Page 89 of 176

87
c-zero_nl_ chap08_info-pratiques_ed01-2014
Controlepaneel
Het paneel is voorzien van vier lampjes:
-
S TOP: rood lampje.
D
it betekent dat het laden is onderbroken
door het indrukken van de knop Manual
Stop . Deze knop moet worden ingedrukt
voordat u de laadkabel tijdens het laden
loskoppelt van het stopcontact.
-
P
OWER : groen lampje.
D
it betekent dat alles correct en veilig is
aangesloten.
c
o
ntroleer alle aansluitingen
als dit lampje niet brandt.
r
a
adpleeg het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als het probleem blijft bestaan.
-
F
A U LT : rood lampje.
D
it betekent dat er een storing is
geconstateerd.
c
o
ntroleer alle
aansluitingen als dit lampje blijft branden.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het lampje
niet dooft.
-
C
HARGING : groen lampje.
D
it betekent dat het laden bezig is.
co
ntroleer alle aansluitingen als dit lampje
niet brandt.
r
a
adpleeg het c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats
als het probleem blijft bestaan.
Dit type controlepaneel is voorzien van een
herkenningssysteem voor het stopcontact
(afhankelijk van het land). Het systeem detecteert
de stroomsterkte die uw stopcontact kan ver werken
en kiest de meest geschikte stroomsterkte voor het
veilig laden van de tractiebatterij:
- 14 A (FAs t) : wanneer uw elektrische
installatie dit kan verwerken.
-
8
A (
n
or
M
AL): wanneer u over een
standaard elektrische installatie beschikt.
8
Praktische informatie
Page 90 of 176

88
c-zero_nl_ chap08_info-pratiques_ed01-2014
Als de laadkabel op de aansluiting in de
auto is aangesloten, is het starten van de
motor om veiligheidsredenen niet mogelijk.
Als u de motor toch probeert te starten,
zal de laadprocedure afgebroken
worden.
u moet in dat geval de stekker
van de kabel losnemen en opnieuw
op de auto aansluiten om het laden te
hervatten.
co
ntroleer na het laden altijd of
de afdekkap en het klepje van het
laadsysteem goed dicht zitten.
Let er goed op dat er geen stof of water
in de laadstekkeraansluiting op de auto
of de stekker van de kabel terechtkomt
(kans op brand of elektrocutie).
Het doven van het laadstroomcontrolelampje
op het instrumentenpaneel en het knipperen
van het groene verklikkerlampje CHARGING
duiden erop dat het laden is voltooid.
F
D
ruk op de knop om de speciale
laadstekker los te kunnen nemen.
F
P
laats de beschermkap op de aansluiting
van de laadkabel.
F
s
l
uit de afdekkap van de
laadstekkeraansluiting in de auto en sluit
dan het klepje.
F
n
e
em de stekker uit het stopcontact van
het elektriciteitsnet.
F
b
e
rg de laadkabel op in het daarvoor
bestemde tasje. Als de 12V-accu is ontladen, kan
de tractiebatterij niet meer worden
opgeladen.
Als u een pacemaker of andere
elektrische medische apparatuur
draagt, is het raadzaam niet in of in de
nabijheid van de auto te blijven tijdens
het laden.
ne
em in dat geval ook contact op met
uw behandelend arts voor adviezen en
volg deze op. Voer tijdens het laden nooit
handelingen uit in de motorruimte van
de auto, want zelfs bij afgezet contact
kan de ventilator worden ingeschakeld
(kans op letsel).
Wacht na afloop van de laadprocedure
minimaal één uur voordat u
werkzaamheden aan de auto gaat
uitvoeren: sommige onderdelen kunnen
heet zijn (kans op brandwonden).
Laat de laadkabel niet in het
stopcontact zitten als u de laadstekker
hebt losgekoppeld van de auto (kans op
kortsluiting of elektrocutie als de kabel
nat wordt of in water terechtkomt).
Praktische informatie
Page 91 of 176

89
c-zero_nl_ chap08_info-pratiques_ed01-2014
Laad de tractiebatterij eens in de
14
dagen helemaal op; hiermee zorgt
u voor een optimale levensduur van
de tractiebatterij.
Volg de procedure voor normaal
laden om de batterij (via het gewone
lichtnet) helemaal op te laden tot
het systeem zichzelf automatisch
uitschakelt (laadstroomlampje op het
instrumentenpaneel uit).
Daarnaast dient u elke 3
maanden de
tractiebatterij vanaf een laadniveau
van maximaal 2
segmenten volledig
op te laden .Auto staat lange tijd stil
Laad de tractiebatterij eens in de
drie maanden helemaal op (normale
laadprocedure) als u de auto langere
tijd niet gebruikt.
co
ntroleer eerst of de 12V-accu
aangesloten is en of deze niet leeg is.
Als dat wel het geval is, ga dan naar
het gedeelte "12V-accu" voor informatie
over het aansluiten en bijladen van
deze accu.
bi
j een aanrijding of een schok tegen
de onderzijde van de auto (hoog trottoir,
paaltje, straatmeubilair, enz.), kan het
elektrische circuit of de tractiebatterij
beschadigd zijn geraakt. Laat uw auto
controleren door het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
ra
ak nooit de 300V-componenten of de
oranje kabels aan.
ra
ak de vloeistof niet aan die
eventueel uit een ernstig beschadigde
tractiebatterij lekt.
bij contact met de vloeistof moet u de betrokken
lichaamsdelen met ruim water afspoelen en zo
snel mogelijk een arts raadplegen.
8
Praktische informatie
Page 92 of 176
90
c-zero_nl_ chap08_info-pratiques_ed01-2014
Gebruik van een openbaar laadpunt voor normaal laden
bepaalde openbare laadpunten zijn voorzien van een laadkabel.
Gebruik in dat geval de kabel van het laadpunt.
er b
estaan meerdere typen stopcontacten voor het opladen van uw auto.
be
kijk het onderstaande schema om te bepalen om welk stopcontact het gaat en pak de desbetreffende laadkabel alvorens de laadprocedure te
starten.
Standaard stopcontact Stopcontact "mode 3 - Type 2"
Stopcontact "mode 3 - Type 3"
Kabel "mode 2" (meegeleverd met de auto) Kabel "mode 3 - Type 2"
(verkrijgbaar als accessoire) Kabel "mode 3 - Type 3"
(verkrijgbaar als accessoire)
Praktische informatie
Page 93 of 176
91
c-zero_nl_ chap08_info-pratiques_ed01-2014
controleer of het snellaadapparaat met
de kabel geschikt is voor uw auto.
F
D
ruk de borglip 4 opzij om de afdekkap te
openen.
F
c
o
ntroleer of er geen vuil of vreemde delen
in de stekkeraansluiting zitten.
Snelladen*
F Zet de selectiehendel in stand P en trek de parkeerrem stevig aan.
F
s
c
hakel alle verbruikers uit en zet het
contact van uw auto in de stand "LOCK" .
F
t
r
ek aan de hendel 3 aan de linkerzijde
onder de bestuurdersstoel om het klepje
van de snellaadaansluiting (linkerzijde van
de auto) te openen.ra ak de metalen uiteinden van de
beide stekkers van de kabel niet aan.
Anders bestaat de kans op elektrocutie
en/of storingen door schade. F
s
l
uit de laadkabel op de aansluiting in de
auto aan volgens de gebruiksaanwijzing
van het snellaadapparaat.
* Volgens uitvoering.
8
Praktische informatie
Page 94 of 176

i
92
c-zero_nl_ chap08_info-pratiques_ed01-2014
F controleer of het
laadstroomcontrolelampje op het
instrumentenpaneel constant brandt.
Het snelladen stopt automatisch
als de tractiebatterij voor ongeveer
80% geladen is.
b
e
gin de procedure
opnieuw als u de batterij tot 100%
wilt laden. Dit zal relatief gezien meer
tijd kosten: de snelheid van het laden
neemt af naarmate de tractiebatterij
voller wordt.
ti
jdens het snelladen kan de
airconditioning van de auto spontaan
gaan werken om de tractiebatterij te
koelen. Het is dan ook normaal dat
u het geluid van de ventilator in het
interieur hoort en dat er onder de auto
een plasje water ontstaat. Als de laadkabel op de aansluiting in de
auto is aangesloten, is het starten van
de motor om veiligheidsredenen niet
mogelijk.
Als u de motor toch probeert te starten,
zal de laadprocedure afgebroken
worden.
u moet in dat geval de stekker
van de laadkabel losnemen en opnieuw
op de auto aansluiten om het laden te
hervatten. Als de buitenluchttemperatuur lager
is dan 0°
c, d
uurt het laden mogelijk
langer dan normaal.
Als de buitenluchttemperatuur lager
is dan -25°
c, i
s het laden wellicht niet
mogelijk.
Als dat niet het geval is, wordt er niet
geladen; volg de gebruiksaanwijzing van het
snellaadapparaat. Als het laadstroomcontrolelampje op het
instrumentenpaneel uitgaat, is het laden voltooid.
F
M
aak de laadkabel los volgens
de gebruiksaanwijzing van het
snellaadapparaat.
F s
l
uit de afdekkap van de stekkeraansluiting
in de auto en sluit dan het klepje.
co
ntroleer na het laden altijd of
de afdekkap en het klepje van het
laadsysteem goed dicht zitten.
Let er goed op dat er geen stof of
water in de stekkeraansluiting op de
auto of de aansluiting van de kabel
terechtkomt, aangezien anders kans
bestaat op brand of elektrocutie.
Auto staat lange tijd stil
Laad de tractiebatterij eens in de
drie maanden helemaal op (normale
laadprocedure) als u de auto langere
tijd niet gebruikt.
co
ntroleer eerst of de 12V-accu
aangesloten is en of deze niet leeg is.
Als dat wel het geval is, ga dan naar
het gedeelte "12V-accu" voor informatie
over het aansluiten en bijladen van
deze accu.
Praktische informatie
Page 95 of 176

93
c-zero_nl_ chap08_info-pratiques_ed01-2014
12V- ac c u
Alle elektrische componenten van de auto
(met uitzondering van de elektromotor, de
verwarming en de airconditioning) worden door
een 12V-accu gevoed.
Deze accu bevindt zich in de ruimte onder
de voorklep en wordt door de tractiebatterij
geladen als de elektromotor werkt (lampje
"
re
ady" op het instrumentenpaneel) en tijdens
het opladen.
Als de 12V-accu leeg is, kan de
elektromotor niet meer worden
ingeschakeld en wordt de tractiebatterij
niet meer bijgeladen. F
o
n
tgrendel de voorklep met de hendel in
het interieur, maak de veiligheidshaak los
en open de klep.
F
P
laats de steun in een van de gaten om de
voorklep open te houden.
F
D
raai de moer 1 los.
F
V
erwijder de afdekplaat van de accu om bij
de klemmen te komen.Toegang tot de accu
Wij raden af om de accukabels los te
nemen.
ec
hter, als de auto langdurig
(meer dan een maand) wordt stilgezet,
is het vooral in de winter beter om de
accu uit de auto te nemen en deze
vorstvrij op te slaan.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om
de elektronische regeleenheid te laten
resetten.
8
Praktische informatie
Page 96 of 176
94
c-zero_nl_ chap08_info-pratiques_ed01-2014
F Ver wijder het afdekkapje van de (+) klem. F s
l
uit de rode kabel op de (+) klem van de
lege accu A aan en dan op de (+) klem van
de hulpaccu B .
Starten met een hulpaccu
F sluit de groene of zwarte kabel aan op de
(–) klem van de hulpaccu B .
F
s
l
uit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C in
uw auto.
co
ntroleer of het elektrolyt niet
bevroren is.
co
ntroleer het elektrolytniveau en vul
dit bij met gedestilleerd water indien
noodzakelijk (raadpleeg de paragraaf
"ni
veaus controleren" in dit boekje).
co
ntroleer of de hulpaccu wel een
12V- ac c u is.
Praktische informatie