5-47
Rijden met uw auto
5
Er bevindt zich een vast voorwerpin de buurt van de auto, zoals een
vangrail.
Als er met de auto gereden wordt in de buurt van gebieden met
metalen constructies, zoals bij
wegwerkzaamheden, spoorwegen,enz.
Er is een groot voertuig in de buurt, zoals een bus of vrachtwagen.
Er is een (motor)fiets in de buurt.
Er bevindt zich een platte aanhanger in de buurt.
Als uw auto gelijktijdig weggereden is met de auto naast u en geaccelereerd heeft.
Als het andere voertuig met zeer hoge snelheid passeert.
Tijdens het wisselen van rijstrook.
Tijdens het op- of afrijden van een steile weg waar de hoogte van de
rijstroken verschillend is.
Als het andere voertuig zeer dicht nadert.
Er hangt een aanhanger of fietsendrager achter de auto. Als de temperatuur in de buurt van
de achterbumper hoog of laag is.
Als de sensoren geblokkeerd worden door andere voertuigen,
wanden of pilaren rond de
parkeerplaats.
Wanneer het gesignaleerde voertuig ook achteruitrijdt terwijl
uw auto achteruitrijdt.
Als er zich kleine objecten binnen het detectiebereik bevinden, zoals
een winkelwagen of een
wandelwagen.
Bij een auto met een geringe hoogte, zoals een sportauto.
Als andere voertuigen zich dicht bij uw auto bevinden.
Als het voertuig op de naastliggende rijstrook één
rijstrook opschuift ten opzichte van
u OF als het voertuig op de tweede
rijstrook naast u opschuift naar de
naastliggende rijstrook.
Bij het rijden op een nat wegdek.
5-48
Rijden met uw auto
Het AEB-systeem (Autonomous
Emergency Braking) (indien van
toepassing) is ontworpen om de
voorligger te signaleren en in de gaten
te houden of om een voetganger op
de weg te signaleren door middel van
radarsignalen en cameraherkenning.
De bestuurder wordt gewaarschuwd
dat een aanrijding zeer waarschijnlijk
is en, indien nodig, wordt een
noodstop uitgevoerd.Systeeminstelling en - activering
Systeeminstelling
De bestuurder kan de AEB activeren door het contact in stand ON te
zetten en het volgende te selecteren: Instrumentenpaneel type A
'User Settings' (gebruikersinstellingen)
'Driving Assist' (rijbegeleiding)
Forward Collision Warning
Autonomous Emergency Braking
AA UU TTOO NNOO MM OOUUSS EE MM EERR GG EENN CCYY BB RRAA KKIINN GG (( AA EEBB )) (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van Autonomous
Emergency Braking (AEB):
Het systeem dient slechts als
hulpmiddel en vermindert niet
de noodzaak om zeer
voorzichtig en oplettend te
rijden. Het bereik van de
parkeersensoren is beperkt
en niet alle objecten worden
even goed gesignaleerd. Lette allen tijde op dewegomstandigheden.
Rijd NOOIT harder dan de wegomstandigheden of de
bochten toelaten.
Rijd altijd voorzichtig om
onverwachte en plotselinge
situaties te voorkomen. AEB
brengt de auto niet volledig
tot stilstand en voorkomt
geen aanrijdingen.
WAARSCHUWING
■Type A■Type B
OAE056095L/OAE056022L
5-53
Rijden met uw auto
5
AEB-radarsensor vóór
Om ervoor te zorgen dat het AEB-
systeem goed werkt, moet de
behuizing van de lens van de
radarsensor schoon zijn en vrij zijn
van vuil, sneeuw, enz. Vuil, sneeuw
e.d. op de lens kan de prestaties van
de radarsensor negatief
beïnvloeden.
Waarschuwingsmelding enwaarschuwingslampje
Auto Emergency Braking disabled.
Radar blocked (Auto Emergency
Braking uitgeschakeld. Radar
geblokkeerd)
Wanneer de behuizing van de lens
van de sensor wordt geblokkeerd door
vuil, sneeuw, e.d., wordt de werking
van het AEB-systeem mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als dit gebeurt, wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven op het LCD-display.
Het AEB-systeem werkt binnen
bepaalde parameters, zoals de
afstand tot de voorligger of
voetganger, de snelheid van de
voorligger en de rijsnelheid.Bepaalde omstandigheden
zoals slecht weer en dewegomstandigheden hebben
mogelijk een negatieve invloed
op de werking van het AEB-systeem.
WAARSCHUWING
OAE056028
OAE056031L
De regeling van het remsysteem kan de auto niet
volledig tot stilstand brengen
noch alle aanrijdingen
voorkomen.
De bestuurder blijft zelf
verantwoordelijk voor het veilig
rijden en het bedienen van deauto.
WAARSCHUWING
5-54
Rijden met uw auto
Verwijder het eventueel aanwezige
vuil, sneeuw e.d en reinig de
behuizing van de lens van de
radarsensor voordat u het AEB-
systeem gebruikt.
