38
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
HoofdmenuMenu "Audiofuncties"
schakel de Autoradio in en selecteer dit menu. u
kunt vervolgens de functies die betrekking
hebben op de radio (
rDs,
re
G
, r
a
diotext),
de CD-speler (introscan, random afspelen,
CD herhalen) of de MP3 -speler (
u
sb
-
/
ja
ck-
aansluitingen) in- en uitschakelen.
ra
adpleeg de rubriek Autoradio
voor meer informatie over het menu
"Audiofuncties".
Druk op toets A om het "Hoofdmenu" van het
multifunctionele display weer te geven. Via dit
menu hebt u toegang tot de volgende functies:
-
audiofuncties,
-
c
onfiguratie display,
-
t
elefoon (
bl
uetooth handsfree kit).se lecteer dit menu om de volgende instellingen
aan te passen:
-
he
lderheid van de weergave,
-
d
atum en tijd,
-
k
euze van de eenheden.
Menu "Configuratie
display"
Controle tijdens het rijden
39
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
schakel de Autoradio in en selecteer dit menu. u kunt vervolgens de bl uetooth handsfree kit
configureren (koppelingen), de verschillende
indexen van de telefoon (logboek van
oproepen, diensten enz.) openen en opties met
betrekking tot telefoongesprekken (opnemen,
beëindigen, dubbelgesprek, discretiefunctie
enz.) selecteren.Datum en tijd instellen
Menu "Bluetooth® -
telefoon - audio"
om veiligheidsredenen dient de
bestuurder uitsluitend bij stilstaande
auto het multifunctionele display te
configureren. Zie de rubriek Autoradio voor meer
informatie.
F
D
ruk op de toets A
.
F
s
e
lecteer met behulp van C het menu
"Datum en tijd instellen".
b
e
vestig door
op C op het stuur wiel of D op de autoradio
te drukken.
F
k
i
es met de knop C de configuratie van
het display.
b
e
vestig door op C op het
stuur wiel of D op de autoradio te drukken.
F
s
e
lecteer met B de datum en tijd, en
bevestig met C op het stuur of D op de
autoradio.
F
k
i
es met de knop C de te wijzigen
waarden.
b
evestig door op C op het
stuur wiel of D op de autoradio te drukken.
F
b
e
vestig de instelling met "OK" .
1
Controle tijdens het rijden
48
C5_nl_Chap02_ouverture_ed01-2015
Storing
na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld
en gelokaliseerd worden.
F o
n
tgrendel of vergrendel de auto eerst met
de sleutel in het slot.
F
s
y
nchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
ra
adpleeg zo snel mogelijk het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats als
de storing niet is verholpen.
Synchroniseren
F Zet het contact af.
F Z et de sleutel in de stand 2 (Contact).
(ra
adpleeg de rubriek "
st
arten - afzetten
van de motor").
F
D
ruk zo snel mogelijk gedurende enkele
seconden, tot de auto vergrendeld is, op de
vergrendelknop (gesloten hangslot) van de
afstandsbediening.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel
uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Batterij vervangen
batterij ref.: Cr2 032/3 V.
F
W
ip het huis met een kleine
schroevendraaier bij de inkeping los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
er wijder de lege batterij uit de houder.
F
P
laats de nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F
k
l
ik het deksel vast op het huis.
Lokaliseren van de auto
F Druk op het gesloten hangslot om uw eerder vergrendelde auto te lokaliseren op
een parkeerplaats.
De binnenverlichting gaat branden en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele
seconden.
De auto blijft vergrendeld.
Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is,
wordt u gewaarschuwd door dit
controlelampje, een geluidssignaal
en een melding op het display.
toegang tot de auto
54
C5_nl_Chap02_ouverture_ed01-2015
Resetten
Als een ruit niet automatisch kan worden
gesloten, moet de ruitbediening worden
gereset:
F
t
rek de schakelaar omhoog tot de ruit stopt
met bewegen,
F
l
aat de schakelaar los en trek hem opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,
F
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
ongeveer 1
seconde vast,
F
d
ruk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,
F
d
ruk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd deze
nog ongeveer 1
seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Blokkeren van de
ruitbediening en de
portiergrepen achter
F Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op de schakelaar 5 om de ruitbediening
achter, ongeacht de stand van de ruiten, te
blokkeren.
