
Verzorging en onderhoud
● Ge bruik
re
gelmatig en na het reinigen van
het leer een verzorgingsmiddel met bescher-
ming tegen zonlicht en impregnerende werk-
ing. Deze producten voeden het leer, verho-
gen de soepelheid, geven het leer de moge-
lijkheid te ademen en stoten vocht af. Tegelij-
kertijd vormen deze een dunne bescher-
mingslaag.
● Reinig het leer elke 2 à 3 maanden en ver-
wijder vlekk
en zodra deze optreden.
● Behandel het leer elke 6 maanden met een
gesc
hikt leeronderhoudsmiddel.
● Breng de reinigings- en verzorgingsproduc-
ten in de minimale
vereiste hoeveelheid aan
met een droge katoenen of wollen doek die
niet pluist. Breng reinigings- en verzorgings-
producten nooit rechtstreeks aan op het leer.
● Vlekken zoals inkt van een balpen, gewone
inkt, lippenstif
t of schoensmeer indien moge-
lijk direct verwijderen.
● Onderhoud van leerkleur. Voor behoud van
de kleur een spec
iale kleurcrème aanbrengen
voor leer volgens voorschrift.
● Opwrijven met een zachte doek.
Schoonmaken
S
EAT raadt aan een licht bevochtigde katoe-
nen of wollen doek te gebruiken voor alge-
mene schoonmaaktaken.
Vermijd in het algemeen dat het leer te nat
wordt resp. dat water in de naden binnen-
dringt. Voor het reinigen
van de leren bek
leding
moet u het volgende in acht nemen ››› pag.
273, Reinigen van de bekleding van zittingen
met verwarming, elektrisch verstelbare zit-
tingen of airbagonderdelen . VOORZICHTIG
● Het leer m ag in g
een geval met oplosmid-
delen, vloerwas, schoenpoets, vlekkenverwij-
deraar en dergelijke worden behandeld.
● Als de vlek al geruime tijd aanwezig is en is
binnengedr
ongen in het leer, dan kan deze
niet meer worden verwijderd.
● Als een vloeistof gemorst wordt, veeg deze
dan onmiddellijk
met een absorberende doek
weg zodat de vloeistof niet in het leer of de
naden kan trekken.
● Als de wagen lang in de open lucht stil-
staat, dan r
aden wij aan het leer tegen direct
zonlicht te beschermen om verbleken te voor-
komen. Let op
Lichte verkleuringen van het leer door het ge-
bruik z ijn norm
aal. Kunstlederen bekleding schoonmaken
Voor het reinigen van de kunstleren bekle-
din
g moet u het
volgende in acht nemen
››› pag. 273, Reinigen van de bekleding van zittingen met verwarming, elektrisch verstel-
bare z
ittingen of airbagonderdelen .
Gebruik voor het schoonmaken van kunstle-
ren bekleding alleen water en neutrale
schoonmaakmiddelen. VOORZICHTIG
Het kunstleer mag nooit met oplosmiddelen,
vloerwa s, s
choenpoets, vlekkenverwijderaar
en dergelijke worden behandeld. Deze ver-
harden het materiaal waardoor het kunstleer
voortijdig beschadigd wordt. Opbergvakken, bekerhouder en asbak
s
c
hoonm ak
en Opbergvakken en bekerhouder schoonma-
k
en
Sommig e opberg
vakken en bekerhouders
beschikken over een uitneembaar rubberen
mat.
● Gebruik een schone, niet-pluizende doek
met water bev
ochtigde doek om de onderde-
len schoon te maken.
● Wanneer dat niet voldoende is, neem uw
toevlucht t
ot een speciaal oplossingsvrij
kunststofreinigings- en onderhoudsmiddel.
Asbak schoonmaken
● Verwijder de asbak en leeg hem. »
275
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Aanwijzingen
● Maak
de a s
bak met een huishouddoekje
schoon.
Gebruik voor het schoonmaken van de siga-
rettendover bijvoorbeeld een tandenstoker of
een soortgelijk voorwerp om de asresten weg
te krabben.
