Page 229 of 564

3-123
Handige voorzieningen in uw auto
3
Werking van het Parking AssistSystem achter
Werking
Het systeem wordt ingeschakeld als de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld en het contact in
stand ON staat. Maar als de
rijsnelheid hoger is dan 5 km/h,
registreert het systeem obstakelsmogelijk niet.
Als de rijsnelheid hoger is dan 10 km/h, geeft het systeem u geen
waarschuwing meer als een
obstakel wordt gesignaleerd.
Als er zich meerdere objecten achter de auto bevinden, zal het
dichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd.
Soorten waarschuwingssignalen
Het controlelampje wijktmogelijk af van de afbeelding
wat betreft de status van
objecten of sensoren. Als het
controlelampje knippert,
adviseren we u de auto te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of
als de zoemer met tussenpozenklinkt wanneer u deselectiehendel in stand R
(achteruit) zet, zit er mogelijk
een storing in het Parking Assist
System. In dat geval adviserenwe u om uw auto zo snel
mogelijk te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
AANWIJZING
WaarschuwingssignalenControlelampje
Wanneer een object zich
ongeveer 60 - 120 cm van de
achterbumper bevindt, klinkt het
waarschuwingssignaal met
tussenpozen.
Wanneer een object zich
ongeveer 30 - 60 cm van de
achterbumper bevindt, klinkt het
waarschuwingssignaal vaker.
Wanneer een object zich binnen
ongeveer 30 van de
achterbumper bevindt, klinkt het
waarschuwingssignaal continu.
Page 230 of 564

3-124
Handige voorzieningen in uw auto
Uitschakelen van het ParkingAssist System achter
(indien van toepassing)
Druk op de toets om het Parking Assist System achter uit te
schakelen. Het controlelampje in de
toets gaat branden.
Gevallen waarin het Parking Assist System niet werkt
Het Parking Assist System achter
werkt in de volgende gevallen
mogelijk niet goed :
Als er ijs op de sensor zit.
Er zit vuil, sneeuw of ijs o.i.d. op de sensor.
De werking van het Parking Assist
System achter wordt in de volgende
omstandigheden mogelijk
verstoord :
Bij het rijden op oneffen wegen enop hellingen.
Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons,
racemotoren, luchtremmen van
vrachtwagen en dergelijke, de
werking van de sensoren
beïnvloeden.
Bij zware regenval of opspattend water. Door afstandsbedieningen of
mobiele telefoons in de buurt vande sensoren.
Als de sensor bedekt is met sneeuw.
Als de auto is voorzien van achteraf gemonteerde uitrusting ofaccessoires of als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd.
Het sensorbereik neemt in de
volgende gevallen mogelijk af :
Bij extreem hoge of lagebuitentemperaturen.
Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm in diameter.
De volgende objecten worden
mogelijk niet opgemerkt door de
sensoren :
Smalle objecten, zoals touwen,kettingen of paaltjes.
Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor
absorberen, zoals kleding,
sponsachtige materialen en
sneeuw.
OAE046405L
Page 231 of 564

3-125
Handige voorzieningen in uw auto
3
Waarschuwingen Parking AssistSystem achter
Het Parking Assist System achter werkt onder sommige omstandigheden mogelijk niet
regelmatig, afhankelijk van de
rijsnelheid en de vorm van degesignaleerde objecten.
De correcte werking van het Parking Assist System achter kan
verstoord raken als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd of als
de bumper of sensor beschadigd
is. Achteraf gemonteerde
accessoires kunnen het bereik van
de sensoren ook beïnvloeden.
Objecten die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert. Wanneer de sensor wordt
gehinderd door sneeuw, vuil of ijs
o.i.d., werkt het Parking AssistSystem achter mogelijk niet totdatde sneeuw of het ijs is gesmolten
of het vuil e.d. is verwijderd.
Gebruik een zachte doek om vuil
e.d. van de sensor te vegen.
Druk, kras of stoot niet met harde voorwerpen tegen de sensor.
Anders kan het oppervlak van de
sensor beschadigd raken. De
sensor kan beschadigd raken.
Spuit niet met een hogedrukreiniger direct op de
sensoren of de omgeving ervan.
Anders werken de sensoren
mogelijk niet normaal. Schade aan de auto en
persoonlijk letsel, ontstaan
vanwege het onjuist
functioneren van het Parking
Assist System achter, vallen
niet onder de garantie. Rijd
altijd veilig en voorzichtig.
WAARSCHUWING
Page 232 of 564

3-126
Handige voorzieningen in uw auto
Parking Assist System
(indien van toepassing)
Het Parking Assist System
waarschuwt de bestuurder tijdens
het rijden met een signaal zodra deafstand tussen de auto en een object
voor de auto minder dan 100 cm ofachter de auto minder dan 120 cm
wordt.Dit systeem is een aanvullend
systeem, dat alleen werkt in het
gebied dat door de parkeersensoren
wordt gedekt.
Werking van het Parking Assist
System
Werking
Het systeem wordt ingeschakeld door de toets voor het Parking
Assist System in te drukken terwijl
de motor draait.
Kijk voordat u achteruitrijdt
ALTIJD om u heen om te
controleren of de omgeving
vrij is van objecten en
obstakels, om een aanrijding
te voorkomen.
Wees extra voorzichtig als u
dicht langs objecten of
personen, in het bijzonder
kinderen, rijdt.
Houd er rekening mee dat
sommige objecten mogelijk
niet op het scherm worden
weergegeven of door de
sensoren worden
geregistreerd als gevolg vande afstand tot het obstakel of
het formaat of het materiaal
van het obstakel. Al deze
zaken kunnen de effectiviteit
van de sensor beperken.
WAARSCHUWING
OAE046404
OAE046403
■Sensor voor
■Sensor achter
Sensoren
Sensor
OAE046405
Page 233 of 564

