Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
uitparkeren van de wagen op een parkeer-
pl
aat
s of bij vergelijkbare manoeuvres blijft
de verantwoordelijk altijd bij de bestuurder.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● De ultrasoonsensoren hebben dode hoeken
waarin personen en o
bjecten niet kunnen
worden waargenomen. Let in het bijzonder op
kinderen en dieren.
● Zorg altijd dat u visueel contact heeft met
de omgev
ing van de wagen: gebruik ook de
spiegels. VOORZICHTIG
De functies van de parkeerhulp kunnen nega-
tief beïn vloed w
orden door diverse factoren
die kunnen leiden tot schade aan de wagen of
aan de omgeving:
● Onder bepaalde omstandigheden kan het
syst
eem bepaalde objecten niet detecteren:
– Objecten zoals kettingen, aanhangerdis-
sels, stangen, vangrails, palen en dunne
bomen.
– Objecten die zich hoger dan de sensoren
bevinden, zoals uitstekende delen van
een muur.
– Objecten met bepaalde oppervlakken of
structuren, zoals uitstekende delen in
een hekwerk of stuifsneeuw.
● Het oppervlak van bepaalde voorwerpen en
kledin
gstukken kan de signalen van de ultra-
soonsensoren niet weerkaatsen. Het systeem kan deze voorwerpen en personen met de ge-
noemde kl
edin
g niet of niet goed detecteren.
● Externe geluidsbronnen kunnen de signa-
len v
an de ultrasoonsensoren beïnvloeden. In
bepaalde omstandigheden kan dit ertoe lei-
den dat de aanwezigheid van personen of
voorwerpen niet vastgesteld wordt.
● Kleine hindernissen die reeds zijn gemeld
door een waars
chuwing, kunnen bij het nade-
ren uit het meetbereik van het systeem ver-
dwijnen en daarom niet meer worden gemeld.
Ook bepaalde voorwerpen zoals hoge stoe-
pranden worden door het systeem soms niet
waargenomen, waardoor de onderkant van de
wagen beschadigd kan raken.
● Indien de eerste waarschuwing van de Park
Pilot w
ordt genegeerd, kan de wagen aan-
zienlijke schade oplopen.
● De welvingen van, resp. beschadigingen
aan de radi
ateurgrille, bumpers, wielkast en
onderzijde van de wagen kunnen de oriënta-
tie van de sensoren wijzigen. Dit kan weer in-
vloed hebben op de werking van de parkeer-
hulp. Laat de wagen door een gespecialiseer-
de werkplaats repareren. Let op
● In spec ifiek
e gevallen kan het systeem een
waarschuwing geven terwijl zich geen obsta-
kel in het detectiegebied bevindt, bijvoor-
beeld
–voor bodems met hobbelig asfalt, straat-
stenen of met hoogstaand gras, –
bij e xt
erne ultrasone systemen in de
buurt, zoals gemonteerd op reinigings-
voertuigen,
– bij hevige regenval, een flinke sneeuwbui
of dichte uitlaatgassen,
– Bij toppen van hellingen.
● Een kentekenplaat of kentekenplaathouder
aan de voor
zijde met afmetingen die groter
zijn dan de opening voor de kentekenplaat, of
een gebogen of vervormde kentekenplaat kan
ertoe leiden dat:
–er verkeerde detecties plaatsvinden
– de sensoren hebben minder zicht,
● Om een degelijke werking van het systeem
te gar
anderen, houdt u de ultrasoonsensoren
schoon, ijs- en sneeuwvrij en plakt u er niets
op.
● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
gers
of dampstralers om de ultrasoonsenso-
ren te reinigen, alleen kort direct sproeien en
altijd een afstand van meer dan 10 cm aan-
houden.
● Bepaalde accessoires die achteraan op de
auto gemont
eerd zijn, zoals een fietsendra-
ger, kunnen de werking van de parkeerhulp
verstoren.
● Geadviseerd wordt dat u zich vertrouwd
maakt met
de werking van het systeem door
te oefenen met inparkeren op een wegdeel of
parkeerplaats zonder verkeer. De meteorolo-
gische omstandigheden is goed en er is veel
licht.