Kunststof onderdelen, houten sierele-
menten en dashbo
ard verzorgen en
schoonmaken ●
Gebruik een schone, niet-pluizende doek
met w
ater bev
ochtigde doek om de onderde-
len schoon te maken.
● Maak de kunststof onderdelen (binnen- en
buitenzijde v
an wagen) en het dashboard
met een speciaal door SEAT goedgekeurd
product zonder oplosmiddel voor het
schoonmaken en onderhouden van het
kunststof schoon ››› .
● Behandel de houten
sier
elementen met een
mild zeepsopje. ATTENTIE
Door schoonmaakmiddelen met oplosmidde-
len wor dt
het oppervlak van de airbagmodu-
les poreus. Als de airbag bij een ongeval af-
gaat, kan het loskomen van plastic onderde-
len ernstig letsel veroorzaken. ●
Reinig het d a
shboard en het oppervlak van
de airbagmodules nooit met schoonmaak-
middelen met oplosmiddelen. Veiligheidsgordels schoonmaken
Als de veiligheidsgordel erg vies is, kan dit
het autom
ati
sch oprollen ervan bemoeilijken
waardoor de veiligheidsgordel niet correct
werkt.
Veiligheidsgordels mogen voor het schoon-
maken nooit worden uitgebouwd.
● Verwijder het zwaarste vuil met een zachte
borst el
››› .
● Trek de vervuilde veiligheidsgordel volledig
uit en l
aat de g
ordelband uitgerold.
● Maak de vervuilde veiligheidsgordels met
mild zeepsop sc
hoon.
● Wacht totdat de veiligheidsgordel helemaal
droog is.
● Ro
l de veiligheidsgordel alleen op als deze
helemaal dr
oog is. ATTENTIE
Controleer regelmatig de toestand van alle
veiligheid sg
ordels. Als het weefsel of andere
onderdelen van de veiligheidsgordel bescha-
digd zijn, moet u onmiddellijk naar een ge-
specialiseerde werkplaats gaan en de veilig-
heidsgordels laten uitbouwen en vervangen. Beschadigde veiligheidsgordels vormen een
belangrijk
g
evaar en kunnen ernstig of dode-
lijk letsel veroorzaken.
● Maak veiligheidsgordels en onderdelen van
de veiligheid
sgordels nooit schoon met che-
mische producten. Ze mogen ook niet in con-
tact komen met bijtende vloeistoffen, oplos-
middelen of puntige voorwerpen. Gebeurt dat
toch, dan vermindert de weerstand van het
riemweefsel van de veiligheidsgordel.
● Schoongemaakte veiligheidsgordels moe-
ten vóór het opr
ollen helemaal droog zijn.
Vocht kan de gordeloprolautomaat beschadi-
gen en de werking ervan schaden.
● Voorkom dat vloeistoffen of vreemde voor-
werpen in het klik
element van de sloten ge-
morst kunnen worden. Dit kan de werking van
de sloten en de veiligheidsgordels schaden.
● Probeer nooit om de veiligheidsgordels zelf
te repar
eren, te veranderen of uit te bouwen.
● Laat de veiligheidsgordels onmiddellijk
vervan
gen door gordels die goedgekeurd zijn
door SEAT voor de betreffende wagen. Veilig-
heidsgordels die tijdens een ongeval worden
belast en daardoor worden opgerekt, moeten
door een gespecialiseerde werkplaats worden
vervangen. Vervanging kan noodzakelijk zijn,
ook al lijken er geen zichtbare beschadiging
te zijn. Controleer voorts de verankeringen
voor de veiligheidsgordels. 276

Verzorging en onderhoud
Gebruikersinformatie Stic k
er s
en plaatjesIn de motorruimte bevinden zich enkele on-
derdelen met
veiligheidscertificaten, stickers
en plaatjes die in de fabriek zijn aange-
bracht, en die belangrijke informatie over de
werking van de wagen bevatten. Deze certifi-
caten, stickers en plaatjes zijn bijvoorbeeld
te vinden op de tankklep, de zonneklep aan
bijrijderszijde, op de stijl van het bestuurder-
sportier of op de vloer van de bagageruimte.