3-127
Handige voorzieningen in uw auto
3
Wanneer u de selectiehendel instand R (achteruit) zet, gaat automatisch het controlelampje op
de toets van het Parking Assist
System branden en wordt het
Parking Assist System
geactiveerd. Als echter de
rijsnelheid hoger is dan 10 km/h,geeft het systeem u geen
waarschuwing meer als een object
wordt gesignaleerd. Als de
rijsnelheid hoger is dan 20 km/h,
wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Druk op de toets
van het Parking Assist System om
het systeem in te schakelen.
Als er zich meerdere objecten achter de auto bevinden, zal het
dichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd.
Afstand tot object
WaarschuwingslampjeWaarschuwingssign
aalWanneer de auto
vooruitrijdtWanneer de autoachteruitrijdt
61~100
(24~39)Voor-Zoemer klinkt met tussenpozen
61~120
(24~47)Achter-Zoemer klinkt met tussenpozen
31~60
(12~24)VoorZoemer klinkt met
kortere tussenpozen
Achter-Zoemer klinkt met
kortere tussenpozen
30
(12)VoorZoemer klinkt
onafgebroken
Achter-Zoemer klinkt
onafgebroken
Het controlelampje wijkt mogelijk af van de afbeelding wat betreft de status van objecten of sensoren. Als het controlelampje knippert,
adviseren we u het systeem te laten nakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of als de zoemer met tussenpozen klinkt wanneer u de selectiehendel in stand R (achteruit)
zet, zit er mogelijk een storing in het Parking Assist System. In dat
geval adviseren we u om uw auto zo snel mogelijk te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
AANWIJZING
Soorten waarschuwingssignalencm (in)
Page 234 of 564

3-128
Handige voorzieningen in uw auto
Gevallen waarin het ParkingAssist System niet werkt
Het Parking Assist System werkt in
de volgende gevallen mogelijk niet
goed :
Als er ijs op de sensor zit.
Er zit vuil, sneeuw of ijs o.i.d. op de sensor.
De werking van het Parking Assist
System wordt in de volgende
omstandigheden mogelijk
verstoord :
Bij het rijden op oneffen wegen enop hellingen.
Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons,
racemotoren, luchtremmen van
vrachtwagen en dergelijke, de
werking van de sensoren
beïnvloeden.
Bij zware regenval of opspattend water.
Door afstandsbedieningen of mobiele telefoons in de buurt vande sensoren.
Als de sensor bedekt is met sneeuw.
Als de auto is voorzien van achteraf gemonteerde uitrusting ofaccessoires of als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd.
Het sensorbereik neemt in de
volgende gevallen mogelijk af :
Bij extreem hoge of lagebuitentemperaturen.
Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
De volgende objecten worden
mogelijk niet opgemerkt door de
sensoren :
Smalle objecten, zoals touwen,kettingen of paaltjes.
Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor
absorberen, zoals kleding,
sponsachtige materialen en
sneeuw.
Page 235 of 564

3-129
Handige voorzieningen in uw auto
3
Waarschuwingen Parking AssistSystem
Het Parking Assist System werkt onder sommige omstandigheden mogelijk niet regelmatig,
afhankelijk van de rijsnelheid en de
vorm van de gesignaleerdeobjecten.
De correcte werking van het Parking Assist System kan
verstoord raken als de
bumperhoogte of de inbouwpositie
van de sensoren is gewijzigd of als
de bumper of sensor beschadigd
is. Achteraf gemonteerde
accessoires kunnen het bereik van
de sensoren ook beïnvloeden.
Objecten die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert. Wanneer de sensor wordt
gehinderd door sneeuw, vuil of ijs
o.i.d., werkt het Parking AssistSystem mogelijk niet totdat desneeuw of het ijs is gesmolten of
het vuil e.d. is verwijderd. Gebruik
een zachte doek om vuil e.d. van
de sensor te vegen.
Druk, kras of stoot niet met harde voorwerpen tegen de sensor.
Anders kan het oppervlak van de
sensor beschadigd raken. De
sensor kan beschadigd raken.
Spuit niet met een hogedrukreiniger direct op de
sensoren of de omgeving ervan.
Anders werken de sensoren
mogelijk niet normaal. Schade aan de auto en
persoonlijk letsel, ontstaan
vanwege het onjuist
functioneren van het Parking
Assist System, vallen niet onder
de garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
WAARSCHUWING
Page 239 of 564

3-133
Handige voorzieningen in uw auto
3
Informatie
Plaats nooit iets in de buurt van de
sensor, zodat een optimale werking
van het verwarmings- en
airconditioningsysteem gegarandeerd
blijft.
Handmatig bediende
verwarming en airconditioning
Het verwarmings- en airconditioningsysteem kan
handmatig worden geregeld met
andere toetsen dan de toets AUTO.
In deze stand werkt het systeem
sequentieel, afhankelijk van de
gekozen toetsen. Wanneer u in de
automatische stand op één van de
toetsen, behalve AUTO, drukt, blijven
de overige functies automatisch
werken.
1. Start de motor.
2. Zet de luchtcirculatietoets in de gewenste stand.
Voor een effectieve verwarming en
koeling:
- Verwarmen :
- Koelen :
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets. 5. Zet de aanjager op de gewenste
snelheid.
6. Als u de uitstromende lucht gekoeld wilt hebben, kunt u het
airconditioningsysteem aanzetten.
Druk op toets AUTO om weer over te
schakelen naar de volledigautomatische regeling.
i
OAE046304