Page 103 of 564
2-69
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Bij een aanrijding onder een hoek
kan de kracht van de aanrijding de
inzittenden in een richting
verplaatsen, waarin de airbags geen
extra bescherming zouden bieden,
een reden waarom de sensoren
mogelijk geen airbags activeren.Net voor een aanrijding remmen
bestuurders vaak sterk af. Door zo
sterk af te remmen, zakt de voorzijde
van de auto in, waardoor deze
gemakkelijker onder een voertuig
met een grotere grondspeling zoukunnen schieten.Als de auto over de kop slaat, bieden
de airbags voor geen extra
bescherming aan de inzittenden. Ze
worden dan ook niet geactiveerd.
Informatie
De airbags worden in een dergelijke
situatie soms niet geactiveerd omdat
de deceleratie die door de sensoren
wordt gemeten, lager is dan de
deceleratie die zou worden gemeten
als de auto niet onder de voorligger
zou schuiven.
i
OAE036061OAE036054OAE036055
Page 105 of 564

2-71
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen metbetrekking tot de veiligheid
De inzittenden moeten tijdens het
rijden niet uit hun stoel komen of
van plaats wisselen.Een inzittende
die zijn veiligheidsgordel niet draagt,
kan tijdens een aanrijding of een
noodstop door de auto wordengeslingerd, tegen andere inzittenden
aan worden geslingerd of zelfs uit de
auto worden geslingerd.
Bevestig geen accessoires aan de
veiligheidsgordels. Accessoires die
claimen het comfort voor de
inzittenden te verbeteren of die degordel anders geleiden, kunnen de
beschermende werking van de
veiligheidsgordel in negatieve zin
beïnvloeden en de kans op ernstig
letsel bij een aanrijding vergroten.
Modificeer de voorstoelen niet.
Modificatie van de voorstoelen kan
de werking van de sensoren van het
aanvullend veiligheidssysteem of
van de zijairbags in negatieve zin
beïnvloeden. Plaats niets onder de voorstoelen.
Het plaatsen van voorwerpen onder
de voorstoelen kan de werking van
de sensoren van het aanvullend
veiligheidssysteem of van de
bedrading in negatieve zin
beïnvloeden.
Voorkom dat portieren hard
worden geraakt.
Voorkom dat de
portieren hard worden geraakt als
het contact in stand ON staat: dit kan
tot gevolg hebben dat de airbags
worden geactiveerd.
(Vervolg)
Reinig de afdekkappen van de
airbags met een zachte doek
die vochtig is gemaakt met
schoon water. Oplos- en
reinigingsmiddelen kunnen
het materiaal van deafdekkappen aantasten en de
werking van het systeem in
negatieve zin beïnvloeden.
Laat geactiveerde airbags
vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Als onderdelen van het
airbagsysteem moeten worden
afgevoerd of als de auto in zijn
geheel moet worden
afgevoerd, moeten bepaalde
voorzorgsmaatregelen metbetrekking tot de veiligheid in
acht worden genomen. Neem
voor de benodigde informatiecontact op met een officiële
HYUNDAI-dealer. Het niet
opvolgen van deze
voorzorgsmaatregelen
vergroot de kans op letsel.
Page 134 of 564

