verhogen. Als u het
rempedaal slechts voorzichtig intrapt, bijv. in
een file waarin regelmatig wordt opgetrokken
en afgeremd, dan wordt de motor niet afgezet
bij stilstand van de wagen. Zodra u het rem-
pedaal flink intrapt, stopt de motor.
● Bij wagens met schakelbak moet u tijdens
stil
stand het rempedaal ingetrapt houden om
te voorkomen dat de wagen wegrolt.
● Als bij wagens met schakelbak de motor
"afsl
aat", kan die direct opnieuw worden ge-
start door het koppelingspedaal in te trap-
pen. Het volgende is van toepassing:
Het systeem kan de start/stop-stand om di-
v
er
se r
edenen onderbreken.
De motor stopt niet
Na stilstand controleert het systeem of aan
bepaalde voorwaarden is voldaan. De motor
stopt niet in onder andere de volgende geval-
len: ●
De motor heef
t de minimale temperatuur
voor de start-stopstand nog niet bereikt.
● De interieurtemperatuur ingesteld in de kli-
maatre
geling is nog niet bereikt.
● De interieurtemperatuur is erg hoog/laag.
● Ontwasemingstoets geactiveerd
›››
pag. 49.
● De parkeerhulp* is ingeschakeld.
● De accu is erg leeg.
● Het stuurwiel is flink verdraaid of wordt mo-
menteel g
edraaid.
● Er bestaat gevaar voor condensvorming.
● Na het selecteren van de achteruit.
● Bij een zeer steile helling.
In het dis
play van het instrumentenpaneel
verschijnt dan ; bovendien wordt in het be-
stuurdersinformatiesysteem* weer-
gegeven.
De motor start vanzelf
Tijdens stilstand kan de normale start/stop-
stand worden onderbroken in de volgende
gevallen: De motor start zonder toedoen van
de bestuurder.
● De interieurtemperatuur wijkt af van de
waarde in
gesteld in de klimaatregeling.
● Ontwasemingstoets geactiveerd
›››
pag. 49.
204
Trefwoordenlijst
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115, 117
T op
T
ether . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 29
Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 29
Trekhaak voor aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . 253 beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
kogelkop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
naderhand monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
werking en behandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
Tyre Mobility System zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
U Uitlaatgascontrolesysteem controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Uitlaatgasreinigingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 200 katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . 228, 232 controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Uitparkeren met het inparkeersysteem . . . . . . . 243
Uitrustingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
USB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
USB/AUX-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
V Veiligheid kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
uitschakeling van de bijrijdersairbag . . . . . . . . 21
veiligheid van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Veiligheidsaanwijzingen gebruik van de kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . 23, 91
gebruik van de veiligheidsgordels . . . . . . . . . . 80
gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Koelvloeistoftemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 284 voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
zij-airb
ags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 beschermende werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
doel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78, 84
Niet omgegespt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 82
Veiligheidsgordels losgespen . . . . . . . . . . . . . 19, 82
Veiligheidsvoorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Velgen een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Ventileren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Verbanddoos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Vergrendelen en ontgrendelen in de slotcilinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
met de knop voor de centrale vergrendeling . 132
met Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Vergroten bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Verkeerde zithouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Verlichting van het instrumentenpaneel . . . . . . 147
Vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
Versnelling ingeschakeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Verstelbare bodem van de bagageruimte . . . . . 160
Verstelling van de stoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Vervoer van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Verwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167 voorruit en zijruiten wasemvrij houden . . . . . 167
voorruit ijsvrij maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Verwarming en ventilatie . . . . . . . . . . . . . . . 53, 166 bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Verzorgen en schoonhouden . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Verzorging en schoonmaak . . . . . . . . . . . . . . . . . 265 Vloeistofniveaus controleren
motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Vloermatten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Voetgangersbescherming zie Systeem voor voetgangersherkenning . . . 216
Voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 87 veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Voorairbag van de bijrijder buiten werking stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Voorairbag van de bijrijder buiten werking stellen . . .21
Vóór elke rit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Voorgloeisysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175 controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Voorruit ontwasemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Voorstoel handmatig verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Voorstoelen verstellen Lendensteun verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Vulhoeveelheden brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
W Waar moet u op letten voordat u gaat rijden? . . . 72
Waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . . 119 Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Antiblokkeersysteem ABS . . . . . . . . . . . . . . . . 187
ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 219
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
display van het instrumentenpaneel . . . . . . . . 46
dynamo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
EDS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
emissiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
ESC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
312