105
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
bij een defect aan het systeem,
aangegeven door het branden
van dit verklikkerlampje, kan de
stabiliteit bij het remmen niet worden
gegarandeerd. In dat geval moet de
bestuurder er zelf voor zorgen dat de
auto stabiel blijft door afwisselend
aan de hendel A te trekken en deze
weer los te laten.
De dynamische noodrem mag alleen in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Als de auto niet kan worden stilgezet,
raadpleeg dan het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische noodrem
bij een storing van het hoofdremsysteem of bij
uitzonderlijke situaties (onwel worden van de
bestuurder, geven van rijles in de eigen auto
(indien toegestaan)...), kan de auto worden
gestopt door aan de hendel A te trekken en
deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitsregeling (CD
s)
zorgt
ervoor dat de auto stabiel blijft wanneer de
dynamische noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van
de dynamische noodrem verschijnt een van
de volgende meldingen op het display van het
instrumentenpaneel:
-
"Storing parkeerrem ".
-
"Storing bediening parkeerrem ".
4
rijden
110
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Selecteren van de standDisplayweergave
F Automatische stand: zet de selectiehendel
in stand D .
F
s equentiële stand: zet de selectiehendel in
stand M .
F
s
t
and SPORT : zet de selectiehendel in
stand D en druk op de toets A .
F
s
t
and SNEEUW : zet de selectiehendel in
stand D en druk op de toets B .De stand van de selectiehendel en de
rijstand worden in de rechter klok van het
instrumentenpaneel weergegeven.
u
kunt de ingeschakelde versnelling
eveneens zien aan de hand van een
schakelpatroonpaneel bij de selectiehendel.
Automatische transmissie
bij de automatische transmissie kunt u kiezen
uit het comfort van geheel automatisch
schakelen, met de mogelijkheid te kiezen uit
een stand
s
p
ort of s
n
eeuw, of handmatig
schakelen.
u
kunt kiezen uit twee rijstanden:
-
een automatische stand, waarbij het
schakelen elektronisch geregeld wordt
door de transmissie, met:
● de
stand SPORT, die een sportievere
rijstijl mogelijk maakt,
● de
stand SNEEUW, die het rijden
onder omstandigheden met weinig grip
vergemakkelijkt,
-
een sequentiële stand, waarbij de
bestuurder zelf kan schakelen . Voor de veiligheid:
-
u k
unt de selectiehendel alleen
uit stand P ver wijderen als u het
rempedaal hebt ingetrapt,
-
b
ij openen van een portier geeft
een geluidssignaal aan dat de
selectiehendel zich niet in stand P
bevindt,
-
c
ontroleer altijd of de
selectiehendel in stand P staat
voordat u de auto verlaat.
Als volgens het display de transmissie
zich in stand P bevindt en de positie van
de selectiehendel hiervan afwijkt, zet
de selectiehendel dan in stand P om de
motor te kunnen starten.
rijden
120
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
stuurwiel met bedieningstoetsen op vaste naaf
1Draaien
● Scrollen door de verschillende informatiepagina's van het display van het instrumentenpaneel.
● Scrollen door de verschillende menu's van het display van het instrumentenpaneel.
● Verhogen/verlagen
van waarden.
kort indrukken● Openen van het hoofdmenu van het display van het instrumentenpaneel (al leen bij stilstaande auto).
● Selecteren en bevestigen van informatie.
Lang indrukkenre setten van de gegevens van het geselecteerde traject (als de desbetreffende
pagina van de boordcomputer wordt weergegeven).
2
ko
rt indrukken ● Annuleren
van de huidige opdracht.
● Terug
naar de vorige weergave van het display van het instrumentenpaneel.
Lang indrukken
te
rug naar de oorspronkelijke weergave van het display van het instrumentenpaneel.
3
ko
rt indrukken Verhogen van de snelheid in stappen van 1
km/h / o
p
slaan van de snelheid.
Ingedrukt houden Verhogen van de snelheid in stappen van 5
km/h.
4
ko
rt indrukken Verlagen van de snelheid in stappen van 1
km/h / o
p
slaan van de snelheid.
Ingedrukt houden Verlagen van de snelheid in stappen van 5
km/h.
5
ko
rt indrukken
on
derbreken of hervatten van de snelheidsregelaar/-begrenzer (afhankelijk van
de geselecteerde functie).
6
ko
rt indrukken
se
lecteren van de functie snelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer (de cyclus van
deze toets begint altijd met het selecteren van de snelheidsbegrenzer).
7
ko
rt indrukken
ui
tschakelen van de snelheidsregelaar/-begrenzer.
8
ko
rt indrukken ● Inkomend
gesprek aannemen.
● Gesprek
a
fbreken.