● Verwijder deze veiligheidscertificaten, stic-
kers en p
laatjes onder geen beding, en zorg
ervoor dat ze in een goede staat verkeren en
leesbaar zijn.
● Als een wagenonderdeel waarbij een veilig-
heidscer
tificaat, sticker of plaatje hoort, ver-
vangen wordt, dan moet deze veiligheidsin-
formatie in de gespecialiseerde werkplaats
opnieuw op dezelfde plaats worden aange-
bracht.
Veiligheidscertificaat
Een veiligheidscertificaat op de stijl van het
portier geeft aan dat op het moment van fa-
bricage aan alle door de nationale verkeers-
autoriteiten voorgeschreven veiligheidsstan-
daarden en -specificaties met betrekking tot
verkeersveiligheid voldaan is. Daarnaast wordt de maand en het jaar van fabricage, en
het cha
ssisnummer vermeld.
Sticker met hoogspanningswaarschuwing*
In de buurt van de sluiting van de motorkap
bevindt zich een sticker met informatie over
de hoge spanning waaronder de elektrische
wagenonderdelen staan. Het ontstekingssys-
teem van de wagen voldoet onder andere
aan de Canadese norm ICES-002.
Wagen gebruiken in andere landen en
continenten Wagens worden in de fabriek voor een be-
p
aal
d land g
eproduceerd en voldoen aan de
nationale goedkeuringsvoorschriften die gel-
den op de bouwdatum.
Als de wagen in een ander land verkocht of
gedurende een lange tijd gebruikt wordt,
moet er rekening worden gehouden met de
wettelijke voorschriften die in dat land gel-
den.
Het is mogelijk dat u bepaalde uitrustingen
moet in- of uitbouwen en bepaalde functies
moet uitschakelen. Ook de servicewerkzaam-
heden kunnen anders zijn. Dit geldt met na-
me als u met uw wagen gedurende lange tijd
in een gebied met een ander klimaat rijdt.
Aangezien er in de wereld verschillende fre-
quentiebanden zijn, is het mogelijk dat de af fabriek meegeleverde radio of het meegele-
verde nav
igatiesysteem in een ander land
niet werkt. VOORZICHTIG
● SEAT k an niet
aansprakelijk gesteld worden
voor schade aan de wagen door een brand-
stof van lage kwaliteit, een gebrekkige servi-
ce of de niet-beschikbaarheid van originele
onderdelen.
● SEAT kan niet aansprakelijk gesteld worden
als de w
agen gedeeltelijk of geheel niet vol-
doet aan de wettelijke eisen van andere lan-
den of continenten. Radio-ontvangst en antenne
Voor radio's en navigatiesystemen die in de
f
abriek
ing
ebouwd zijn, geldt dat de antenne
van de antenne op verschillende plaatsen in
de wagen kan zijn ingebouwd:
● Aan de binnenzijde van de achterruit, naast
de achterruitv
erwarming,
● aan de binnenzijde van de zijruiten achter-
in,
● aan de binnenzijde van de voorruit,
● op het dak van de wagen.
De aan de binnenz
ijde van de ruit geplaatste
antennes zijn herkenbaar aan de dunne dra-
den. »
277
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Aanwijzingen
VOORZICHTIG
De antennes aan de binnenzijde van de ruiten
kunnen be s
chadigd raken als voorwerpen die
in de wagen vervoerd worden erlangs schuren
of met reinigingsmiddelen of andere chemi-
sche corroderende of zuur bevattende stoffen
behandeld worden. Plak geen stickers op de
verwarmingsdraden en maak de binnenzijde
van de ruiten nooit met corroderende of zuur
bevattende reinigingsmiddelen, of een ander
soortgelijk chemisch product, schoon. Let op
Als elektrische apparaten, bijv. mobiele tele-
foons in de b
uurt van de dakantenne worden
gebruikt, kunnen er interferenties in de ont-
vangst van AM-zenders optreden. Informatie over reparaties van SEAT
ATTENTIE
Onjuist uitgevoerde reparaties of wijzigingen
kunnen s c
hade aan en storingen in de werk-
ing van de wagen veroorzaken en van invloed
zijn op de werking van de hulpsystemen voor
de bestuurder en het airbagsysteem. Dit kan
ernstige ongevallen tot gevolg hebben.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitvoer
en door een gespecialiseerde
werkplaats. Wagens aan einde van levensduur in-
z
amel
en en v
erschroten Wagens aan einde van levensduur inzamelen
In veel
E
uropese landen bestaat al een uitge-
breid netwerk van inzamelingscentra voor ge-
bruikte wagens. Na het inleveren van de wa-
gen ontvangt u een vernietigingsbewijs waar-
op staat aangegeven dat de wagen in over-
eenstemming met de regelgeving en milieu-
vriendelijk verschroot zal worden.
U kunt de wagen gratis inleveren, mits u aan
de landelijke wettelijke voorschriften voldoet.
Neem contact op met een technische dienst
voor meer informatie over het inzamelen en
verschroten van wagens aan het einde van
hun levensduur.
Verschroting
Als de wagen of afzonderlijke delen van het
airbagsysteem en de gordelspanners worden
verschroot, moeten altijd de bestaande vei-
ligheidsvoorschriften worden opgevolgd. De-
ze voorschriften zijn bekend bij de gespecia-
liseerde werkplaatsen. Controleren en bijvullen
T ank
en
In l
eiding tot thema De tankklep zit rechtsachter op de wagen.
ATTENTIE
Het onvoorzichtig tanken of werken met
brands t
of kan een brand of ontploffing ver-
oorzaken met ernstige brandwonden en let-
sel tot gevolg.
● Zorg ervoor dat de vuldop steeds correct
geslot
en is om het verdampen en morsen van
brandstof te voorkomen.
● Brandstoffen zijn hoogst ontvlambare en
explos
ieve stoffen die brandwonden en ander
ernstig letsel kunnen veroorzaken.
● Als tijdens het tanken de motor niet is uit-
gezet of
het vulpistool niet volledig in de vu-
lopening van de brandstoftank is gestoken,
kan deze eruit vallen of kan er brandstof ge-
morst worden. En dit kan leiden tot brand, ex-
plosies en ernstig lichamelijk letsel.
● Tijdens het tanken moeten de motor, de in-
terieurvoor
verwarming ( ››› pag. 187) en het
contact om veiligheidsredenen uitgeschakeld
worden. 278

Controleren en bijvullen
●
Schak el
steeds uw mobiele telefoon en ra-
dio-installatie of andere elektronische appa-
raten uit voordat u begint te tanken. Elektro-
magnetische golven kunnen vonken
produceren en brand veroorzaken.
● Stap nooit in de wagen terwijl u tankt. Als
het absoluut
nodig zou zijn om in te stappen,
sluit dan het portier en raak een metalen op-
pervlak aan voordat u het vulpistool opnieuw
aanraakt. Op deze manier voorkomt u dat er
vonken ontstaan door elektrostatische ontla-
ding. Tijdens het tanken kunnen vonken
brand veroorzaken.
● Het tanken of vullen van jerrycans in de
buurt
van open vuur, vonken of voorwerpen
die langzaam branden (bijvoorbeeld sigaret-
ten) is ten strengste verboden.
● Voorkom elektrostatische ladingen en elek-
tromagnetis
che straling tijdens het tanken.
● Neem de veiligheidsvoorschriften van het
tankst
ation in acht.
● Mors nooit brandstof in de wagen of de ba-
gageruimte. ATTENTIE
SEAT u raadt in verband met de veiligheid aan
geen jerr y
can in de wagen mee te nemen.
