5-83
Rijden met uw auto
5
Tijdelijk accelereren metingeschakelde Smart Cruise
Control
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de
Smart Cruise Control is
ingeschakeld. De Smart Cruise
Control wordt door de hogere
snelheid niet uitgeschakeld en de
ingestelde snelheid wordt niet
gewijzigd.
Laat het gaspedaal los om weer
terug te keren naar de
oorspronkelijke rijsnelheid.
Als u de selectieschakelaar omlaag
beweegt (SET-) bij een hogere
snelheid, zal de rijsnelheid opnieuw
worden ingesteld.
Informatie
Wees voorzichtig bij het tijdelijk
accelereren, aangezien de snelheid op
dat moment niet automatisch wordt
geregeld, zelfs niet wanneer er zich
een auto voor u bevindt.
De Smart Cruise Control wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer:
Handmatig uitschakelen
Het rempedaal wordt ingetrapt.
De toets CANCEL/ op het stuurwiel wordt ingedrukt.
Het rempedaal wordt ingetrapt en tegelijkertijd de toets CANCEL/
wordt ingedrukt terwijl de autostilstaat. De Smart Cruise Control wordt
tijdelijk uitgeschakeld wanneer het
controlelampje voor ingestelde
snelheid en afstand tot de voorligger
op het LCD-display dooft.
Het controlelampje CRUISE
( ) blijft onafgebroken
branden.
Automatisch uitschakelen
Het bestuurdersportier wordt
geopend.
De selectiehendel wordt in stand N (neutraal), R (achteruit) of P
(parkeren) gezet.
De parkeerrem wordt geactiveerd.
De rijsnelheid is lager dan 10 km/h.
De rijsnelheid is hoger dan 190 km/h.
De ESC (elektronische stabiliteitsregeling), het TCS (antidoorslipregelingssysteem) of
het ABS is in werking.
De ESC wordt uitgeschakeld.
De sensor of de behuizing is vuil of geblokkeerd.
i
OAE056157L
■Type A
■Type B
5-87
Rijden met uw auto
5
Sensor om de afstand tot de
voorligger te signaleren
Smart Cruise Control gebruikt een sensor om de afstand tot de
voorligger te signaleren.
OAE056028
Wanneer de voorligger
(rijsnelheid: minder dan 30
km/h) naar de naastliggende
rijstrook verdwijnt, klinkt de
waarschuwingszoemer en
verschijnt de melding "Watch
for surrounding vehicles" (Let
op voor gestopt voertuig). Pas
uw rijsnelheid aan voor auto's
of objecten die plotseling vooru kunnen opduiken door hetrempedaal in te trappen. Let altijd op de wegomstandigheden.
OPMERKING
OAE056168L
Bij gebruik van het Smart
Cruise Control-systeem:
De waarschuwingszoemer klinkt en de afstandsindicator
knippert als de auto de
ingestelde afstand tot de
voorligger niet kan aanhouden.
Als de waarschuwingszoemer
klinkt, trap dan het gaspedaalof rempedaal in om derijsnelheid en de afstand tot
de voorligger actief te regelen.
Let altijd op de
rijomstandigheden, ookwanneer de
waarschuwingszoemer niet
klinkt, om gevaarlijke situaties
te voorkomen.
WARNING
OAD055063
5-88
Rijden met uw auto
Waarschuwingsmelding
Smart Cruise Control disabled.
Radar blocked (SCC-modus
uitgeschakeld. Radar geblokkeerd)
Wanneer de behuizing van de lens
van de sensor wordt geblokkeerd
door vuil, sneeuw, e.d., wordt de
werking van het Smart CruiseControl-systeem mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als dit gebeurt, wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven op het LCD-display.
Vervuil het eventueel aanwezige vuil,
sneeuw e.d en reinig de behuizing
van de lens van de radarsensor
voordat u het Smart Cruise Control-
systeem gebruikt.Het Smart Cruise Control-systeem
wordt mogelijk niet goed geactiveerd
wanneer de radar volledig vervuild is
of als er objecten niet wordengesignaleerd nadat het contact in
stand ON is gezet (bijvoorbeeld opeen open terrein).
Breng geen vreemde
voorwerpen, zoals een
bumpersticker of
bumperbescherming aan in
de buurt van de radarsensor.
Anders kunnen de prestaties
van de radarsensor negatief
worden beïnvloed.
Houd de radarsensor en de
behuizing van de lens altijd
schoon en vrij van vuil e.d.
Gebruik alleen een zachte
doek voor het wassen van de
auto. Spuit geen water onder
hoge druk direct op de sensor
of de behuizing van de
sensor.
