verhoogt de druk in het remcircuit aanzienlijk,
waardoor het systeem sneller en krachtiger kan
remmen.
BELANGRIJK Als de Mechanische Brake Assist
wordt geactiveerd, is het mogelijk dat het systeem
lawaai produceert. Dit is normaal. Houd tijdens
het remmen het rempedaal in ieder geval goed
ingetrapt.
BELANGRIJK
Als het ABS in werking treedt , merkt u
dat aan een trilling in het rempedaal.
Verlaag de remdruk niet maar houd het
rempedaal juist goed ingetrapt ; op deze manier
hebt u de kor tste remweg in relatie tot de
conditie van het wegdek.
BELANGRIJK
Als het ABS in werking treedt , dan is de
grip van de banden op het wegdek
beperkt : u dient uw snelheid te verlagen en aan
te passen aan de beschikbare grip.
BELANGRIJK
Het ABS maakt zo goed mogelijk
gebruik van de beschikbare grip, maar
kan de beschikbare grip niet verhogen; rijd
daarom voorzichtig op een gladde ondergrond
en neem geen onnodige risico's.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel (op enkele
uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het
display (zie het hoofdstuk "Lampjes en berichten").
In dat geval blijft het remsysteem normaal werken,
maar zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd
voorzichtig naar het dichtstbijzijnde Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschuwingslampjes
enop het instrumentenpaneel (op enkele
uitvoeringen verschijnt ook een bericht op het
display (zie het hoofdstuk "Lampjes en berichten").
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto
kan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar het
dichtstbijzijnde Fiat Servicenetwerk om het systeem
te laten controleren.
87
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
Als alleen het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden (er verschijnt ook een melding op het
multifunctionele display - indien aanwezig),
stop dan onmiddellijk en wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt uit het
hydraulische systeem, wordt de werking van
zowel het conventionele remsysteem als het ABS
in gevaar gebracht .
ESC-SYSTEEM (Electronic Stability
Control)
(indien aanwezig)
Het ESC-systeem verbetert de richtingscontrole en
stabiliteit van het voertuig onder diverse
rijomstandigheden. Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van het voertuig door de
remkracht naar de juiste wielen te sturen. Ook
het door de motor geleverde koppel kan verlaagd
worden om de controle over het voertuig te
behouden.
Het ESC-systeem maakt gebruikt van de in het
voertuig gemonteerde sensoren om de baan
te bepalen die de bestuurder wil volgen en vergelijkt
deze met de werkelijke baan van het voertuig.
Wanneer de werkelijke baan afwijkt van de gewenste
baan, grijpt het ESC-systeem in om het overstuur
of onderstuur van de auto te corrigeren.
Overstuur: treedt op wanneer het voertuig meer
draait dan overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten
Onderstuur: treedt op wanneer de auto minder
draait dan overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Het ESC-systeem omvat ook de volgende
subsystemen:
Hill Holder
ASR
MSR
HBA
88
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel knipperen, om de bestuurder er
op te wijzen dat de auto de stabiliteit en de grip
dreigt te verliezen.
Inschakeling van het systeem
Het ESC-systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra het voertuig gestart wordt en kan niet
uitgeschakeld worden.
Storingsmeldingen
In geval van een storing wordt het ESC-systeem
automatisch uitgeschakeld en gaat het
waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel
permanent branden en verschijnt er een bericht
op het multifunctionele display (voor bepaalde
versies/markten) (zie hoofdstuk "Lampjes en
berichten"). Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
Het ESC-systeem kan de door het
wegdek geboden grip niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
BELANGRIJK
Het ESC-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten, rijden
op wegdek met weinig grip of aquaplaning.
BELANGRIJK
De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest , waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt .
HILL HOLDER-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Dit systeem is een onderdeel van het ESC-systeem
en helpt de bestuurder bij het wegrijden op hellingen.
Het wordt in de volgende gevallen automatisch
geactiveerd:
helling op: stilstaande auto op een helling van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt
rempedaal en versnellingsbak in vrij of in een
andere versnelling dan de achteruit.
helling af: de auto stilstaat op een helling van meer
dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en als de achteruit is
ingeschakeld.