● U kunt het volume en de toonhoogte alsme-
de de indicaties
wijzigen ››› pag. 249. » 245
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
●
Bij wag en
s zonder informatiesysteem voor
de bestuurder kunt u de parameters laten
aanpassen bij een officiële SEAT-dealer of in
een gespecialiseerde werkplaats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhang
er ››› pag. 249.
● De grafische weergave op het display van
het Ea
sy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Hulp bij het achteruit parkeren*
De parkeerhulp achter assisteert de bestuur-
der tijden
s
het
manoeuvreren en inparkeren
middels akoestische meldingen.
Beschrijving
De bumper achter is voorzien van sensoren.
Zodra deze een obstakel detecteren, wordt
dat akoestisch gemeld.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 269.
Het detectiebereik van de sensoren achter-
aan is ongeveer:
zijkant0.60 m
centrale zone1.60 m Naarmate een obstakel wordt genaderd,
w
or
dt
het interval tussen de akoestische sig-
nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n
0,30 m bent genaderd, hoort u een constant
signaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)
››› in Algemeen op pag. 244,
››
›
in Alge-
meen op p ag. 245
!
A
ls u afstand houdt tot het obstakel, wordt
het waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-
conden gereduceerd (niet van toepassing op
de toon van het constante signaal).
In-/uitschakelen
Bij het kiezen van de achteruit wordt de par-
keerhulp automatisch ingeschakeld. Dit
wordt bevestigd met een kort akoestisch sig-
naal.
Wanneer de achteruitversnelling wordt ge-
schakeld, wordt de parkeerhulp onmiddellijk
uitgeschakeld. Parkeerhulp plus* Afb. 215
Weergegeven gedeelte. De parkeerhulp plus assisteert u akoestisch
en
v
i
sueel bij het inparkeren.
De voor- en achterbumpers beschikken over
geïntegreerde sensoren. Zodra ze een obsta-
kel detecteren, wordt dat gemeld met ge-
luidssignalen en visueel in het Easy Connect-
systeem.
Bij gevaar van botsing aan de voorzijde van
de auto klinken de geluidssignalen vooraan,
bij gevaar van botsing aan de achterzijde van
de auto klinken ze achteraan.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 269.
Het detectiebereik van de sensoren zijn on-
geveer:
246
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Met de radio's SEAT Media System Plus/Navi
S y
s
tem geeft een geel spoor bovendien het
verwachte traject van de wagen aan volgens
de draaihoek van het stuur.
Wanneer het obstakel zich in de rijrichting
van de wagen bevindt, is steeds het overeen-
komstige waarschuwingssignaal te horen.
Zodra de wagen een obstakel nadert, worden
de segmenten dichter bij de wagen weerge-
geven. Ten laatste bij het aanduiden van het
voorlaatste segment, betekent dit dat de
botszone bereikt is. In de botszone worden
obstakels in rood weergegeven, evenals ob-
stakels buiten de af te leggen weg. Niet door-
rijden (of achteruitrijden) ››› in Algemeen
op p ag. 244
, ›
›› in Algemeen op pag. 245 !
De aanwijzingen en akoestische sig-
n a
l
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
k
u
nnen w
orden ingesteld in het Easy Con-
nect*-systeem.
Automatische activering
on – activeert de optie Automatische
activering ›››
pag. 248
off – deactiveert de optie Automati-
sche activering ››› pag. 248 Volume voor*
Het v
olume voorin en aan de zijkant.
Instellingen/scherpte van de klank voorin*
Toonregeling (frequentie) voor het voorste
gedeelte.
Volume achter*
Volume achterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte.
Volume verlagen
Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het
in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing niet is verdwenen voordat
het contact wordt uitgeschakeld, wordt ze
niet aangegeven de volgende keer dat de parkeerhulp wordt geactiveerd bij het scha-
kelen
van de achteruitversnelling.
Parkeerhulp plus*
Als er een storing is in de parkeerhulp, ver-
schijnt er een overeenkomstig bericht op het
instrumentenpaneel en gaat de led van de
toets knipperen.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool voor/achter de wagen. In geval
van een defect aan een sensor achter, wor-
den uitsluitend obstakels getoond in de zo-
nes A en
B
› ›
› afb
. 215. In geval van een
defect aan een sensor voor, worden uitslui-
tend obstakels getoond in de zones C en
D .