De AEB werkt mogelijk niet goed in
een gebied (bijvoorbeeld een open
terrein) waar objecten niet wordengesignaleerd nadat het contact in
stand ON is gezet.
Breng geen vreemdevoorwerpen, zoals een
bumpersticker of
bumperbescherming aan in de
buurt van de radarsensor.
Anders kunnen de prestaties
van de radarsensor negatief
worden beïnvloed.
Houd de radarsensor en de behuizing altijd schoon en vrij
van vuil e.d.
Gebruik alleen een zachte doek voor het wassen van de auto.
Spuit geen water onder hogedruk direct op de sensor of de
behuizing van de sensor.
(Vervolg)(Vervolg)
Oefen geen onnodige kracht uit
op de radarsensor of de
behuizing van de sensor. Als de
sensor met kracht uit zijn juiste
positie wordt bewogen, werkt
het AEB-systeem mogelijk niet
goed. In dit geval wordt er
mogelijk geen
waarschuwingsmelding
weergegeven. Laat de autonakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Als het gedeelte van de voorbumper rondom de
radarsensor beschadigd raakt,
werkt het AEB-systeem mogelijk
niet goed. We adviseren u deauto te laten nakijken door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Gebruik alleen originele onderdelen om een
beschadigde sensor of
behuizing van de sensor te
repareren of te vervangen.
Breng geen verf aan op de
behuizing van de sensor.Storing in het systeem
Check AEB system
(Controleer AEB-systeem)
Als de AEB niet goed werkt, gaathet waarschuwingslampje AEB
( ) branden en verschijnt er
gedurende enkele seconden een
waarschuwingsmelding. Nadat de
melding is verdwenen, gaat het
hoofdwaarschuwingslampje ( )
branden. In dat geval adviseren we
u de auto te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Als de AEB-waarschuwingsmelding wordt weergegeven, gaat mogelijk
ook het waarschuwingslampje ESC(elektronische stabiliteitsregeling)
branden.
AANWIJZING
OAE056038L
5-55
Rijden met uw auto
5
De AEB is een aanvullend systeem dat het
gebruiksgemak voor de
bestuurder vergroot. De
bestuurder blijft zelf
verantwoordelijk voor het
bedienen van de auto.
Vertrouw niet blindelings op
het AEB-systeem. Bewaar
altijd voldoende afstand tot de
voorligger, zodat u de autoveilig tot stilstand kunt
brengen en trap indien nodighet rempedaal in om de
rijsnelheid te verlagen.
In bepaalde gevallen en onder bepaalde rijomstandigheden
wordt het AEB-systeem
mogelijk voortijdig
geactiveerd. Deze eerste
waarschuwingsmelding
verschijnt op het LCD-displayen er klinkt een
waarschuwingszoemer.(Vervolg)
(Vervolg)Ook wordt in bepaalde
gevallen de voorligger of de
voetganger mogelijk niet
gesignaleerd door de
radarsensor voor of hetcameraherkenningssysteem.
Het AEB-systeem wordt
mogelijk niet geactiveerd en
de waarschuwingsmelding
wordt niet weergegeven.
Als zich een storing voordoet
in het AEB-systeem, wordt
Autonomous Emergency
Braking niet geactiveerd, ookal werkt het remsysteemnormaal.
Als de voorligger plotseling
stopt, hebt u mogelijk minder
controle over het
remsysteem. Bewaar daarom
altijd een veilige afstand tot
uw voorligger. (Vervolg)
(Vervolg)
Het AEB-systeem kan
geactiveerd worden tijdenshet remmen en de auto kanplotseling tot stilstand
worden gebracht, waardoorlosse objecten naar de
passagiers kunnen schuiven.Zet losse objecten altijd goed
vast.
Het AEB-systeem wordt
mogelijk niet geactiveerd als
de bestuurder het rempedaalintrapt om een aanrijding te
voorkomen.
Het AEB-systeem werkt alleen
om voorliggers en
voetgangers voor de auto tesignaleren. Het AEB-systeem werkt niet
wanneer de auto achteruitrijdt. Het AEB-systeem is niet
ontworpen om andere
objecten, zoals dieren, op deweg te signaleren.(Vervolg)
WAARSCHUWING
5-56
Rijden met uw auto
Beperkingen van het systeem
Het AEB-systeem (Autonomous
Emergency Braking) is ontworpen om
de voorligger of een voetganger op de
weg te signaleren door middel van
radarsignalen en cameraherkenning.
De bestuurder wordt gewaarschuwd
dat een aanrijding zeer waarschijnlijk
is en, indien nodig, wordt een
noodstop uitgevoerd.
In bepaalde gevallen wordt de
voorligger of de voetganger mogelijkniet gesignaleerd door de
radarsensor of de camera. In deze
gevallen werkt het AEB-systeem
mogelijk niet goed. In de volgende
situaties wordt de werking van de
AEB mogelijk beperkt en moet de
bestuurder zeer goed opletten.
Signaleren van voertuigen
De werking van de sensor wordt
mogelijk in de volgende gevallen
beperkt:
De radarsensor of camera wordtgeblokkeerd door een vreemd
voorwerp o.i.d.
Slecht weer, zoals hevige regen of sneeuw, hinderen het blikveld van
de radarsensor of camera
Elektromagnetische golven zorgen voor interferentie
De door de radarsensor ontvangen gereflecteerde signalen zijn ergonregelmatig
De herkenning door de radar/camerasensor is beperkt
De voorligger is te smal om door het cameraherkenningssysteem te
worden gesignaleerd (bijvoorbeeld
een motorfiets, fiets, enz.)
De voorligger is te breed om door het cameraherkenningssysteem te
worden gesignaleerd (bijvoorbeeld
de aanhanger van een trekker,enz.)
(Vervolg)
Het AEB-systeem signaleert
geen naderend verkeer van
links en rechts.
Wanneer de bestuurder de
zijkant van een geparkeerde
auto (bijvoorbeeld in een
doodlopende straat) nadert,kan dit niet door het AEB-
systeem worden
gesignaleerd.
Bewaar in deze gevallen altijd
voldoende afstand tot de
voorligger, zodat u de autoveilig tot stilstand kunt
brengen en trap indien nodighet rempedaal in om de
rijsnelheid te verlagen.
5-57
Rijden met uw auto
5
Het zichtveld van de bestuurder isniet goed verlicht (te donker, te
veel reflectie of te veel tegenlicht
waardoor het zichtveld wordtgehinderd)
De voorligger heeft de achterlichten niet ingeschakeld
De helderheid van het omgevingslicht verandert
plotseling, bijvoorbeeld wanneer u
een tunnel in- of uitrijdt
De voorligger rijdt onregelmatig
De auto rijdt op een onverharde of slechte weg of op een weg met
plotselinge veranderingen inhellingshoek
De auto rijdt onder straatniveau of in een gebouw.
De auto rijdt in de buurt van gebieden met metalen
constructies, zoals bij
wegwerkzaamheden, spoorwegen,enz. - Rijden in bochten
De prestaties van het AEB-systeem
worden mogelijk beperkt bij het
rijden op een bochtige weg.
In bepaalde gevallen wordt het AEB-
systeem op een bochtige weg
mogelijk voortijdig geactiveerd.
Ook wordt in bepaalde gevallen op
een bochtige weg de voorliggermogelijk niet gesignaleerd door de
radarsensor voor of het
cameraherkenningssysteem.
Bewaar in deze gevallen altijd
voldoende afstand tot de voorligger,
zodat u de auto veilig tot stilstand
kunt brengen en trap indien nodig
het rempedaal in om de rijsnelheid te
verlagen. Mogelijk herkent het AEB-systeem
bij het rijden op een bochtige weg
een voertuig op de andere rijstrook.
In dit geval alarmeert het systeem de bestuurder mogelijk onnodig en
wordt onnodig geremd.
Let tijdens het rijden altijd op de weg-
en rijomstandigheden. Trap indiennodig het rempedaal in om de
rijsnelheid te verlagen en een veilige
tussenafstand te bewaren.
Trap daarnaast indien nodig het
gaspedaal in om te voorkomen datde auto onnodig door het systeem
decelereert.
OAE056100OAE056101
5-59
Rijden met uw auto
5
- Uw voorligger signaleren
Als uw voorligger een grote, naar
achteren uitstekende lading heeft of
een grotere bodemvrijheid heeft dan
uw auto, moet u extra goed opletten.
Mogelijk wordt de naar achteren
uitstekende lading niet door het
AEB-systeem gesignaleerd. Bewaar
in deze gevallen altijd voldoendeafstand tot het object dat het dichtst
voor u is, zodat u de auto veilig tot
stilstand kunt brengen en trap indiennodig het rempedaal in om uw
rijsnelheid te verlagen.
Signaleren van voetgangers(indien van toepassing)
De werking van de sensor wordt
mogelijk in de volgende gevallen
beperkt:
De voetganger wordt niet goed gesignaleerd door het
cameraherkenningssysteem als de
voetganger bijvoorbeeld voorover
buigt of niet volledig rechtop loopt
De voetganger beweegt zeer snel of verschijnt plotseling in het
detectiegebied van de camera
De voetganger draagt kleding die wegvalt tegen de achtergrond,
waardoor deze moeilijk door het
cameraherkenningssysteem kan
worden gesignaleerd
De buitenverlichting is te fel (bijvoorbeeld bij het rijden in fel
zonlicht of de schittering van de
zon) of te donker (bijvoorbeeld 'snachts op het platteland) Het is moeilijk om de voetganger te
signaleren en te onderscheiden
van andere objecten in de buurt,
bijvoorbeeld wanneer er een groep
voetgangers of een grote groepmensen is
Er wordt een object gesignaleerd dat een vergelijkbare vorm heeftals het menselijk lichaam
De voetganger is klein
De voetganger is lichamelijk gehandicapt
De herkenning door de sensor is beperkt
OAE056105