(Vervolg)
OPMERKING
OAE056166L
5-89
Rijden met uw auto
5
Check Smart Cruise Control System
(Check SCC Systeem)
De melding wordt weergegeven
wanneer de constante-
afstandsregeling niet normaal werkt.
We adviseren u het systeem te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Beperkingen van het systeem
Het Smart Cruise Control-systeem is
mogelijk beperkt in het kunnen
bepalen van de afstand tot de
voorligger als gevolg van weg- en
verkeersomstandigheden.
(Vervolg)Oefen geen onnodige kracht
uit op de radarsensor of de
behuizing van de sensor. Als
de sensor met kracht uit zijn
juiste positie wordt bewogen,
werkt het Smart Cruise
Control-systeem mogelijk niet
goed. In dit geval wordt er
mogelijk geen
waarschuwingsmelding
weergegeven. Laat de autonakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Als het gedeelte van de
voorbumper rondom de
radarsensor beschadigd
raakt, werkt het Smart Cruise
Control-systeem mogelijk niet
goed. We adviseren u de autote laten nakijken door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Gebruik alleen originele
HYUNDAI-onderdelen om een
beschadigde sensor of
behuizing van de sensor te
repareren of te vervangen.
Breng geen verf aan op de
behuizing van de sensor.
OAE056167L
5-91
Rijden met uw auto
5
Wisselen van rijstrook
Een auto die vanuit eenaangrenzende rijstrook invoegt,
kan pas door de sensor worden
herkend wanneer hij zich binnen
het detectiebereik van de sensor
bevindt.
De radar signaleert mogelijk niet direct dat een auto plotseling
invoegt. Let altijd op het verkeer en
de weg- en rijomstandigheden.
Wanneer een langzamer voertuig invoegt, neemt uw snelheidmogelijk af om de afstand tot de
voorligger aan te houden.
Wanneer een sneller voertuig invoegt, accelereert uw automogelijk tot de ingestelde snelheid.
Herkennen van voertuigen
Sommige voertuigen in uw rijstrook
kunnen niet door de sensor worden
herkend:
-Smalle voertuigen, zoals
motorfietsen of fietsen
- Voertuigen die naar een zijde overhellen
- Langzaam rijdende of plotseling afremmende voertuigen
- Stilstaande voertuigen
- Voertuigen met een smalle achterzijde, zoals aanhangers
zonder belading Een voorligger kan in de volgende
gevallen niet goed door de sensor
worden herkend:
- Wanneer de auto aan de voorzijde
omhoog wijst als gevolg van
overbelading van de bagageruimte
- Terwijl het stuurwiel wordt bediend
- Wanneer u naar een zijde van de rijstrook rijdt
- Wanneer u op een smalle rijstrook of in bochten rijdt
Trap indien nodig het rempedaal of gaspedaal in.
OAE056104OAE056103
6-12
Controleer na het vervangen van een
of meerdere banden of velgen het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS ook
na het vervangen goed werkt.
In de volgende situaties dient u
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
1. Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning/controlelampj
e storing TPMS gaat niet
gedurende 3 seconden brandennadat het contact in stand ON is
gezet of de motor is gestart.
2. Het controlelampje storing TPMS blijft branden nadat het
gedurende ongeveer 1 minuut
geknipperd heeft.
3. Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning
blijft branden.
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
Waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning enbandenspanning
When the tire pressure monitoring
system warning indicators are
illuminated and warning message
displayed on the cluster LCD display,
one or more of your tires is
significantly under-inflated. The Low
Tire Pressure Position Telltale willindicate which tire is significantly
under-inflated by illuminating thecorresponding position light. If either telltale illuminates,
immediately reduce your speed,
avoid hard cornering and anticipate
increased stopping distances. You
should stop and check your tires as
soon as possible. Inflate the tires tothe proper pressure as indicated on
the vehicle’s placard or tire inflation
pressure label located on the driver’sside center pillar outer panel.
If you cannot reach a service station
or if the tire cannot hold the newly
added air, replace the low pressure
tire with the spare tire.
The Low Tire Pressure Telltale will
remain on and the TPMS Malfunction
Indicator may blink for one minuteand then remain illuminated (when
the vehicle is driven approximately
20 minutes at speed above 25 km/h)
until you have the low pressure tire
repaired and replaced on the vehicle.
informatie
Het reservewiel is niet uitgerust met
een bandenspanningssensor.
i
AANWIJZING
Wat te doen in een noodgeval
■ Type A■Type B
OAE046114L/OAE046115L
6-14
Het controlelampje storing TPMS
zal mogelijk gaan branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd als de auto zich in de
buurt bevindt van elektrische
kabels of zenders zoals in de
nabijheid van politiebureaus,
kantoren, zendstations, militaire
objecten, luchthavens of
zendmasten.