● Openen
snelkeuzemenu voor telefoon.
● Bevestigen
in de lijst en in het telefoonmenu.
Lang indrukken Inkomende oproep weigeren.
9
kort indrukken/Lang indrukkenClaxon.
10
ko
rt indrukken
Activeren/deactiveren van de bl ack Panel-functie (comfortweergave voor rijden in het donker).
11Lang indrukken Activeren van de spraakherkenning van de telefoon via MirrorLink.
rijden
121
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
12Draaien
● Radio: door de opgeslagen zenders scrollen.
● CD/MP3/jukebox: door de tracks of de speellijsten scrollen.
● Menu's van het multifunctionele display: navigeren en verhogen/verlagen.
ko
rt indrukken ● Menu's
van het multifunctionele display: bevestigen van de selectie.
● Openen
van snelkeuzemenu's (afhankelijk van de weergegeven pagina op het
m
ultifunctionele display).
13
ko
rt indrukken ● Annuleren
van de bewerking en terug naar het vorige scherm van het
m
ultifunctionele display.
● Inkomende
o
proep
w
eigeren.
Lang indrukken
te
rug naar de oorspronkelijke weergave van het multifunctionele display.
14
ko
rt indrukken
to
egang tot het hoofdmenu van het multifunctionele display.
15
kort indrukken/Ingedrukt houdenVerhogen van het volume.
16
kort indrukken/Ingedrukt houdenVerlagen van het volume.
17
ko
rt indrukken ● Eerste
maal drukken: geluid onderbreken.
● Tweede
maal drukken: geluid weer inschakelen.
18
ko
rt indrukken ● Radio:
automatisch zoeken naar de hogere frequenties.
● CD/MP3/jukebox:
zoeken naar de volgende track.
Ingedrukt houden CD/MP3/jukebox: Versneld vooruitspoelen.
19
ko
rt indrukken ● Radio:
automatisch naar lagere frequenties zoeken.
● Cd-speler/MP3 -cd/cd-wisselaar/jukebox:
zoeken naar de vorige track.
Ingedrukt houden Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: Versneld terugspoelen.
20
ko
rt indrukken ● Radio:
weergeven van de zenderlijst.
● CD/MP3:
weergeven van de tracks en de speellijsten.
● Jukebox:
weergeven van de albumlijst.
Lang indrukken Lijst met zenders actualiseren.
21
kort indrukken/Lang indrukkenClaxon.
22
ko
rt indrukken M
oDe
: selecteren van de op het multifunctionele display weergegeven functie.
4
rijden
124
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Het gaspedaal heeft aan het einde van de slag
een mechanisch “zwaar punt”. Door het pedaal
volledig in te trappen kunt u op elk gewenst
moment de ingestelde maximumsnelheid
overschrijden. Gedurende de tijd dat de
maximumsnelheid wordt overschreden,
knippert de weergegeven snelheid bij A. De
snelheidsbegrenzer treedt automatisch weer in
werking als u het gas loslaat en de rijsnelheid
weer onder de ingestelde waarde komt.
Functie uitschakelen Storing
Als er een storing in het systeem optreedt,
verschijnt er een bericht op het display, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het controlelampje
SERVICE branden.
Laat dit controleren door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Ingestelde snelheid
overschrijden
De snelheidsbegrenzer, die geen
invloed heeft op het remsysteem van de
auto, is bij een steile afdaling of een te
snelle acceleratie niet altijd in staat de
ingestelde snelheid te handhaven.
bi
j het gebruik van andere dan door
CI
t
ro
Ën g
oedgekeurde matten
bestaat de kans dat het intrappen van
het gaspedaal gehinderd wordt en de
werking van de snelheidsbegrenzer
belemmerd wordt.
De door CI
t
ro
Ën
goedgekeurde
matten hebben een derde
bevestigingspunt bij de pedalen
waardoor ze de beweging van de
pedalen niet kunnen hinderen.
De snelheid knippert ook als de begrenzer niet
in staat is de ingestelde snelheid te handhaven
(bij een steile afdaling of een te snelle
acceleratie).
Laat om de begrenzer weer te activeren het
gas los, zodat de snelheid weer onder de
ingestelde waarde komt. F
D
oor op de toets 5
te drukken.
F
D
oor de functie snelheidsbegrenzer te
selecteren.
F
D
oor de motor af te zetten.
rijden
126
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Ingestelde snelheid
overschrijden
tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar
kunt u door het gaspedaal in te trappen op elk
willekeurig moment de ingestelde snelheid
overschrijden (bijvoorbeeld om in te halen).
De bij A weergegeven snelheid knippert.
Als u vervolgens het gaspedaal loslaat,
vertraagt de auto weer tot de ingestelde
snelheid is bereikt.
Instellen
De selectie wordt bevestigd door de
weergave van de functie "CRUISE" op het
instrumentenpaneel bij A .
bi
j het selecteren van de functie is er geen
kruissnelheid opgeslagen.
Druk op toets 1
of 2 wanneer u de gewenste
snelheid met behulp van het gaspedaal
hebt bereikt. De kruissnelheid wordt dan
opgeslagen en de regelaar ingeschakeld. De
snelheid en de informatie " ON" worden op het
instrumentenpaneel bij A weergegeven.
Aanpassen van de
ingestelde snelheid bij
ingeschakelde regelaar
u kunt de ingestelde snelheid, weergegeven
bij A , aanpassen door te drukken op:
-
toets 1, om de snelheid te verhogen,
-
toets 2, om de snelheid te verlagen.
Druk de toets achter elkaar opnieuw in om de
ingestelde kruissnelheid in stappen van 1
km/h
te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5
km/h te verhogen.
u
kunt nu het gaspedaal loslaten. de auto
houdt de gekozen snelheid automatisch aan.
De snelheid van uw auto kan iets afwijken ten
opzichte van de gekozen snelheid.
Als het systeem niet in staat is de ingestelde
kruissnelheid te handhaven (bijvoorbeeld bij
een steile afdaling), zal de snelheid op het
display knipperen. Pas zo nodig uw snelheid
aan.
F
D
ruk op toets 4
om de snelheidsregelaar
"CRUISE" te selecteren.
rijden
127
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Opnieuw inschakelen
- Door het oproepen van de opgeslagen snelheid
D
ruk na het uitschakelen op toets 3 .
Het systeem vertraagt of versnelt de
auto automatisch tot de opgeslagen
kruissnelheid is bereikt. De opgeslagen
snelheid en de informatie "ON" worden
bij A weergegeven.
A
ls de opgeslagen kruissnelheid
aanzienlijk hoger is dan de actuele
snelheid, versnelt de auto vlot tot de
ingestelde snelheid is bereikt.
-
D
oor de huidige rijsnelheid te kiezen
D
ruk op toets 1 of 2 zodra de gewenste
snelheid is bereikt.
D
e nieuwe gewenste snelheid en
de informatie " ON" worden bij A
weergegeven.
Snelheidsregelaar
uitschakelen
F Door op de toets 5 te drukken.
F D oor selectie van de functie
snelheidsregelaar.
F
D
oor de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt uit het geheugen
gewist.
bi
j deze handelingen wordt de informatie
" PAUS E " bij A weergegeven op het
instrumentenpaneel.
bi
j deze handelingen wordt de kruissnelheid
niet gewist; deze blijft zichtbaar op het
instrumentenpaneel.
Storing
Als er een storing in het systeem optreedt ,
verschijnt er een bericht op het display, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het controlelampje
SERVICE branden.
Laat dit controleren door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruik de snelheidsregelaar alleen als
de verkeersomstandigheden het rijden
met een constante snelheid toelaten.
Gebruik het systeem niet als het druk
is, op nat wegdek, op hellingen of onder
andere omstandigheden die het rijden
bemoeilijken.
Onderbreken/hervatten
F Door het intrappen van rem- of koppelingspedaal.
F
o
f d
oor het indrukken van toets 3 .
F
o
f d
oor het ingrijpen van het CD
s
of de
A
sr
.bi
j auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak wordt de snelheidsregelaar
uitgeschakeld als de versnellingspook in de
neutraalstand staat.
4
rijden
128
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Lane Departure Warning system (LDWs)
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
F Druk bij het aanzetten van het contact
of bij draaiende motor op deze knop om
de functie te activeren: het lampje gaat
branden.
Uitschakelen
F Druk opnieuw op de knop: het lampje gaat
uit.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Detectie
u wordt gewaarschuwd door het trillen van de
z itting van de bestuurdersstoel:
-
r
echts: als de rechter rijstrookmarkering
wordt overschreden,
-
l
inks: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20
seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Storing
In het geval van een storing gaat dit
controlelampje branden vergezeld van een
geluidssignaal en een melding op het display.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onvrijwillig een rijstrookmarkering (doorgetrokken
of onderbroken streep) overschrijdt.
op b
asis van de signalen van sensoren in de
voorbumper wordt de bestuurder gewaarschuwd
als de auto de markering overschrijdt (bij een
wagensnelheid hoger dan 80
km/h).
er kunnen storingen in de detectie optreden:
-
a ls de sensoren vuil zijn (modder,
sneeuw, ...),
-
a
ls de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen.
Het Lane Departure Warning sy stem is
een hulpmiddel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet blijven.
Houd u aan de verkeersregels en las
elke twee uur een pauze in.
rijden