WAARSCHUWING!
• Als veilig rijden met een constante snel-
heid door de omstandigheden niet mo-
gelijk is.
Het cruisecontrolsysteem biedt twee be-
drijfsmodi:
• De modus Adaptieve cruisecontrol, die
zorgt dat een veilige afstand tussen voer-
tuigen wordt aangehouden.
•
De modus Normale cruisecontrol (vaste
snelheid) voor rijden met een constante,
vooraf ingestelde snelheid. Raadpleeg de
paragraaf "Modus Normale cruisecontrol
(vaste snelheid)" in uw gebruikershandlei-
ding op
www.mopar.eu/owner voor meer
informatie.
De normale cruisecontrol (vaste snelheid)
reageert in deze modus niet op voorliggers.
Zorg dat u zich tijdens het rijden bewust
bent van de gekozen modus.
U kunt de modus wijzigen met de knoppen
voor de cruisecontrol. De twee bedrijfs-
modi werken op verschillende manieren.
Controleer altijd welke modus u hebt ge-
kozen.
PARKSENSE
PARKEERHULPSYSTEEM
ParkSense sensoren
De vier ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden, bewa-
ken het gebied achter de auto dat binnen het
zichtveld van de sensoren valt. De sensoren
kunnen in horizontale richting obstakels op
een afstand van ongeveer 30 tot 200 cm
(12 tot 79 inch) van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obsta-
kel.
ParkSense in-/uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uitgeschakeld
met de ParkSense-schakelaar.
Wanneer de ParkSense schakelaar wordt in-
gedrukt om het systeem uit te schakelen,
wordt op het display van de instrumenten-
groep gedurende ongeveer vijf seconden de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Display in de instrumentengroep"
in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneelleren kennen" voor meer informatie hierover.
Als de schakelhendel in de stand REVERSE
wordt gezet en het systeem is uitgeschakeld,
wordt op het display van de instrumenten-
groep de melding "PARKSENSE OFF" (par-
keerhulp uitgeschakeld) weergegeven zolang
de schakelhendel in REVERSE staat.
De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als ParkSense is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in de ParkSense schakelaar kort en blijft de
LED vervolgens branden.
Display in de instrumentengroep
Het ParkSense waarschuwingsdisplay wordt
alleen weergegeven wanneer "Sound and Dis-
play" (Geluid en weergave) wordt geselec-
teerd in het deel met door de klant te pro-
grammeren functies van het Uconnect
systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instellin-
gen van Uconnect" in het hoofdstuk "Multi-
media" in de gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
193
Het ParkSense waarschuwingsscherm be-
vindt zich in het display in de instrumenten-
groep. Het zorgt voor visuele waarschuwingen
om de afstand tussen de achterzijde - bum-
per en het gedetecteerde obstakel weer te
geven. Raadpleeg de paragraaf "Display In-
strumentengroep" in het hoofdstuk "Uw In-
strumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie hierover.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense
OPMERKING:
• Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van
sneeuw, ijs, modder en vuil om te zorgen
dat het ParkSense systeem correct werkt.
• Drilboren, grote vrachtwagens en andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van ParkSense nadelig beïnvloeden.
• Wanneer u ParkSense uitschakelt, wordt
in de instrumentengroep de melding
"PARKSENSE OFF" (parkeerhulp uitge-
schakeld) weergegeven. Zodra u Park-Sense uitschakelt, blijft het systeem bo-
vendien uitgeschakeld totdat u het weer
inschakelt, zelfs als u het contact uit- en
inschakelt.
• Als u de schakelhendel in REVERSE zet
en ParkSense is uitgeschakeld, wordt op
het display in de instrumentengroep de
melding "PARKSENSE OFF" (ParkSense
uitgeschakeld) weergegeven zolang de
schakelhendel in REVERSE staat.