W ac
ht
niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkplaats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen.
Trekhaak Wanneer bij wagens met in de fabriek ge-
mont
eer
de tr
ekhaak de aanhangwagen op
elektrische wijze aangesloten is, worden de
sensoren achteraan voor de parkeerhulp niet
geactiveerd bij het inschakelen van de ach-
teruitversnelling, wanneer de keuzehendel in
stand R wordt gezet of de toets wordt in-
gedrukt. »
249
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Verzorging en onderhoud
de carrosserie gespoten bumpers. Hoe klei-
ner de afs
t
and van de sproeikop tot het op-
pervlak is, des te meer er wordt gevergd van
het materiaal. Af fabriek gemonteerde kleeffolie
De volgende aanwijzingen moeten gevolgd
wor
den om s
chade aan de kleeffolie te voor-
komen:
● Niet wassen met hogedrukapparaten.
● Geen glas- of ijsschraper gebruiken om de
fo lie
vrij te maken van ijs of sneeuw.
● De kleeffolie niet polijsten.
● Geen vuile doeken of sponzen gebruiken.
● Bij voorkeur wassen met een zachte spons
en zac
hte, neutrale zeep.
Sensoren en cameralenzen ●
Sneeuw met een handveger verwijderen en
ij s
b
ij voorkeur met een ontdooispray.
● Reinig de sensoren met producten die vrij
zijn v
an oplosmiddelen en een schone, droge
doek.
● Maak de cameralens met een normaal in
de handel
verkrijgbaar glasreinigingsmiddel
op basis van alcohol nat en veeg de lens met
een droge doek schoon. VOORZICHTIG
● Als
u de wagen wast met een hogedrukrei-
niger:
–houd dan voldoende afstand tot de sen-
soren in de voor- en achterbumpers.
– Reinig niet de cameralenzen of het ge-
bied daaromheen met de hogedrukreini-
ger.
● Gebruik nooit warm of heet water om snee-
uw en ijs
te verwijderen van de lens van de
achteruitrijcamera, omdat deze daardoor kan
scheuren.
● Bij het schoonmaken van de lens nooit een
onderhoudsmiddel
met een schurende werk-
ing gebruiken. Conservering van de wagenlak
Het regelmatig aanbrengen van conserve-
rin
g
s
producten beschermt de lak van de wa-
gen.
Wanneer op de schone lak het water geen
duidelijke ronde druppels meer vormt, moet
er een conserveringsproduct worden aange-
bracht.
Een goede vaste was kunt u bij elke Erkende
Seat Werkplaats verkrijgen.
Regelmatig in de was zetten beschermt de
wagenlak langdurig tegen schadelijke milieu-
invloeden ›››
pag. 266. De conservering be- schermt zelfs enigszins tegen mechanische
invloeden.
Ook al
s in de automatische wasinstallatie re-
gelmatig een vloeibare was wordt gebruikt,
is het aan te bevelen de lak ten minste twee-
maal per jaar met vaste was te beschermen.
Wagenlak polijsten Alleen als de lak van uw wagen dof is gewor-
den en als
u met
conserveringsmiddelen
geen glans meer kunt verkrijgen, is polijsten
nodig. Polijstmiddel is verkrijgbaar bij de Er-
kende Seat Werkplaats.
Wanneer de aangebrachte polish geen con-
serverende componenten bevat moet de lak
onmiddellijk met was behandeld worden
››› pag. 269, Conservering van de wagenlak . VOORZICHTIG
Om de wagenlak niet te beschadigen: ● Behandelt u mat gelakte delen of kunststof
delen niet met
polijstmiddelen of vaste was.
● De wagenlak niet in een zanderige of stoffi-
ge omg
eving polijsten. Kunststof delen verzorgen
Wanneer normaal wassen niet voldoende is,
mog
en k
u
nststof delen ook met speciale, »
269
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
hoogstens 0,5 liter eenmalig worden bijge-
v u
l
d.
Wagens met roetfilter voor dieselmotoren*
In het Onderhoudsprogramma staat of uw
wagen met een roetfilter voor dieselmotoren
is uitgerust.