3-28
Handige voorzieningen in uw auto
Elektrochromatische spiegel(ECM) (indien van toepassing)
De elektrochromatische
binnenspiegel voorkomt 's nachts of
als er weinig licht is automatisch
verblinding door de koplampen van
achteropkomend verkeer.
Zodra de motor draait, worden de lichtreflecties automatisch gedimd.
De sensor registreert het lichtniveaurond de auto en dimt automatisch de
reflecties van de koplampen van
achteropkomende auto's. Als de selectiehendel in stand R
(achteruit) wordt gezet, wordt debinnenspiegel automatisch in de
helderste stand gezet om het zicht
naar achteren zo duidelijk mogelijk te
maken.
Bedienen van elektrochromatische
binnenspiegel :
Druk op de AAN/UIT-knop (1) om de automatische dimfunctie uit te
schakelen. Hetspiegelcontrolelampje dooft.
Druk op de AAN/UIT-knop (1) om de automatische dimfunctie in te
schakelen. Hetspiegelcontrolelampje gaat
branden.
De standaardinstelling voor de spiegel is AAN als het contact of
de startknop in stand ON staat.
Buitenspiegel
Stel de spiegels af voordat u gaat
rijden.
Uw auto is uitgerust met zowel een
linker als een rechter buitenspiegel.
De spiegels kunnen elektrisch
versteld worden met de schakelaar.
De spiegels kunnen worden ingeklapt om beschadigingen in een
automatische wasserette of bij het
rijden door een smalle straat te
voorkomen.
OAD045010
Indicatore
OAE046013
Page 176 of 564

3-70
Handige voorzieningen in uw auto
Controlelampje SPORT-modus
Dit controlelampje gaat branden :
Als de bestuurder de selectiehendel in stand S (Sport)
zet.
Zie "Double clutch-transmissie" in
hoofdstuk 5 voor meer informatie.
Controlelampje ECO- modus
Dit controlelampje gaat branden :
Als de bestuurder de selectiehendel in stand D (Drive)
zet.
Zie "Double clutch-transmissie" in
hoofdstuk 5 voor meer informatie.
Waarschuwingslampje Autonomous
Emergency Braking (AEB) (indien van toepassing)
Dit waarschuwingslampje gaat
branden :
Als het AEB-systeem is uitgeschakeld.
Als de radarsensor of de kap bedekt is met vuil of sneeuw. Controleer de sensor en de kap en
reinig ze met een zachte doek.
In het geval van een storing in de AEB. In dat geval adviseren we uuw auto te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Controlelampje Lane
Keeping Assist-
systeem (LKAS)
(indien van toepassing)
Dit controlelampje gaat branden :
[Groen] Wanneer aan de voorwaarden voor de werking van
het LKAS wordt voldaan.
[Wit] Wanneer niet aan de voorwaarden voor de werking van
het systeem wordt voldaan of
wanneer de sensor geen
rijstrookmarkering signaleert.
[Geel] In het geval van een storing in het Lane Keeping Assist-systeem.
In dat geval adviseren we u uw auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Zie "Lane Keeping Assist-systeem
(LKAS)" in hoofdstuk 5 voor meer
informatie.
Page 212 of 564
3-106
Handige voorzieningen in uw auto
Ook wanneer de stand AUTO is
ingeschakeld, is het raadzaam om
de verlichting handmatig in te
schakelen wanneer u 's nachts of in
de mist rijdt of wanneer u een
donkere omgeving, zoals tunnels en
parkeergarages, inrijdt.
• Dek de sensor (1) in hetdashboard niet af en mors er ook niets op.
Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze kan een
dunne film achterlaten op de
sensor, waardoor deze niet meergoed werkt.
Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien van eenmetaalhoudende coating,
functioneert het automatische
verlichtingssysteem mogelijk nietgoed.
Stand parkeerlicht ( )
De parkeerlichten, de
kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting gaan branden.
Stand koplampen ( )
De koplampen, de parkeerlichten, de
kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting gaan branden.
AANWIJZING
OAE046468L
OAE046469L
■Type A
■Type BOAE046466L
OAE046467L
■Type A
■Type B
Page 224 of 564