• ParkSense, indien ingeschakeld, zal het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
• Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensoren kan ertoe leiden dat het sys-
teem niet goed werkt. Het ParkSense sys-
teem kan obstakels achter de auto/bumper
over het hoofd zien of abusievelijk aange-
ven dat er een obstakel achter de auto/
bumper aanwezig is.•
Gebruik de ParkSense schakelaar om het
ParkSense systeem uit te schakelen wan-
neer voorwerpen, zoals fietsendragers, trek-
haken, enz., op minder dan 30 cm (12 inch)
vanaf de achterkant/achterbumper worden
geplaatst. Als dit wel het geval is, zal het
systeem een nabijgelegen object mogelijk
interpreteren als een sensorprobleem en
verschijnt de melding "PARKSENSE UNA-
VAILABLE SERVICE REQUIRED" (parkeer-
hulp niet beschikbaar, onderhoud noodza-
kelijk) op het display in de
instrumentengroep.
• ParkSense moet worden uitgeschakeld
wanneer de achterklep in de open stand
staat en de achteruitversnelling is inge-
schakeld. Een open achterklep zou ten
onrechte kunnen worden aangezien voor
een obstakel achter de auto.
STARTEN EN RIJDEN
194
Als een obstakel binnen 200 cm (79 inch)
achter de achterbumper wordt gedetecteerd
terwijl het voertuig in REVERSE staat, wordt
een waarschuwing weergegeven op het dis-
play in de instrumentengroep. Bovendien
klinkt er een geluidssignaal (wanneer Sound
and Display (Geluid en weergave) wordt ge-
selecteerd in het deel met door de klant te
programmeren functies van het Uconnect
systeem). Als het voertuig het object nadert,
verandert de frequentie van het signaal van
een enkele toon per 1/2 seconde (alleen voor
achterzijde) naar langzaam (alleen voor ach-
terzijde), snel en uiteindelijk continu.
In-/uitschakelen
Het ParkSense parkeerhulpsysteem geeft tij-
dens het achter- of vooruit rijden, bijvoor-
beeld bij het inparkeren, met visuele en ge-
luidssignalen de afstand tussen de achter-
en/of voorkant van de auto en een gedetec-
teerd obstakel aan. Als uw auto is uitgerust
met een automatische versnellingsbak, wordt
de auto mogelijk automatisch geremd wan-
neer achteruit wordt ingeparkeerd en het sys-
teem een mogelijke botsing met een obstakel
detecteert.ParkSense kan uitsluitend worden geacti-
veerd wanneer de schakelhendel in de stand
REVERSE of DRIVE staat. Wanneer Park-
Sense bij een van deze standen van de scha-
kelhendel wordt ingeschakeld, blijft het sys-
teem actief totdat de rijsnelheid is
toegenomen tot ongeveer 11 km/u (7 mph) of
hoger. Er verschijnt een waarschuwing op het
display in de instrumentengroep die aangeeft
dat de rijsnelheid van het voertuig te hoog is
voor gebruik van ParkSense. Het systeem
wordt weer actief als de rijsnelheid is gedaald
tot minder dan ongeveer 9 km/u (6 mph).
In- en uitschakelen
Om het systeem in te schakelen, drukt u op
de ParkSense schakelaar op het schakelpa-
neel onder het Uconnect display.
Wanneer het systeem overgaat van ingescha-
keld naar uitgeschakeld en omgekeerd, gaat
dit altijd vergezeld van een specifiek bericht
in het display van de instrumentengroep.Systeem ingeschakeld:LED van ParkSense
schakelaar uit.
Systeem uitgeschakeld:LED van ParkSense
schakelaar brandt continu.
De LED van de ParkSense schakelaar gaat
ook branden in het geval van een storing van
het ParkSense systeem. Als de knop wordt
ingedrukt bij een systeemstoring, knippert de
LED van de ParkSense schakelaar ongeveer
vijf seconden en blijft deze daarna constant
branden.