Bij wagens die zijn uitgerust met een roetfil-
ter voor dieselmotoren mag uitsluitend mo-
torolie volgens specificatie VW 507 00 wor-
den bijgevuld. Dat is een low SAPS-motor-
olie. Het gebruik van andere typen motorolie
kan ertoe leiden dat het roetfilter eerder ver-
stopt raakt, waardoor de levensduur ervan
wordt verminderd. Daarom:
● Niet vermengen met andere oliesoorten.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 282 en de voor uw wa-
gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,
mag met oliesoorten volgens specificatie
VW 506 00 resp. VW 506 01 of VW 505 00
resp. VW 505 01 of ACEA B3 resp. ACEA B4
hoogstens 0,5 liter eenmalig worden bijge-
vuld. Let op
Alvorens een lange reis te gaan maken, advi-
seren w ij u
voor vertrek motorolie met de
overeenkomstige VW specificatie te kopen en
in uw wagen mee te nemen. Zo beschikt u al-
tijd over de juiste motorolie om bij te vullen
indien dit nodig mocht zijn. Waarschuwingslampje
Als het controlelampje
rood gaat
bran-
den, betekent dit dat de motoroliedruk te
laag is.
Als het symbool knippert en er klinken tege-
lijkertijd drie waarschuwingssignalen, de
motor afzetten en het oliepeil controleren. Zo
nodig olie bijvullen ››› pag. 283.
Als het lampje knippert hoewel het oliepeil in
orde is, niet verder rijden. De motor mag ook
niet stationair draaien. Roep de hulp in van
een vakman.
Oliepeil controleren
Als het controlelampje geel gaat branden,
moet het motoroliepeil zo snel mogelijk wor-
den gecontroleerd. Bij de eerstvolgende gele-
genheid olie bijvullen ›››
pag. 283.
Oliepeilsensor defect*
Als het controlelampje geel knippert, moet
u een gespecialiseerde werkplaats opzoeken
en de oliepeilsensor laten controleren. Veilig-
heidshalve het oliepeil elke keer bij het tan-
ken controleren. Motoroliepeil controleren
Afb. 237
Oliepeilstok. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 56
Oliepeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– De motor kort stationair laten draaien en
uitzetten w
anneer de bedrijfstemperatuur
bereikt is.
– Ca. twee minuten wachten.
– Oliepeilstok uit de geleidingspijp trekken.
Oliepeil
stok met een schone doek afvegen
en tot de aanslag weer in de geleidingspijp
duwen.
– Vervolgens de oliepeilstok er weer uittrek-
ken en het o
liepeil controleren. Indien no-
dig motorolie bijvullen.
282
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A
Aanbev o
l
en versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . 40, 196
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . 182, 183, 184 controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Aanhaalmomenten van de wielbouten . . . . . . . . 298
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253, 259 aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260, 261
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 261
sleepkabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
vasthaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
veiligheidsring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Aanhangwagenknipperlichten controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Aantal zitplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Aantrekmoment wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Aanwijzingen op het scherm . . . . . . . . . . . . . . . . 116 aanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
afgelegde afstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 219
bestuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . . . . 35
bewakingssysteem Front Assist . . . . . . . . . . . 212
buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
keuzehendelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
keuzehendelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
kompas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
MKB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 onderhoudsintervallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
portieren, mot
orkap en achterklep geopend . . 39
ritgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
SEAT Drive Profile . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
snelheidswaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
start-stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
submenu assistenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
tweede snelheidsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . 116
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 219
waarschuwings- en informatieberichten . . . . . . 39
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186 controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217 radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Accuzuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
Achterbank leuning neer- en terugklappen . . . . . . . . . . . . 154
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 17, 139
Achterlichten in zijpaneel achterlicht uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Achterlicht in achterklep fitting uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . 50, 52, 53 schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
verwarmingsdraden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Achterruitwisser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 148
Achterste mistlicht Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Achteruitkijkspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149 zelfdimmend binnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149 handmatig naar binnen klappen . . . . . . . . . . . 149 Achteruitrijsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Achteruitversnelling (automatische versnellings- bak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Afdichtrubbers Waxbehandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Afdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61, 96
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 301
Afneembare kogelkop de bevestiging controleren . . . . . . . . . . . . . . . 257
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
in reservestand plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
reservestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
Afsleepalarm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Afstandsregeling zie Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . 218
Afvoer gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Airbagafdekkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 84 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
de voorairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 89
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 87
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
zij-airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
303
Trefwoordenlijst
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
h andbediende air
c
onditioning . . . . . . . . . . . . . 51
Alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 146
Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 136 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262
buiten werking stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Alcantara: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
Anti-diefstal alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 buiten werking stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
interieurbewaking en afsleepalarm . . . . . . . . 138
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . 182, 184, 186 controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Antivriesmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Aquaplaning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183 controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . 217 aanwijzingen op het scherm . . . . . . . . . . . . . . 219
bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
bijzondere rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
functie om rechts inhalen te vermijden . . . . . 224
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 219
Automatische rijlichtregeling . . . . . . . . . . . . . . . 142
Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . 189 aanwijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . 192
bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
keuzehendelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . 191
kick-downsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
launch-control programma . . . . . . . . . . . . . . . 194
noodontgrendeling van de keuzehendel . . . . . 48
noodprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196 stuurwiel met peddels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
189, 192
Automatische wasinstallaties . . . . . . . . . . . . . . . 267
AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
B Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Bagage opbergen Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 161, 162
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 157 bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
hoedenplank opbergen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
verstelbare bodem van de bagageruimte . . . . 160
zie ook Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . 157
Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Balans van de wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289 draairichtinggebonden . . . . . . . . . . . . . . 66, 290
druk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290, 291
levensduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
nieuwe banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
slijtagemerktekens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61, 96 componenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
controle na 10 minuten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
de band afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
De band oppompen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Bandenprofiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
Bandenreparatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Bandenreparatieset zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291, 298
Batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 Batterij opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Bediening
selementen aan het stuurwiel . . . . . . 122
Bediening van het systeem Audio . . . . . . . . . . 123
bediening van systeem Audio en Telefoon . . . 124
Beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115, 116
Bekerhouder voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Bekleding: schoonmaken alcantara . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
textiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
Benzine additieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Bergafondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Besparingstips (efficiencyprogramma) . . . . . . . . . 40
Besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74, 173 controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
elektromechanisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
tegenstuurhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Bestuurder zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 73, 74, 75
Bestuurdersgedeelte overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Bestuurdersinformatiesysteem assistenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
besparingstips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
extra verbruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
indicatie van de versnellingen . . . . . . . . . . . . . . 40
menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
motorkap, achterklep en portieren geopend . . 39
motorolietemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
onderhoudsintervallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
ritgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
304
Trefwoordenlijst
snelheidssignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
w aar
s
chuwings- en informatieberichten . . . . . . 39
Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Bewakingssysteem Front Assist aanwijzingen op het scherm . . . . . . . . . . . . . . 212
bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
beperkingen van het systeem . . . . . . . . . . . . . 214
City noodremfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Bijrijder zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 73, 74, 75
Bijzonderheden aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Binnenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149 zelfdimmend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Biodiesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
Bodem van de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . 160
Bodem van de wagen bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
Brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55, 276 besparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
ethanol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
Brandstof besparen inertiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Brandstoftankklep openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Brandstofverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198 waarom neemt het verbruik toe? . . . . . . . . . . . 200 BSD
zie Dodehoekhu lp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7, 8
Buitenantenne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149 elektrisch naar binnen klappen . . . . . . . . . . . . 150
knop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
verwarmbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
C Capaciteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 alarmsysteem uitgeschakeld . . . . . . . . . . . . . . 136
automatische ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . 131
automatisch vergrendelen door onbedoeld openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
automatisch vergrendelen door snelheid . . . . 131
drukknop voor centrale vergrendeling . . . . . . 132
Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
noodvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Safe-beveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
sleutel met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . 127
veiligheidsontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Centrale wieldop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62, 63
Cetaangetal (diesel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
Chroomdelen schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271
Circulatiefunctie airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
City noodremfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Claxon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 aanjagerregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163 Automatische regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
bedieningsel
ementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
temperatuur instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
voorruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Connectivity Box . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 173 zie Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Controlelampjes dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Cruise control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
D
Dagteller terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Dakbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162 technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Dakdrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161 dwarsdragers bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
De auto beladen bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
De auto starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
De batterij vervangen van de autosleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Defecte lampen een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
De motor voorverwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
De voorairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
De wagen slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67, 98
305