Als het lampje brandt, is de ruitbediening
geblokkeerd.
Als het lampje uit is, is de ruitbediening niet
geblokkeerd.
op h
et display van het instrumentenpaneel
wordt een melding weergegeven als de
blokkering van de ruitbediening in- of
uitgeschakeld wordt.
ne
em bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het
correcte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Let er met name op dat kinderen zich
tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Met deze schakelaar worden ook
de binnenportiergrepen van de
achterportieren geblokkeerd (zie de rubriek
"Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen"- §
el
ektrische kinderbeveiliging"). Als het lampje een andere status heeft,
wijst dit op een storing in de elektrische
kinderbeveiliging.
Laat dit nakijken door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
toegang tot de auto
56
C5_nl_Chap02_ouverture_ed01-2015
Ontgrendelen
F Druk nogmaals op de knop A om de auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit.
Automatische centrale
vergrendeling
Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h, worden de portieren en de achterklep
automatisch vergrendeld.
De automatische centrale vergrendeling werkt
niet als een van de portieren is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de
automatische centrale vergrendeling van de
portieren actief.
Ontgrendelen
F Druk als sneller wordt gereden dan 10 km/h op de knop A om de portieren en
de achterklep tijdelijk te ontgrendelen.
Inschakelen
F Druk langer dan 2 seconden op de knop A .op h
et display van het instrumentenpaneel
verschijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.
Uitschakelen
F Druk nogmaals langer dan 2 seconden op de knop A .
op h
et display van het instrumentenpaneel
verschijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de auto van buitenaf is vergrendeld
of de supervergrendeling is
ingeschakeld, knippert het rode lampje
en is de knop A inactief.
F
G
ebruik in dat geval de
afstandsbediening of de sleutel om
de auto te ontgrendelen. Deze functie zorgt ervoor dat de portieren en
de achterklep tijdens het rijden automatisch en
volledig worden vergrendeld.
u
kunt de functie desgewenst inschakelen of
uitschakelen.
toegang tot de auto
75
C5_nl_Chap03_ergo-et-confort_ed01-2015
Automatische airconditioning (met centrale regeling)
Dit is de normale stand voor
het gebruik van het systeem.
Druk op deze toets (het
lampje A gaat branden) om het
systeem, afhankelijk van het
ingestelde comfortniveau, de volgende functies
automatisch te laten regelen:
-
Luchthoeveelheid.
-
Luchttemperatuur.
-
Luchtverdeling.
-
Luchttoevoer.
-
Airconditioning.
1. Automatische werking
Aangeraden wordt om alle ventilatieroosters
open te houden.
Door op een van de toetsen (uitgezonderd
toets 2 ) te drukken, schakelt u over op de
handmatige stand.
Het controlelampje A zal uitgaan.
2. Temperatuurregeling
Draai aan de knop 2 om de
t emperatuur te wijzigen:
-
r
e
chtsom om de
temperatuur te verhogen.
1.
A
utomatische werking
2.
t
e
mperatuurregeling
3.
Luchtverdeling
4.
A
irconditioning A A
n/uIt5.
Aanjagersnelheid
6.
o
n
tdooiing/ontwaseming vóór
7.
Achterruitverwarming
8.
L
uchtrecirculatie in het interieur /
t
o
evoer
van buitenlucht
9.
Display -
L
inksom om de temperatuur te verlagen.
De gewenste temperatuur wordt weergegeven.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet
op een temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit
(afhankelijk van de instelling van het display).
Instelling op een waarde van ongeveer 21
biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt
u een andere waarde instellen, waarbij het
raadzaam is deze niet lager dan 18
en niet
hoger dan 24
in te stellen.