89
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Tijdens het wegrijden houdt de regeleenheid van het
ESC-systeem de wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen wegrijden,
of in ieder geval maximaal 2 seconden, zodat de
bestuurder de tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen. Als
na twee seconden niet wordt weggereden, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd. Tijdens deze fase
kan een typisch mechanisch geluid hoorbaar zijn. Dit
geluid wijst erop dat het voertuig weldra in beweging
zal komen.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt op het
instrumentenpaneel het waarschuwingslampje
bij
een digitaal display en het lampje
bij een
multifunctioneel display (indien aanwezig) (zie
hoofdstuk "Lampjes en berichten").
BELANGRIJK Het "Hill Holder"-systeem is geen
handrem; daarom mag de auto nooit worden
verlaten zonder de handrem aan te trekken, de
motor uit te schakelen en de eerste versnelling in te
schakelen.
BELANGRIJK
Voor een goede werking van de ESC- en
ASR-systemen moeten alle vier de
banden van hetzelfde merk en type zijn, in
uitstekende staat verkeren en, vooral, van het
voorgeschreven type en maat zijn.ASR-SYSTEEM (Antislip Regulation)
(indien aanwezig)
Dit systeem controleert de trekkracht van de auto
en grijpt automatisch in als een of beide aangedreven
wielen dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen,
worden er twee verschillende regelsystemen
geactiveerd:
als beide aangedreven wielen doorslippen,
vermindert het ASR-systeem het motorvermogen;
als slechts één aangedreven wiel slipt, grijpt het
ASR-systeem automatisch in door het slippende
wiel te remmen.
De ASR is bijzonder nuttig onder de volgende
omstandigheden:
doorslaan van een wiel in een bocht als gevolg van
wijzigingen in de dynamische belasting of bruuske
bediening van het gaspedaal;
overmatig motorvermogen in relatie tot de
beschikbare grip op het wegdek;
acceleratie op een gladde, hellende of besneeuwde
ondergrond;
verlies van grip op natte weggedeelten
(aquaplaning).
90
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
Voor een goede werking van de ESC- en
ASR-systemen moeten alle vier de
banden van hetzelfde merk en type zijn, in
uitstekende staat verkeren en, vooral, van het
voorgeschreven type en maat zijn.
BELANGRIJK
Het ASR-systeem kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten
van de natuurkundige wetten laten toenemen.
BELANGRIJK
Het ASR-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten, rijden
op wegdek met weinig grip of aquaplaning.
BELANGRIJK
De capaciteiten van het ASR-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest , waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt .MSR (regeling van de afremming op de
motor)
Dit is een integraal onderdeel van het ESC-systeem
dat, bij plotseling terugschakelen of in werking treden
van het ABS, ingrijpt en meer koppel levert aan de
motor om overmatige aandrijving van de
aandrijfwielen te voorkomen hetgeen, met name in
omstandigheden van weinig grip, kan leiden tot
verlies van stabiliteit.
in-/uitschakelen van het ASR-systeem
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de
motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR-systeem uitgeschakeld
en weer ingeschakeld worden door op knop fig. 101
te drukken die zich tussen de bedieningstoetsen
op het instrumentenpaneel bevindt.
Het uitschakelen wordt aangegeven door het aangaan
van het waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en het verschijnen van een
bericht op het multifunctionele display, voor
bepaalde versies/markten.
Als de ASR onder het rijden wordt uitgeschakeld,
dan wordt bij de volgende keer dat de motor wordt
gestart, de functie automatisch opnieuw
ingeschakeld.
Schakel het ASR uit als u met sneeuwkettingen over
een besneeuwde weg rijdt: in deze omstandigheden
levert het doorslippen van de aangedreven wielen
bij het wegrijden juist meer tractie op.
91
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig voorzien van dit systeem. Pas het
rijgedrag steeds aan de conditie van het
wegdek, het zicht en het verkeer aan. De
bestuurder is altijd verantwoordelijkheid voor
de verkeersveiligheid.
STORINGSMELDINGEN
In geval van storing wordt het ASR systeem
automatisch uitgeschakeld, gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel branden en verschijnt er een
melding op de multifunctionele display (voor
bepaalde versies/markten) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en meldingen”). Neem in dit geval zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.HYDRAULISCHE BRAKE ASSIST
(remondersteuning bij noodstop)
(indien aanwezig)
Het HBA-systeem is een integraal deel van het
ESC-systeem en is ontworpen om de remcapaciteit
van het voertuig te verbeteren tijdens een noodstop.
Het systeem detecteert het noodremmen door de
snelheid en de kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past vervolgens de
optimale remdruk toe. Dit kan de remweg verkorten
en dus vormt het HBA-systeem een aanvulling op
het ABS.
Er wordt maximale assistentie van het HBA-systeem
verkregen als het rempedaal zeer snel wordt
ingetrapt; tevens moet het rempedaal continu, dus
niet intermitterend, ingetrapt worden tijdens het
remmen, om voordelen van het systeem te
verkrijgen. Verminder niet de druk op het rempedaal
zolang geremd moet worden. Het HBA-systeem
wordt uitgeschakeld wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
BELANGRIJK
Het HBA-systeem kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten
van de natuurkundige wetten laten toenemen.
fig. 101F0T0504
92
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
Het HBA-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten, rijden
op wegdek met weinig grip of aquaplaning.
BELANGRIJK
De capaciteiten van het HBA mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest , waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt .
iTPMS-systeem (indirect Tyre
Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
Het indirect Tyre Pressure Monitoring System iTPMS
controleert de toestand van de bandenspanning via
de wielsnelheidssensoren. Het systeem waarschuwt
de bestuurder als een of meer banden leeg zijn
met een waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een waarschuwingsbericht op
het display, samen met een geluidssignaal.
Als slechts een band leeg is, kan het systeem
aangeven om welke band het gaat: het wordt in elk
geval aanbevolen om de spanning van alle vier de
banden te controleren. Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt afgezet en
weer gestart wordt, zolang de “Reset”-procedure
niet wordt uitgevoerd.
“Reset”-procedure
Het iTPMS-systeem heeft een "inleerfase" nodig (met
een duur die afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale omstandigheden
wordt gereden op een rechte weg met 80 km/h
gedurende minstens 20 minuten) die begint wanneer
de “Reset”-procedure wordt uitgevoerd.
De “Reset”-procedure moet worden uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel verwisseld wordt;
wanneer de banden worden gedraaid of
omgewisseld;
93
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
wanneer het ruimtebesparende reservewiel wordt
gemonteerd. Pomp, voordat de “Reset”-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de juiste
bandenspanning op, vermeld in de
bandenspanningstabel (zie de paragraaf "Wielen" in
het hoofdstuk "Technische gegevens").
Als de “Reset”-procedure niet wordt uitgevoerd kan,
in alle bovenstaande gevallen, het
waarschuwingslampje
onjuiste aanduidingen over
een of meer banden geven.
Om de “Reset”-procedure uit te voeren, bij
stilstaand voertuig en de contactsleutel op MAR, het
Setup-menu als volgt gebruiken:
druk kort op de knop: op het display verschijnt
"Reset";
druk op de knopofom te selecteren
("Ja" of "Nee");
druk kort op de knop: op het display verschijnt
"Bevestigen";
druk op knopofom te kiezen ("Ja" om te
resetten of "Nee" om de pagina te verlaten);
druk nogmaals op de knopom terug te keren
naar het standaardscherm of het hoofdmenu
afhankelijk van waar u zich in het menu bevindt.
Na de “Reset” verschijnt op display het bericht
"Reset opgeslagen" wat aangeeft dat het "inleren" is
gestart.BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
Het systeem is actief bij snelheden van meer dan 15
km/h. In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het wegdek (bijv. ijs,
sneeuw, onverharde wegen), kan de signalering
vertraagd worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan één band slechts
gedeeltelijk gedetecteerd worden. Onder speciale
omstandigheden (bijv. voertuig asymmetrisch beladen
aan één kant, trekken van een aanhanger, beschadigde
of versleten band, montage van het noodreservewiel,
gebruik van de "Fix&Go Automatic" kit, gebruik van
sneeuwkettingen, verschillende banden op de assen
gemonteerd) kan het systeem onjuiste indicaties
geven of tijdelijk uitgeschakeld worden.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld is, knippert het
waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en
blijft daarna continu branden; tegelijkertijd wordt op
het display een speciaal bericht weergegeven. Deze
aanduiding wordt ook weergegeven na het afzetten
en opnieuw starten van de motor, als de correcte
bedrijfsomstandigheden niet hersteld worden.
94
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER