Page 209 of 458

207
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen
te oefenen; doe dit op een vlakke en
droge ondergrond.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van maximaal 50 km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto:
Auto Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Maximale afmeting van de schakels
DS 3 185/65 R15
9 mm
195/55 R16
2 0 5 /4 5 R17 sneeuwkettingen niet mogelijk
DS 3 R ACING 215/40 R18sneeuwkettingen niet mogelijk
Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
Page 210 of 458

DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen.
Halogeenkoplampen
1. Richtingaanwijzers (PY21W amberkleurig).
2. Pa rkeerlichten (W5W).
3.
G
rootlicht (H1-55W).
4.
D
imlicht (H7-55W).
5.
M
istlampen (PSX24W).
6.
L
ED-dagrijverlichting (diodes).
Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de
vingers aan, maar gebruik een
niet-pluizende doek.
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelfde
specificaties.
Page 211 of 458
209
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Lamp van richtingaanwijzer
vervangen
Wanneer het controlelampje van de
richtingaanwijzer (rechts of links) met
een hogere frequentie dan normaal
knippert, duidt dit op een defecte lamp
aan de desbetreffende zijde.
F
D
raai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder het geheel.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren in de omgekeerde volgorde uit.
Lampen dimlicht vervangen
F Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
ruk de veren uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
De amberkleurige lampen, zoals die
van de richtingaanwijzers, moeten
worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en specificaties.
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig
de beschermkap om ervoor te zorgen
dat de lampunit goed wordt afgedicht.
Praktische informatie
Page 212 of 458
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Lampen grootlicht vervangen Lampen parkeerlicht vervangen
F Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
ruk de veren uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde. F
T rek aan de borglip om de beschermkap te
verwijderen.
F
T
rek aan de lamphouder ter wijl u aan beide
kanten op de beide borglippen drukt.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
LED*-/xenonkoplampen
* LED: Light Emitting Diodes. 1.
R
ichtingaanwijzers (LED).
2.
Pa
rkeerlichten (LED).
3.
D
imlicht (xenon).
4.
G
rootlicht (LED/xenon).
5.
D
agrijverlichting (LED).
6.
M
istlampen (PSX24W).
Neem voor het vervangen van dit type lampen
(LED/xenon) contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 213 of 458

2 11
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
U kunt deze unit bestellen bij het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Voor vragen over het vervangen van deze lampen kunt u terecht bij het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Mistlampen vóór vervangen
F Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vóór bereiken.
F
N
eem de zwarte stekker van de
lamphouder los door aan de bovenkant op
de borglip te drukken.
F
V
er wijder de lamphouder door op de twee
klemmen te drukken (boven en onder).
F
V
ervang de unit.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Geïntegreerde zijknipperlichten
vervangen
F Steek ter hoogte van het midden van het
zijknipperlicht een schroevendraaier tussen het
zijknipperlicht en de voet van de buitenspiegel.
F Wip het zijknipperlicht met de schroevendraaier los.
F
N
eem de stekker van het zijknipperlicht los.
F
V
ervang de zijknipperlichtunit.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Een nieuwe zijknipperlichtunit is
verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
LED van dagrijverlichting
vervangen
Neem voor het vervangen van dit type lamp
met LED’s contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
Page 214 of 458
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
1. Remlicht/parkeerlicht (P21/5W).
2. Parkeerlichten (P5W).
3.
R
ichtingaanwijzers (PY21W, amberkleurig).
4.
M
istachterlicht links (PR21W, rood)
A
chteruitrijlicht rechts (P21W).
Achterlichten
Rode of amberkleurige lampen,
zoals de richtingaanwijzers of het
mistachterlicht, moeten vervangen
worden door lampen met dezelfde
specificaties en kleur.
Lampen vervangen
F Open de achterklep.
F V er wijder het luikje in de bekleding aan de
desbetreffende zijkant.
F
D
raai de vlindermoer voor de bevestiging
van de lampunit los.
F
N
eem de stekker van de lampunit los.
F
V
er wijder voorzichtig de lampunit door er in
een rechte beweging aan te trekken. F
M aak de vier borglippen los en ver wijder
de lamphouder.
F
D
raai de lamp een kwart omwenteling en
vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Zorg ervoor dat de lampunit in de geleiders
komt door de lampunit goed in de lengteas van
de auto te houden.
Page 215 of 458

213
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Vervangen van de lamp van de
richtingaanwijzers (4) en van het
mistachterlicht of achteruitrijlicht
(5)
F Draai de lamp een kwart omwenteling om hem te verwijderen en vervang de lamp.
Vervangen van de parkeerlichten
en remlichten met leds
Raadpleeg als deze ledverlichting moet worden
vervangen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
3D achterlichten
Toegang tot de lampen
F Open de achterklep/het kofferdeksel.
F V er wijder het luikje in de bekleding aan de
desbetreffende zijkant.
F
D
raai de vlindermoer voor de bevestiging
van de lampunit los.
F
N
eem de stekker van de lampunit los.
F
V
er wijder voorzichtig de lampunit door
hem in een rechte beweging naar buiten te
trekken.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Zorg ervoor dat de lampunit in de geleiders
komt door de lampunit goed in de lengteas van
de auto te houden.
1.
3
D parkeerlicht met leds.
2. R
emlicht/parkeerlicht met leds.
3. C
ontourlicht met leds.
4.
R
ichtingaanwijzer (PY21W, amberkleurig).
5.
M
istachterlicht links (H21W, rood)
A
chteruitrijlicht rechts (H21W).
Rode of amberkleurige lampen,
zoals de richtingaanwijzers of het
mistachterlicht, moeten vervangen
worden door lampen met dezelfde
specificaties en kleur.
Praktische informatie
Page 216 of 458
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Lamp derde remlicht vervangen
(4 lampen W5W)
F Open de achterklep.
F
V erwijder de twee afsluitdoppen A op het
binnenpaneel van de achterklep.
F
D
ruk in een rechte beweging
tegen de lampunit en gebruik twee
schroevendraaiers als hefboom om de unit
via de buitenzijde te verwijderen.
F
N
eem de stekker van de lampunit en indien
nodig de slang van de ruitensproeier los.
F
D
raai de lamphouder van de defecte lamp
een kwart omwenteling.
F
T
rek aan de lamp en vervang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Lamp derde remlicht vervangen
(LED's)
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type LED-
verlichting te vervangen.
Lampen kentekenplaatverlichting
vervangen (W5W)
F Steek een kleine schroevendraaier in een
van de buitenste gaten van het lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
V
erwijder het lampglas.
F
T
rek de lamp uit de houder en vervang de
lamp.