Vooral bij een ongeval kan brandstof of res-
ten van brandstof uit de jerrycan lopen en
ontsteken, ook wanneer de jerrycan leeg is.
Dit kan leiden tot explosies, brand en licha-
melijk letsel. ●
Indien het abso luut
nodig zou zijn brand-
stof in een jerrycan te moeten vervoeren,
houd dan rekening met het volgende:
–Plaats de jerrycan voor het vullen nooit in
of op de wagen (bijv. in de bagageruimte
of op de achterklep). Tijdens het vullen
kunnen de gassen van de brandstof ont-
steken door de elektrostatische lading.
– Zet de jerrycan altijd op de grond wan-
neer u deze vult.
– Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening van de jerrycan.
– Als u een metalen jerrycan gebruikt, dan
moet het vulpistool de jerrycan aanraken
wanneer deze gevuld wordt, om elektro-
statische ladingen te voorkomen.
– Neem de wettelijke voorschriften over het
gebruik, de opslag en het vervoer van jer-
rycans in acht.
– Let erop dat de jerrycan voldoet aan de
fabricagenormen, bijv. ANSI of
ASTM F852-86. VOORZICHTIG
● Verw ijder onmid
dellijk gemorste brandstof
op de wagenlak om de wielkast, band en lak
niet te beschadigen.
● Het tanken van benzine in een dieselmotor
of vic
e versa kan de motor en het brandstof-
systeem ernstig beschadigen. Dergelijke sto-
ringen zijn niet inbegrepen in de SEAT-garan-
tie. Indien u bij vergissing een verkeerd
brandstoftype tankt, mag u in geen geval de motor starten. Zelfs als u maar een kleine
hoeveelheid v
an de
verkeerde brandstof ge-
tankt hebt. Roep de hulp van vakmensen in.
Als de motor draait, kan de samenstelling van
de verkeerde brandstof ervoor zorgen dat het
brandstofsysteem en de motor ernstig be-
schadigd raken.
● In wagens met dieselmotor mag nooit ben-
zine, kero
sine, verwarmingsolie of eender
welk ander brandstoftype dat niet uitdrukke-
lijk goedgekeurd is voor dieselmotoren ge-
tankt, of ermee gereden worden. Andere
brandstoftypen kunnen de motor en het
brandstoftoevoercircuit ernstig beschadigen,
waarvoor de SEAT-garantie elke verantwoor-
delijkheid afwijst. Milieu-aanwijzing
Brandstoffen kunnen het milieu verontreini-
gen. V an
g uitgelopen vloeistoffen op en lever
deze bij de desbetreffende inzamelingspun-
ten in. Let op
Bevat geen enkel noodmechanisme om de
tankkl ep t
e ontgrendelen. Roep indien nodig
de hulp in van gespecialiseerd personeel. 279
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Controleren en bijvullen
Tanken
Aan de b innen
zijde
van de tankklep bevindt
zich een label waarop de voor de wagen te
gebruiken brandstof weergegeven is ››› pag.
281.
● Zodra het volgens de voorschriften bedien-
de vulpi
stool voor de eerste keer wordt uitge-
schakeld, is de brandstoftank vol ››› .
● Niet blijven tanken na het uitschakelen! Als
u d at
toc
h doet, wordt de ruimte van de tank
die voor de evt. uitzetting bedoeld is gevuld.
Brandstof zou uit de tank kunnen morsen,
ook vanwege de opwarming ervan. ATTENTIE
Als het vulpistool de brandstoftoevoer stopt,
ga dan niet door met
tanken. U tank kan an-
ders te vol raken. Hierdoor kan de brandstof
met kracht eruit lopen en weglekken. En dit
kan leiden tot brand, explosies en ernstig li-
chamelijk letsel. VOORZICHTIG
● Verw ijder onmid
dellijk gemorste brandstof
op de wagenlak om de wielkast, band en lak
niet te beschadigen. Milieu-aanwijzing
De uitgelopen brandstof kan het milieu ver-
vuil en. Brandstof
B en
zine
soorten Welke benzinesoort voor uw wagen geschikt
is, st
aat
aan de binnenzijde van de tankklep.
