Page 177 of 304
175
Zekeringnr.Stroomsterkte Functies
F23 5 APlafonnier, kaartleeslampjes.
F26 15 AClaxon.
F27 15 ARuitensproeierpomp.
F28 5 AStuurslot.
F29 15 AAircocompressor.
F30 15 ARuitenwisser achter.
8
Storingen verhelpen
Page 178 of 304
176
RechtsZekeringnr.Stroomsterkte Functies
F01 40 AAchterruitverwarming.
F02 10 AVerwarmde buitenspiegels.
F03 30 AImpulsruitbediening vóór.
F04 -Niet gebruikt.
F05 30 AImpulsruitbediening achter.
F06 10 AInklapbare buitenspiegels.
F07 10 AInklapbare buitenspiegels.
F08 -Niet gebruikt.
F09 15 AStoelverwarmingen vóór.
F10 20 AHifi-versterker.
F11 -Niet gebruikt.
F12 -Niet gebruikt.
Storingen verhelpen
Page 179 of 304
177
Onder de motorkap
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F V ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekeringnr.
Stroomsterkte Functies
F16 15 AMistlampen vóór.
F18 10 AGrootlicht rechts.
F19 10 AGrootlicht links.
F25 30 ARelais koplampsproeiers (montage achteraf).
F26 (GPL) 20 A+ (positief) accu
F29 40 ARuitenwissermotor vóór.
8
Storingen verhelpen
Page 180 of 304

178
12 V- ac c u
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
Algemeen
12
V-loodaccu
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang:
F
O
pen de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
F
V
erwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Op de motor is een afzonderlijk massapunt
aangebracht.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12
V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) van beide
auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van de
motor (ventilator, riem enz.) bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Storingen verhelpen
Page 181 of 304

179
F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor van de auto met de lege
accu in werking en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen. F
W
acht tot de motor stationair draait en neem
dan de kabels in omgekeerde volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, verlichting, ruitenwissers
e n z .) u i t .
8
Storingen verhelpen
Page 182 of 304

180
F Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst acculader
B uit voordat u de kabels losneemt van
accu
A.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12
V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Accu loskoppelen
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voordat u de accu loskoppelt:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak),
F
s
chakel alle stroomverbruikers uit
(autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.),
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
Koppel bij de accu alleen de pluspool (+) los.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen.
Storingen verhelpen
Page 183 of 304

181
SlepenWeer aansluiten van de plusklem (+)
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F P laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
B
eweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na aansluiten van de accukabels
Schakel het contact in nadat de accu weer
is aangesloten en wacht minimaal één
minuut alvorens de motor te starten: de
elektronische systemen van de auto worden
in die tijd gereset. Mochten er zich na deze
handeling kleine storingen blijven voordoen,
raadpleeg dan een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bepaalde elektronische systemen dient
u zelf opnieuw te initialiseren (afhankelijk
van modelversie). Raadpleeg daartoe de
desbetreffende rubriek:
-
sl
eutel met afstandsbediening,
-
...Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt. U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het sleepoog.
8
Storingen verhelpen
Page 184 of 304

182
Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem los te zetten,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond,
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang.Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte.
Voor toegang:
F
o
pen het kofferdeksel/de achterklep,
F
t
il de vloerplaat op en ver wijder deze,
F
n
eem het sleepoog uit de houder.
Slepen van uw auto
F Maak het klepje in de voorbumper los door het rechts onder in te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
Z
et bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F
Z
et bij een auto met elektronisch gestuurde
versnellingsbak de selectiehendel in de
stand N .
F
Z
et bij een auto met automatische
transmissie de selectiehendel in de stand N .
Storingen verhelpen