Page 57 of 176
55
c-zero_nl_ chap05_visibilite_ed01-2014
Plafonnier
Stand 1 "ON"
De plafonnier brandt constant.
Stand 2 "●"
De plafonnier gaat bij het openen van een
portier of de achterklep branden; als u het
portier of de achterklep sluit, gaat de verlichting
in enkele seconden geleidelijk uit.
De plafonnier gaat meteen uit als u de portieren
en de achterklep sluit en de auto direct
daarna van binnenuit of met behulp van de
afstandsbediening vergrendelt.
Stand 3 "OFF"
De plafonnier is permanent uit. Zorg ervoor dat de plafonnier niet
brandt als u de auto verlaat.
Als de plafonnier permanent blijft
branden zal de 12V-accu ontladen
raken ook als de tractiebatterij geladen
is of wordt opgeladen.
Het is dan niet mogelijk de auto te
starten.
5
Zicht
Page 58 of 176
56
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
richtingaanwijzers
Gebruik de richtingaanwijzers om een verandering
van rijrichting of rijstrook aan te geven.
F Links: duw de hendel helemaal omlaag,
tot voorbij de weerstand.
F
r
e
chts: duw de hendel helemaal omhoog,
tot voorbij de weerstand.
Automatisch
inschakelen van de
remlichten
De remlichten gaan automatisch branden zodra
u het gaspedaal loslaat.
Dit gebeurt niet altijd: het is afhankelijk van de
mate van deceleratie.
Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid
Page 59 of 176
57
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
urgence-oproep of
A ssistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende
c
It
ro
Ën-
helpdesk.
ra
adpleeg de rubriek "Audio en
datacommunicatie" voor meer informatie over
het gebruik van deze voorziening.
claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
6
Veiligheid
Page 60 of 176

58
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch en
permanent de spanning van de vier banden
zodra het contact is aangezet.
In het ventiel van elke band is een druksensor
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
zodra het een daling van de spanning van
een of meer banden ten opzichte van de in
het systeem opgeslagen referentiespanning
detecteert. Deze referentiespanning moet
worden gereset als de spanning van een band
is aangepast of een wiel is verwisseld.
Het systeem functioneert als de
identificatiecodes van de sensoren door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats in het systeem zijn opgeslagen.
u
kunt twee sets banden in het geheugen
van het systeem laten opslaan (bijvoorbeeld:
wielen met zomerbanden en wielen met
winterbanden).
Het bandenspanningscontrolesysteem
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
altijd waakzaam blijven.on danks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning
handmatig te controleren.
ee
n te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit).
ee
n te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik. De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1
uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10
km
met gematigde snelheid). Is dit niet het
geval, verhoog dan de op de sticker
vermelde waarden met 0,3
bar.
Veiligheid
Page 61 of 176

59
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Waarschuwing te lage
bandenspanning
bij een te lage bandenspanning
brandt dit verklikkerlampje permanent.
F
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat.
co
ntroleer voordat u het systeem
reset of de spanning van de vier
banden is aangepast aan de
gebruiksomstandigheden van de auto
en overeenkomt met de voorgeschreven
waarden die zijn vermeld op de
bandenspanningssticker.
Het bandenspanningscontrolesysteem
waarschuwt niet als de spanning op het
moment van resetten onjuist is.
ee
n lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band.
b
e
perk u daarom niet alleen tot
een visuele controle. De waarschuwing wordt weergegeven
totdat de referentiespanning, na het
op spanning brengen, repareren of
vervangen van de band(en), is gereset.
Als een band of meerdere banden is/
zijn gerepareerd of vervangen, moeten
de identificatiecodes van de sensoren
door het
c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats worden
opgeslagen.
F
co ntroleer de spanning van de vier banden
(bij koude banden) met de compressor van
de bandenreparatieset.
r
i
jd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F
G
ebruik in geval van een lekke band de
bandenreparatieset.
Resetten van de
referentiespanning
elke keer dat de spanning van een of meer
banden is aangepast of een of meer wielen zijn
gewisseld, moet het systeem worden gereset.
6
Veiligheid
Page 62 of 176

60
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
De waarschuwing voor een te lage
bandenspanning is alleen betrouwbaar
als het systeem wordt gereset op het
moment dat de vier banden de juiste
spanning hebben.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren of monteer na
een lekke band het wiel met de originele
velg, dat is voorzien van een sensor.
u
kunt het systeem resetten via het display van
het instrumentenpaneel, bij aangezet contact
en stilstaande auto.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
H
oud vervolgens de knop A minimaal
3 seconden ingedrukt om het
bandenspanningscontrolesysteem te
resetten.
Het knipperen van het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het systeem
wordt gereset.
Als u vervolgens ongeveer 100 meter hebt
gereden, dooft het verklikkerlampje.
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage bandenspanning"
knippert en vervolgens permanent brandt, duidt
dit op een storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als:
-
e
en of meer wielen niet zijn voorzien van
een sensor,
-
d
raadloze apparatuur die gebruikmaakt
van dezelfde golflengte zich in de buurt van
de auto bevindt,
-
s
neeuw of ijs zich heeft opgehoopt in de
wielkasten of op de velgen,
-
d
e spanning van de batterij van het
bandenspanningscontrolesysteem
onvoldoende is,
-
d
e identificatiecodes van de druksensoren
van de velgen niet zijn opgeslagen door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Alle reparaties aan een wiel dat met dit
systeem is uitgerust en het vervangen
van een band moeten worden
uitgevoerd door het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de tweede in het systeem
opgeslagen set banden is gemonteerd,
wordt de waarschuwing voor een
storing weergegeven zolang de tweede
set niet in het configuratiemenu is
geselecteerd.
Veiligheid
Page 63 of 176

61
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Selecteren van de set
banden
Via het display van het instrumentenpaneel
kunt u, bij aangezet contact en stilstaande auto,
de desbetreffende set banden selecteren.
co
ntroleer na de montage van de
nieuwe set banden of de banden de
juiste spanning hebben (vermeld op de
bandenspanningssticker (zie de rubriek
"Identificatie")).
b
r
eng de banden indien
nodig op de juiste spanning.
De spanning van de banden van de nieuwe
set wordt door het systeem automatisch
als referentiespanning opgeslagen (het
verklikkerlampje te lage bandenspanning
knippert tijdens deze bewerking).
Als u een tweede set banden in het systeem
hebt laten opslaan door het cIt roËn- netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats, moet u
elke keer dat een set banden (winterbanden
bijvoorbeeld) is gewisseld, de set die zojuist
is gemonteerd in het configuratiemenu
selecteren.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
H
oud vervolgens de knop A langer dan
10 seconden ingedrukt om in plaats van
de set banden nummer 1 de set banden
nummer 2 te selecteren, of omgekeerd.
6
Veiligheid
Page 64 of 176
62
c-zero_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Hulpsystemen bij het remmen
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remkrachtverdeler (EBD)uw auto is voorzien van drie systemen die
u helpen om de auto in een noodsituatie veilig
tot stilstand te brengen:
-
h
et antiblokkeersysteem (A
b
s
)
,
-
de
elektronische remdrukregelaar (
e
b
D
),
-
b
r
ake Assist s
y
stem (
bAs)
.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Inschakelen
Het Abs treedt automatisch in werking,
wanneer de kans bestaat dat een wiel
blokkeert.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
scherpe bochten, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Veiligheid