3-118
Handige voorzieningen in uw auto
AUTO : De regensensor bovenaan opde voorruit registreert de
hoeveelheid regen en
schakelt de ruitenwissersautomatisch in met de juiste
snelheid/intervaltijd. Hoeharder het regent, hoe hoger
de wissersnelheid. Als het
ophoudt met regenen, wordt
de ruitenwisser automatisch
uitgeschakeld. Draai aan desnelheidsregelknop (B) om desnelheid te wijzigen.
LO (1) : De ruitenwissers wissen met een lagere snelheid.
HI (2) : De ruitenwissers wissen met een hogere snelheid. Informatie
Maak de ruit vrij van sneeuw en ijs
alvorens de ruitenwissers te gebruiken
of ontdooi de voorruit gedurende 10
minuten. Anders werken de
ruitenwissers mogelijk niet goed en
kunnen ze beschadigd raken.
Als u sneeuw en/of ijs niet verwijdert
voordat u de ruitenwisser en
ruitensproeier gebruikt, kan er schade
ontstaan aan het ruitenwisser- en
ruitensproeiersysteem.Automatische regeling (AUTO) (indien van toepassing)
De regensensor bovenaan op de
voorruit registreert de hoeveelheid
regen en schakelt de ruitenwisserautomatisch in met de juiste
snelheid/intervaltijd. Hoe harder hetregent, hoe hoger de wissersnelheid.
Als het ophoudt met regenen, wordt
de ruitenwisser automatisch
uitgeschakeld. Draai aan desnelheidsregelknop (1) om desnelheid te wijzigen.
i
OAD045441L
Sensor
Page 225 of 564

3-119
Handige voorzieningen in uw auto
3
Als de wisserschakelaar in de stand
AUTO wordt gezet terwijl het contactin stand ON staat, zal de wisser
eenmaal werken om een controle
van het systeem uit te voeren. Zet de
schakelaar in stand OFF als de
ruitenwissers niet in gebruik zijn. Zet de schakelaar tijdens het
wassen van de auto in stand
OFF (O) om te voorkomen dat de
ruitenwissers automatisch
worden ingeschakeld. Als de
ruitenwissers tijdens het
wassen worden ingeschakeld,
raken ze mogelijk beschadigd.
Verwijder de behuizing van de regensensor boven aan de
voorruit aan passagierszijde
niet. Eventuele schade aan
onderdelen die hierdoor kan
ontstaan, valt niet onder de
fabrieksgarantie.AANWIJZING
Als de motor draait en de
schakelaar voor de
ruitenwissers voor in stand
AUTO staat, neem dan
onderstaande aanwijzingen in
acht om letsel te voorkomen :
Raak het bovenste deel van
de voorruit, waar de
regensensor zich bevindt, nietaan.
Veeg het bovenste deel van de
voorruit niet schoon met een
vochtige doek.
Oefen geen druk uit op de
voorruit.
WAARSCHUWING
Page 228 of 564

3-122
Handige voorzieningen in uw auto
Informatie
Zorg ervoor dat de lens van de camera
altijd schoon is. Als de lens is bedekt
met vuil of sneeuw, functioneert de
camera mogelijk niet normaal.
Parking Assist System achter
(indien van toepassing)
Het Parking Assist System achter
waarschuwt de bestuurder tijdens
het achteruitrijden met een
geluidssignaal zodra de afstand
tussen de auto en een voorwerpachter de auto minder dan 120 cm
wordt.
Dit systeem is een aanvullend
systeem, dat alleen werkt in het
gebied dat door de parkeersensoren
wordt gedekt.
i
OAE046403
Capteur
Kijk voordat u achteruitrijdt
ALTIJD om u heen om te
controleren of de omgeving
vrij is van objecten en
obstakels, om een aanrijding
te voorkomen.
Wees extra voorzichtig als u
dicht langs objecten of
personen, in het bijzonder
kinderen, rijdt.
Houd er rekening mee dat
sommige objecten mogelijk
niet op het scherm worden
weergegeven of door de
sensoren worden
geregistreerd als gevolg vande afstand tot het obstakel of
het formaat of het materiaal
van het obstakel. Al deze
zaken kunnen de effectiviteit
van de sensor beperken.
WAARSCHUWING
Gebruik voor het reinigen van
de lens geen producten die zure
of basische reinigingsmiddelen
bevatten. Gebruik uitsluitend
een zachte zeep of een neutraal
oplosmiddel en spoel grondig
na met water.
OPMERKING