Daarnaast zal het controlelampje
storing TPMS mogelijk gaan
branden als er sneeuwkettingen
worden gebruikt of als er in de
auto bepaalde elektronische
apparatuur wordt gebruikt, zoals
een notebook, een lader, een
externe starthulp of een
navigatiesysteem. Dit kan de
normale werking van het TPMSstoren.
Een wiel verwisselen met TPMS
Bij een lekke band gaan de
waarschuwingslampjes lagebandenspanning en positie lage
bandenspanning branden. Laat de
lekke band zo snel mogelijk door een
officiële HYUNDAI-dealer repareren of
vervang de band door het reservewiel.
Het reservewiel (indien van
toepassing) is niet voorzien van een
bandenspanningssensor. Wanneerde band met de lage
bandenspanning of de lekke band
door het reservewiel is vervangen,
blijft het waarschuwingslampjes lage
bandenspanning branden. Ook gaat het controlelampje storing
TPMS branden na gedurende 1
minuut te hebben geknipperd
wanneer er gedurende ongeveer 20
minuten met de auto wordt gereden
bij een snelheid van ten minste 25km/h.
Als de oorspronkelijke band met een bandenspanningssensor eenmaal
weer op de voorgeschreven
spanning is gebracht en onder de
auto is gemonteerd, doven het
waarschuwingslampje lagebandenspanning en het
controlelampje storing TPMS na een
paar minuten rijden.
Ga naar een officiële HYUNDAI- dealer als de lampjes na een paar
minuten niet doven.
Elk wiel is uitgerust met een bandenspanningssensor achter het
ventiel in het wiel (behalve het
reservewiel). Gebruik wielen die
speciaal geschikt zijn voor TPMS. Wij
raden u aan uw banden altijd door
een officiële HYUNDAI-dealer te
laten nakijken. U kunt de bandenspanning niet beoordelen door alleen naar de
banden te kijken.
AANWIJZING
Wat te doen in een noodgeval
Gebruik nooit een niet door
HYUNDAI goedgekeurd
bandenreparatiemiddel om de
band met een te lage spanning
te repareren. Niet door
HYUNDAI goedgekeurde
bandenreparatievloeistof kande bandenspanningssensoren
beschadigen.
OPMERKING
6-15
Wat te doen in een noodgeval
Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van een
goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Een band
die warm is (door het rijden), heefteen hogere bandenspanning dan
een band die koud is.
Een koude band houdt in dat de auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,6 km heeft gereden
gedurende deze periode.
Laat de band afkoelen alvorens de
bandenspanning te meten. Zorg er
altijd voor dat de band koud is
alvorens deze op de aanbevolenspanning te brengen.
6
Het TPMS waarschuwt niet
voor ernstige en plotselinge
schade aan de banden
veroorzaakt door externe
factoren, zoals spijkers ofstraatvuil.
Als de auto instabiel aanvoelt,
haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal, trap het
rempedaal licht in en breng
uw auto op een veilige plaatstot stilstand.
WAARSCHUWING
Het aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het
bandenspanningscontrolesyste
em (TPMS) verhindert mogelijk
dat de bestuurder door het
systeem wordt gewaarschuwd
over een te lage
bandenspanning en/of storingen
in het TPMS. Door het
aanpassen, wijzigen of
uitschakelen van onderdelen
van het
bandenspanningscontrolesyste
em (TPMS) vervalt mogelijk de
garantie voor dat deel van deauto.
WAARSCHUWING
EUROPA
Breng geen wijzigingen aan
de auto aan; deze kunnen de
werking van het TPMShinderen.(Vervolg)
WAARSCHUWING
(Vervolg)
Universele wielen hebben
geen TPMS-sensor.
Voor uw veiligheid adviseren
we u vervangende onderdelen
te gebruiken die zijn geleverd
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Als u universele wielen onder
uw auto monteert, moet u
TPMS-sensoren gebruiken die
goedgekeurd zijn door een
HYUNDAI-dealer. Als uw auto
niet voorzien is van TPMS-
sensoren of als het TPMS niet
goed werkt, kunt u problemen
krijgen bij de APK.
❈
❈ Alle auto's die vanaf
onderstaande datum in
EUROPA op de markt verkocht
worden, moeten zijn voorzien
van TPMS.
- Nieuwe modellen:
1 november 2012 -
- Bestaande modellen: 1 november 2014 - (op basis
van voertuigregistratie)