De wagen is met een katalysator uitgerust en
mag alleen op loodvrije benzine rijden. De
benzine moet voldoen aan de Europese norm
EN 228 resp. de Duitse norm DIN 51626-1 en
moet loodvrij zijn. U mag brandstoffen tan-
ken die maximaal 10% ethanol (E10) bevat-
ten. De diverse types benzine verschillen qua
octaangetal (RON) .
De volgende benamingen komen overeen
met die op de sticker op de tankklep:
Loodvrij super met octaangetal 95 of loodvrij
normaal met octaangetal van min. 91
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 95 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij normaal
met een octaangetal van 91, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Loodvrij super met octaangetal van min. 95
U moet loodvrij super met een octaangetal
van min. 95 gebruiken.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tall
en en g
eringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Loodvrij super met octaangetal 98 of loodvrij
super met octaangetal van min. 95
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 98 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij super
met een octaangetal van 95, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Benzinetoevoegingen
De brandstofkwaliteit beïnvloedt het soepel
draaien van de motor, het vermogen en de le-
vensduur van de motor. Daarom moet me-
taalvrije kwaliteitsbenzine getankt worden
met geschikte additieven, reeds toegevoegd
door de aardolie-industrie. Deze toevoegin-
gen beschermen tegen corrosie, reinigen het
brandstofsysteem en voorkomen aanslag in
de motor. »
281
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Aanwijzingen
Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-
t aalvrij
e ad
ditieven beschikbaar is of er mo-
torstoringen voorkomen, moet u de noodza-
kelijke additieven bij het tanken toevoegen
››› .
Het i
s g
ebleken dat niet alle benzine-additie-
ven goed werken. Het gebruik van ongeschik-
te additieven voor de benzine kan aanzienlij-
ke schade veroorzaken aan de motor en de
katalysator beschadigen. Gebruik nooit me-
taalhoudende additieven voor de benzine!
De metaalhoudende additieven kunnen ook
in de benzine-additieven zitten om de klop-
vastheid te verbeteren en het octaangehalte
te verhogen ››› .
S EA
T raa
dt de "Originele additieven van de
groep Volkswagen voor benzinemotoren"
aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-
ditieven kopen en informatie inwinnen be-
treffende het gebruik. VOORZICHTIG
● Tank niet a
ls op de pomp aangegeven staat
dat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-
stoffen (loodvervangende benzine of lead re-
placement petrol ) bevatten metaalhoudende
additieven in hoge concentraties. Het gebruik
hiervan kan de motor beschadigen!
● U mag geen brandstoffen tanken die een
grote hoeveelheid eth
anol (bijv. E50, E85) be-
vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-
systeem. ●
Eén keer tank en
van loodhoudende brand-
stof of ander metaaltoevoegingen leidt al tot
een blijvende afname van het rendement van
de katalysator.
● U mag uitsluitend additieven voor benzine
gebruiken die
zijn goedgekeurd door SEAT.
Additieven die het octaangetal verhogen of
de klopvastheid verbeteren, kunnen metaal-
deeltjes bevatten die de motor en katalysator
flink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-
ven mogen niet worden gebruikt.
● Bij benzine met een laag octaangehalte
kunnen hoge t
oerentallen of een sterke mo-
torbelasting tot schade aan de motor leiden. Let op
● U kunt ben
zine tanken met een hoger oc-
taangehalte dan de motor van uw wagen no-
dig heeft.
● In landen waar geen loodvrije benzine be-
schikb
aar is, kunt u benzine met een laag
loodgehalte tanken. Dieselbrandstof
Let op de informatie aan de binnenzijde van
de t
ankk
lep
.
Geadviseerd wordt om diesel te gebruiken
die voldoet aan de Europese norm EN 590.
Mocht u niet beschikken over diesel die vol-
doet aan de Europese norm EN 590, zorg er
dan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal 51 is. Indien de motor is voorzien van een
deeltjesfilt
er, dan moet verder het zwavelge-
halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-
tjes per miljoen.