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Centrale regeling:
de temperatuur, de luchtverdeling en de luchtopbrengst worden voor het gehele
interieur geregeld.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automatische airconditioning
verschijnen op het display.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
om voor een optimale temperatuur de
ingestelde waarde te wijzigen.
Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
3
ergonomie en comfort
77
C5_nl_Chap03_ergo-et-confort_ed01-2015
bij auto's met een st op & st art-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is, de
s
to
P
-functie niet beschikbaar is.
Uitschakelen van de ventilatie
F Draai de knop 5 naar links
om de luchttoevoer te
onderbreken.
5. Aanjagersnelheid
F Draai de knop 5 rechtsom
om de aanjagersnelheid
te verhogen of linksom om
deze te verlagen.
6. Ontdooiing/ontwaseming voor
In sommige gevallen (bijv.
regen, veel inzittenden, vorst)
is het programma "AUTO"
niet toereikend om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden.
op h
et display wordt het symbool "OFF"
weergegeven.
er w
ordt niets meer weergegeven op het
display en de controlelampjes gaan uit.
Alle functies van het systeem worden
uitgeschakeld, met uitzondering van de
achterruitverwarming.
Het thermische comfort (temperatuur, vocht,
geur, ontwaseming) wordt niet meer geregeld.
De aanjagersnelheid wordt op het display 9
van
het bedieningspaneel weergegeven: hoe hoger
de snelheid, hoe meer balkjes zichtbaar zijn.
Zorg om te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur minder wordt,
dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
Om de airconditioning weer in te schakelen:
F
D
ruk op de toets 1 . F
D
ruk op de toets 6 om de ruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien. Het
controlelampje gaat branden.
In deze stand regelt het systeem de
temperatuur, de aanjagersnelheid en de
luchttoevoer. Het stuurt de luchtstroom naar de
voorruit en de zijruiten vóór.
Door de handmatige bediening te gebruiken
wordt de functie “
on
twasemen” uitgeschakeld.
Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit zodra
de omstandigheden dit toelaten, om de lucht in
het interieur te verversen en om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
Druk als het zicht voldoende is op de toets
1
om naar de instellingen van het programma
"AUTO" te gaan.
3
ergonomie en comfort
79
C5_nl_Chap03_ergo-et-confort_ed01-2015
Automatische airconditioning (met gescheiden regeling)
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Gescheiden regeling: de regeling van de temperatuur en de luchtverdeling voor bestuurders- en
passagierszijde is gescheiden.
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur en de luchtverdeling afzonderlijk naar
wens instellen.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automatische airconditioning
verschijnen op het display. Dit is de normale stand voor het
gebruik van het systeem. Druk
op deze toets (het lampje A
gaat branden) om het systeem,
afhankelijk van het ingestelde
comfortniveau, de volgende
functies automatisch te laten
regelen:1a-1b. Automatische werking
1a.
Automatische werking bestuurderszijde
1b.
A utomatische werking passagierszijde
2a.
t
e
mperatuurregeling bestuurderszijde
2b.
t
e
mperatuurregeling passagierszijde
3a.
L
uchtverdeling bestuurderszijde
3b.
L
uchtverdeling passagierszijde 4a.
D isplay bestuurderszijde
4b.
D isplay passagierszijde
5.
A
anjagersnelheid
6.
A
irconditioning A A
n/uIt7.
L
uchtrecirculatie in het interieur / t
o
evoer
van buitenlucht
8.
A
chterruitverwarming
9.
o
n
tdooiing/ontwaseming vóór-
Luchthoeveelheid.
-
Luchttemperatuur.
- Luchtverdeling.
- Airconditioning.
-
A
utomatische luchtrecirculatie.
Aangeraden wordt om alle ventilatieroosters
open te houden. Als u op een van de toetsen
drukt, behalve die voor de temperatuurregeling
2a en 2b , gaat het systeem over op handmatige
bediening. Het controlelampje A zal uitgaan.
3
ergonomie en comfort