Nadat ParkSense is uitgeschakeld, blijft het
systeem in deze staat tot de volgende inscha-
keling, zelfs als het contact van ON/RUN
naar OFF en vervolgens terug naar ON/RUN
wordt gezet.
Rijden met aanhanger
De werking van de sensoren wordt automa-
tisch uitgeschakeld wanneer de elektrici-
teitsstekker van de aanhanger in de contact-
doos van de trekhaak van de auto wordt
gestoken. De sensoren worden automatisch
weer ingeschakeld wanneer de stekker van de
aanhangerkabel uit de contactdoos wordt ge-
haald.
STARTEN EN RIJDEN
196
Om het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense in te schakelen, drukt u eenmaal op de
schakelaar voor het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense (LED gaat branden).
Om het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de schakelaar voor het actieve parkeerhulp-
systeem ParkSense (LED gaat uit).
Als het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense is ingeschakeld, verschijnt de melding
"Active ParkSense Searching - Push OK to
Switch to Perpendicular" (actief parkeerhulp-
systeem bezig met zoeken - Druk op OK voorinsteekparkeren)" op het display in de instru-
mentengroep. Naar wens kunt u terugschake-
len naar insteekparkeren. Druk op de knop
OK op de linker stuurschakelaar om de instel-
ling van de parkeerplaats te wijzigen. Naar
wens kunt u terugschakelen naar fileparke-
ren.
Gebruik bij het zoeken naar een parkeer-
plaats de richtingaanwijzer om aan te geven
aan welke kant van de auto u de parkeerma-
noeuvre wilt uitvoeren.
OPMERKING:
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
zoekt automatisch naar een parkeerplaats
aan de passagierszijde van het voertuig als de
richtingaanwijzer niet is ingeschakeld.
Raadpleeg de gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
RIJSTROOKDETECTIE
Werking van rijstrookdetectie
Het rijstrookdetectiesysteem werkt bij snel-
heden van meer dan 60 km/u (37 mph) en
onder de 180 km/u (112 mph). Het rijstrook-
detectiesysteem maakt gebruik van een voor-uitkijkcamera om rijstrookmarkeringen te de-
tecteren en meet de positie van het voertuig
binnen de markeringen.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn ge-
detecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een voelbare waarschuwing op het stuurwiel
om de bestuurder erop te wijzen binnen de
rijstrookmarkeringen te blijven. Als de be-
stuurder buiten de rijstrook blijft rijden, geeft
het rijstrookdetectiesysteem een visuele
waarschuwing weer in het display in de in-
strumentengroep om de bestuurder erop te
wijzen binnen de rijstrookmarkeringen te blij-
ven.
De bestuurder kan de voelbare waarschuwing
op elk moment handmatig uitschakelen door
aan het stuur te trekken.
Wanneer slechts één rijstrookmarkering is
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een visuele waarschuwing via het display in
de instrumentengroep om de bestuurder erop
Locatie van schakelaar van het actieve
parkeerhulpsysteem ParkSenseSTARTEN EN RIJDEN
198
te wijzen op de rijstrook te blijven. Als slechts
één rijstrookmarkering is gedetecteerd, wordt
geen voelbare waarschuwing gegeven.
OPMERKING:
Wanneer aan de bedrijfsomstandigheden is
voldaan, controleert het rijstrookdetectiesys-
teem of de handen van de bestuurder aanwe-
zig zijn op het stuurwiel en geeft het een
geluidssignaal weer als de handen van de
bestuurder niet zijn gedetecteerd op het
stuurwiel. Het systeem wordt geannuleerd als
de bestuurder zijn handen niet aan het stuur
heeft.
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen
De standaardstatus van rijstrookdetectie is
"off" (uit). De LED in de toets LaneSense gaat
uit terwijl het systeem is uitgeschakeld.
De knop LaneSense bevindt zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect scherm.
Om het rijstrookdetectiesysteem in te scha-
kelen, drukt u op de toets LaneSense (LED
gaat uit). Het bericht "LaneSense On" (rij-
strookdetectie ingeschakeld) verschijnt op
het display in de instrumentengroep.Om het rijstrookdetectiesysteem uit te scha-
kelen, drukt u eenmaal op de toets Lane-
Sense (LED gaat aan).
OPMERKING:
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door de rijstrookdetectie
automatisch de systeemstatus (ingeschakeld
of uitgeschakeld) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie
De rijstrookdetectie geeft de huidige afwij-
king van de rijstrook aan via het display in de
instrumentengroep.
7.0 Display in de instrumentengroep
Wanneer de rijstrookdetectie is ingeschakeld,
zijn de rijstrookmarkeringen grijs wanneer
geen van beide rijstrookgrenzen zijn gedetec-
teerd en is het verklikkerlampje van de rij-
strookdetectie continu wit.Links verlaten van rijstrook — alleen linker
rijstrook gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, is het verklikkerlampje van de rij-
strookdetectie continu wit wanneer alleen
de markering van de linker rijstrook is
gedetecteerd en is het systeem gereed
voor het geven van visuele waarschuwin-
gen op het display in de instrumenten-
groep wanneer onbedoeld de rijstrook
wordt verlaten.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering geel (aan/uit), blijft de
dunne linker lijn continu geel en verandert
de kleur van het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie van continu wit naar
knipperend geel.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook,
wanneer alleen de rechter rijstrookmarkering
is gedetecteerd.
199
Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, verandert de kleur van de rijstrook-
markeringen van grijs in wit om aan te
geven dat beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie is continu groen wanneer
beide rijstrookmarkeringen zijn gedetec-
teerd en het systeem gereed is voor het
geven van visuele waarschuwingen in het
display in de instrumentengroep en een
voelbare waarschuwing in het stuurwiel
als een rijstrook onbedoeld wordt verlaten.
• Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van de rijstrook waarneemt, verandert de
kleur van de dikke linker rijstrookmarke-
ring en de dunne linker lijn in continu
geel. De kleur van het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie verandert van con-
tinu groen naar continu geel. Op dit mo-
ment wordt kracht op het stuurwiel in de
tegenovergestelde richting van de grens
van rijstrook uitgeoefend.Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering geel (aan/uit) en blijft
de dunne linker lijn continu geel. De kleur
van het verklikkerlampje van de rijstrook-
detectie verandert van continu geel naar
knipperend geel. Op dit moment wordt
kracht op het stuurwiel in de tegenoverge-
stelde richting van de grens van rijstrook
uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook.Status van rijstrookdetectie wijzigen
Het rijstrookdetectiesysteem heeft instellingen
om de intensiteit van de voelbare waarschu-
wing en de gevoeligheid van de waarschu-
wingszone (vroeg/laat) te configureren via het
scherm van het Uconnect systeem. Raadpleeg
de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in de gebruikershand-
leiding op
www.mopar.eu/owner voor meer
informatie.
OPMERKING:
• Wanneer het systeem is ingeschakeld,
werkt het bij een snelheid boven 60 km/u
(37 mph) en onder de 180 km/u
(112 mph).
• Bij gebruik van de richtingaanwijzers wor-
den de waarschuwingen onderdrukt.
• Het systeem geeft geen voelbare waar-
schuwing op het stuurwiel als een veilig-
heidssysteem wordt geactiveerd. (ABS,
TCS, ESP, FCW, enz.).
STARTEN EN RIJDEN
200
PARKVIEW
ACHTERUITRIJCAMERA
Symbolen en berichten op het display
Wanneer de schakelhendel in de achteruitrij-
stand staat, kunt u een beeld op het scherm
bekijken van de achterzijde van uw auto. Het
beeld van de ParkView-achteruitrijcamera
wordt weergegeven op het Uconnect-display,
in het middendeel van het instrumentenpa-
neel.
Als het Uconnect-display wazig is, reinig dan
de cameralens aan de achterkant van de auto
boven de kentekenplaat achteraan.
Achteruitrijcamera — weergave tijdens rijden
Als de versnellingshendel in de stand PARK,
NEUTRAL of DRIVE staat, kan de achteruit-
rijcamera worden geactiveerd met de toets
"Rear View Camera" (achteruitrijcamera) in
het menu "Controls" (bedieningselementen).
Met deze functie kan de klant het gebied
direct achter het voertuig (of aanhanger, in-
dien aanwezig) gedurende maximaal tien se-
conden bekijken tijdens het rijden bij hogere
snelheden. Als de rijsnelheid lager blijft dan13 km/u (8 mph), wordt het beeld van de
achteruitrijcamera continu weergegeven tot-
dat het wordt uitgeschakeld via de scherm-
toets "X".
Raadpleeg de paragraaf "ParkView achteruit-
rijcamera — indien aanwezig" in het hoofd-
stuk "Starten en rijden" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik wordt
gemaakt van de ParkView achteruitrijca-
mera. Controleer het gebied achter de auto
altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en
wees bedacht op voetgangers, dieren, an-
dere voertuigen, obstakels en dode hoe-
ken, voordat u achteruitrijdt. Blijf oplet-
tend tijdens het achteruitrijden. Anders
bestaat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
BRANDSTOF TANKEN —
BENZINEMOTOR
1. Druk op de ontgrendelknop voor de brand-
stofvulklep. De ontgrendelknop bevindt
zich onder de koplampschakelaar.
Ontgrendeling voor brandstofvulklep
201
Het DEF-inspuitsysteem en de SCR-
katalysator zorgen ervoor dat aan de
dieselemissie-eisen wordt voldaan met be-
houd van een uitstekend brandstofverbruik,
rijgedrag, koppel en vermogen.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor systeembe-
richten en waarschuwingen.
OPMERKING:
• Uw voertuig is uitgerust met een DEF-
inspuitsysteem. Af en toe hoort u mogelijk
een klikkend geluid bij stilstand dat onder
de auto vandaan komt. Dit is normaal.
• De DEF-pomp blijft gedurende enige tijd
na het uitschakelen van de motor in wer-
king om het DEF-systeem door te spoelen.
Dit is de normale werking en het is moge-
lijk hoorbaar vanaf de achterkant van de
auto.Opslag van Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Diesel Exhaust Fluid (DEF) wordt beschouwd
als een zeer stabiel product met een lange
houdbaarheid. Als DEF wordt bewaard bij
temperaturen tussen -12 °C en 32 °C
(10 ° en 90 °F), is het ten minste één jaar
houdbaar.
DEF kan bij de laagste temperaturen bevrie-
zen. DEF kan bijvoorbeeld bevriezen bij een
temperatuur van of onder -11° C (12° F). Het
systeem is ontworpen voor gebruik in deze
omgeving.
OPMERKING:
Bij het werken met DEF is het volgende van
belang:
• Alle reservoirs of onderdelen die in contact
komen met DEF, moeten DEF compatibel
zijn (kunststof of roestvrij staal). Koper,
messing, aluminium, ijzer of niet-roestvrij
staal moet worden vermeden, omdat ze
onderhevig zijn aan corrosie door DEF.
• Als DEF wordt gemorst, moet het volledig
worden opgeveegd.
Diesel Exhaust Fluid (DEF) bijvullen
De DEF-meter (op het display in de instru-
mentengroep) geeft het niveau van de DEF
aan die zich nog in het reservoir bevindt.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie hierover.
OPMERKING:
Rijomstandigheden (hoogte, rijsnelheid, be-
lading, enz.) zijn van invloed op het verbruik
van DEF door uw voertuig.
Vulprocedure DEF
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen en
smeermiddelen" in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" voor de juiste vloeistofsoort.
1. Verwijder de dop van de vulopening voor
DEF (in de tankklep).
207