Winterdiesel
Zomerdiesel wordt dik in de winter, hetgeen
ertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.
Daarom wordt in de winter bij de tankstations
diesel met betere visco-elasticiteit bij kou
(winterdiesel) aangeboden. VOORZICHTIG
● De wag en i
s niet geconstrueerd voor het
gebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Het
brandstofsysteem wordt beschadigd, indien
op deze brandstof wordt gereden.
● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde
"vloeistof
verbeteraars", benzine of dergelij-
ke middelen mogen niet aan de dieselolie
worden toegevoegd.
● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan het
noodzakelijk
zijn om uit het brandstoffilter
ook tussen de in het Serviceplan vermelde in-
tervallen water af te tappen. Geadviseerd
wordt om dit in een gespecialiseerde werk-
plaats te laten uitvoeren. Een ophoping van
water in het filter kan tot motorstoringen lei-
den. 282

Controleren en bijvullen
Selectieve Katalytische Reduc-
tie* (AdBlue) In l
eidin g t
ot themaIn wagens met "Selective Catalytic Reducti-
on" (Selectieve K
at
alytische Reductie) wordt
een speciale oplossing van ureum (AdBlue)
in het uitlaatgassysteem geïnjecteerd, voor
een katalysator, om de uitstoot van stikstof-
oxiden te verminderen.
Het verbruik van AdBlue hangt af van de indi-
viduele rijstijl, de temperatuur van het sys-
teem en de omgevingstemperatuur.
AdBlue bevindt zich in een aparte tank in de
voertuig en moet bijgevuld worden bij een of-
ficiële dealer. De AdBlue-tank heeft een vul-
capaciteit van ongeveer 17 liter.
De AdBlue-vulhoeveelheid moet gecontro-
leerd worden wanneer er servicewerkzaam-
heden worden uitgevoerd. ATTENTIE
Als de AdBlue-vulhoeveelheid te laag is, is
het mogelijk d
at de wagen na het uitschake-
len van het contact niet opnieuw gestart kan
worden. De wagen kan ook niet met een
noodstop of starthulp gestart worden!
● Vul voldoende hoeveelheid AdBlue bij, als
er nog 1.000 km (600 mijlen) te gaan
zijn.
● De AdBlue-tank niet leeg rijden. ATTENTIE
AdBlue is een irriterende en corroderende
vloeist of
die verwondingen veroorzaken kan
als de vloeistof in contact komt met de huid,
de ogen of de ademhalingsorganen.
● Indien AdBlue in contact komt met de ogen
of de huid, moet mins
tens 15 minuten ge-
spoeld worden met ruim water en een arts ge-
raadpleegd worden.
● In geval van inname van AdBlue, dient u de
mond gedurende mins
tens 15 minuten te
spoelen met ruim water. Probeer niet te bra-
ken tenzij dit op advies van de arts gebeurt.
Roep onmiddellijk medische hulpverlening
in. VOORZICHTIG
AdBlue beschadigt oppervlakken zoals bij-
voorbeeld g el
akte onderdelen van de wagen,
kunststoffen, kleding en vloerbedekkingen.
Verwijder weggelekte AdBlue zo snel moge-
lijk met een natte doek en voldoende koud
water.
● Als de AdBlue gestold is, verwijder de Ad-
Blue dan met lau
w water en een spons. Controle- en waarschuwingslampjes
Gaat rood branden
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Het AdBlue-ni- veau is te laag.Stop de wagen op een geschik-
te, veilige en vlakke plaats en
vul de minimale hoeveelheid
AdBlue bij ››› pag. 284.
Gaat rood branden
samen met
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Storing in het
AdBlue-systeem.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Gaat geel branden
De reservehoeveel-
heid AdBlue is klein.
Vul AdBlue bij binnen het aan-
gegeven aantal kilometer (of
mijl)
››› pag. 284. SEAT raadt
aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadple-
gen.
» 283
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten