Page 161 of 268

KlimaatregelingUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Airconditioning
1Luchtverdeling, links2Temperatuur, links3AUTO-programma, links4Luchthoeveelheid, AUTO-intensiteit, links,
restwarmte5IJs en wasem verwijderen6Maximaal koelen7Display8Luchthoeveelheid, AUTO-intensiteit,
rechts9AUTO-programma, rechts10Temperatuur, rechts11Luchtverdeling, rechts12Stoelverwarming, rechts 5413Actieve stoelventilatie, rechts 5414AUC/luchtrecirculatiefunctie15Koelfunctie16Achterruitverwarming17SYNC-programma18Actieve stoelventilatie, links 54Seite 161KlimaatregelingBediening161
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 162 of 268

19Stoelverwarming, links 54Aircofuncties in detail
Systeem in-/uitschakelen Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met uitzondering
van:▷Achterruitverwarming.▷Linker toetszijde Luchthoeveelheid.▷Stoelventilatie.▷Evt. SYNC-programma.
Uitschakelen
▷Compleet systeem:
Toets aan de bestuurderszijde
links ingedrukt houden, tot het
systeem wordt uitgeschakeld.▷Op de passagierszijde:
Toets aan de passagierszijde links
ingedrukt houden.
Temperatuur
Aan draaiknop draaien om de
gewenste temperatuur in te
stellen.
De automatische airconditioning regelt deze
temperatuur zo snel mogelijk, indien nodig met
het hoogste koel- of verwarmingsvermogen,
en houdt deze dan constant.
Wisselingen tussen verschillende tempera‐
tuurinstellingen kort achter elkaar voorkomen.
De airconditioning met elektronische tempera‐
tuurregeling heeft anders niet voldoende tijd
om de ingestelde temperatuur te regelen.
Opmerking
Symbool wordt permanent in het display
van de airconditioning weergegeven.
Koelfunctie
Koeling van het interieur is alleen bij draaiende
motor mogelijk.
Toets indrukken.
De lucht wordt gekoeld, gedroogd en
afhankelijk van de temperatuurinstelling weer
verwarmd.
Na het starten van de motor kunnen afhankelijk
van de weersomstandigheden de voor- en zij‐
ruiten korte tijd beslaan.
In het AUTO-programma wordt automatisch
de koelfunctie ingeschakeld.
In de airconditioning ontstaat condenswater,
zie pagina 196, dat onder de auto wegloopt.
Maximaal koelen Toets indrukken.
Het systeem is ingesteld op de laag‐
ste temperatuur, de optimale luchthoeveelheid
en de luchtrecirculatiestand.
De lucht stroomt uit de uitstroomopeningen
ter hoogte van het bovenlichaam. De uit‐
stroomopeningen daarom openen.
De functie is beschikbaar boven een buiten‐
temperatuur van ca. 0 ℃ en bij draaiende mo‐
tor.
Luchthoeveelheid kan bij een actief pro‐
gramma worden aangepast.
AUTO-programma Toets indrukken.
Luchthoeveelheid, luchtverdeling en
temperatuur worden automatisch geregeld.
Afhankelijk van de gekozen temperatuur, de in‐
tensiteit van het AUTO-programma en van ex‐
terne invloeden wordt de lucht naar de voor‐
ruit, de zijruiten, in de richting van het
bovenlichaam en naar de beenruimte gevoerd.Seite 162BedieningKlimaatregeling162
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 163 of 268

In het AUTO-programma wordt eveneens au‐
tomatisch de koelfunctie, zie pagina 162, inge‐
schakeld.
Een condenssensor regelt tegelijkertijd het
programma zodanig, dat het beslaan van de
ruiten zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Intensiteit AUTO-programma
Bij ingeschakeld AUTO-programma kan de au‐
tomatische regeling van de intensiteit worden
veranderd.
Toets links of rechts indrukken: inten‐
siteit verlagen of verhogen.
De geselecteerde intensiteit wordt op het dis‐
play van de automatische airconditioning
weergegeven.
Automatische
luchtrecirculatieregeling AUC/
luchtrecirculatiefunctie
Bij sterk verontreinigde buitenlucht kunt u de
toevoer van buitenlucht tijdelijk afsluiten. De
lucht in het interieur wordt dan gerecirculeerd.
Toets herhaald indrukken, om een
functie op te roepen:▷LED's uit: buitenlucht stroomt continu naar
binnen.▷Linker LED aan, AUC-werking: een sensor
herkent schadelijke stoffen in de buiten‐
lucht en regelt de blokkering automatisch.▷Rechter LED aan, luchtrecirculatiefunctie:
de toevoer van buitenlucht is permanent
afgesloten.
Bij continu ingeschakelde luchtrecirculatie ver‐
slechtert de luchtkwaliteit in de auto en be‐
slaan de ruiten steeds meer.
Bij het beslaan van de ruiten de luchtreciculatie
uitschakelen en de AUTO-toets op de be‐
stuurderszijde indrukken, om gebruik te kun‐
nen maken van de voordelen van de condens‐
sensor. Ervoor zorgen dat er lucht naar de
voorruit kan stromen.
Luchthoeveelheid handmatig
Om de luchthoeveelheid handmatig te kunnen
regelen, eerst het AUTO-programma uitscha‐
kelen.
Toets links of rechts indrukken: lucht‐
hoeveelheid verlagen of verhogen.
De geselecteerde luchthoeveelheid wordt op
het display van de automatische airconditio‐
ning weergegeven.
De luchthoeveelheid van de airconditioning
wordt evt. tot aan het uitschakelen geredu‐
ceerd om de accu te ontzien.
Luchtverdeling handmatig Toets herhaald indrukken om een pro‐
gramma te selecteren:▷Ter hoogte van het bovenlichaam.▷Ter hoogte van het bovenlichaam en de
beenruimte.▷Beenruimte.▷Ruiten en beenruimte.▷Ruiten, ter hoogte van het bovenlichaam
en beenruimte.▷Ruiten: alleen aan de bestuurderszijde.▷Ruiten en ter hoogte van het bovenli‐
chaam.
Bij het beslaan van de ruiten de AUTO-toets
op de bestuurderszijde indrukken, om gebruik
te kunnen maken van de voordelen van de
condenssensor.
SYNC-programma Actuele instellingen van de bestuur‐
derszijde voor temperatuur, luchthoe‐
veelheid, luchtverdeling en AUTO-programma
worden op de passagierszijde en achterin
links/rechts overgedragen.
Het programma wordt uitgeschakeld als instel‐
lingen op de passagierszijde of achterin wor‐
den gewijzigd.
Seite 163KlimaatregelingBediening163
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 164 of 268

RestwarmteDe in de motor opgeslagen warmte wordt voor
de verwarming van het interieur gebruikt.
Voorwaarden voor een correcte werking▷Tot maximaal 15 minuten na het afzetten
van de motor.▷Bedrijfswarme motor.▷Voldoende laadtoestand van de accu.▷Buitentemperatuur onder 25 ℃.
Op het display van de geïntegreerde verwar‐
mings- en airconditioningsregeling wordt de
beschikbaarheid van de functie weergegeven.
Inschakelen
1.Contact uitschakelen.2. De toets aan bestuurderszijde
rechts indrukken.
Symbool wordt op het display van de air‐
conditioning met elektronische temperatuurre‐
geling weergegeven.
Met ingeschakeld contact kunnen interieur‐
temperatuur, luchthoeveelheid en luchtverde‐
ling worden ingesteld.
Uitschakelen
In de kleinste aanjagerstand de toets aan be‐
stuurderszijde links indrukken.
Symbool op het display van de airconditio‐
ning met elektronische temperatuurregeling
gaat uit.
Ruiten ontdooien en ontwasemen Toets indrukken.
IJs en condens verdwijnen snel van de
voorruit en voorste zijruiten.
Richt hiervoor de ventilatieroosters aan de zij‐
kant c.q. de zijruiten.
Luchthoeveelheid kan bij een actief pro‐
gramma worden aangepast.
Bij het beslaan van de ruiten ook de koelfunc‐
tie inschakelen en de AUTO-toets indrukken,
om gebruik te kunnen maken van de voordelen
van de condenssensor.
Achterruitverwarming Toets indrukken.
Achterruitverwarming wordt na enige
tijd automatisch uitgeschakeld.
Micro-/actief-koolstoffilter
Het microfilter filtert stof en pollen uit de bin‐
nenstromende lucht.
Het actief-koolstoffilter reinigt de binnenko‐
mende buitenlucht van gasvormige schadelijke
stoffen.
Dit gecombineerd filter moet bij het onder‐
houd, zie pagina 230, van uw auto worden ver‐
vangen.
Ventilatie Ventilatie, voor▷Gekartelde knoppen voor het variëren van
de temperatuur op bovenlichaam, pijl 1.
Naar blauw: kouder.
Naar rood: warmer.
De ingestlede interieurtemperatuur voor
bestuurder en passagier wordt niet gewij‐
zigd.▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijlen 2.Seite 164BedieningKlimaatregeling164
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 165 of 268

▷Gekartelde knoppen voor het traploos ope‐
nen en sluiten van de uitstroomopeningen,
pijlen 3.
Instelling van de ventilatie
▷Ventilatie om te koelen:
Uitstroomopeningen zo richten, dat de
lucht in uw richting wordt geleid, bijv. bij
een opgewarmde auto.▷Tochtvrije ventilatie:
Uitstroomopeningen zo richten dat de
lucht langs u stroomt.
Ventilatie achterin, midden
▷Gekartelde knoppen voor het variëren van
de temperatuur, pijlen 1.
Naar blauw: kouder.
Naar rood: warmer.▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijlen 2.▷Gekartelde knoppen voor het traploos ope‐
nen en sluiten van de uitstroomopeningen,
pijl 3.BMW X5 M: ventilatie, zijde▷Gekartelde knop voor het traploos openen
en sluiten van de uitstroomopeningen,
pijl 1.▷Hendel voor aanpassen van de uitstroom‐
richting, pijl 2.
Automatische airco achterin
Overzicht
1Temperatuur2AUTO-programma3Luchtverdeling4Luchthoeveelheid, AUTO-intensiteit5Display6Maximaal koelen7Stoelverwarming 55
Automatische airco achterin in-/
uitschakelen
1."Instellingen"2."Klimaatbediening"Seite 165KlimaatregelingBediening165
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 166 of 268

3."Klimaatbedien. achterin"
De automatische airco achterin is niet ge‐
bruiksklaar, als de airconditioning met elektro‐
nische temperatuurregeling uitgeschakeld is of
de functie ruiten ontdooien en ontwasemen
actief is.
Systeem in-/uitschakelen
Inschakelen
Willekeurige toets indrukken, met uitzondering
van:
▷Linker toetszijde Luchthoeveelheid.▷Stoelverwarming.
Uitschakelen
Toets links ingedrukt houden.
Temperatuur Aan draaiknop draaien om de
gewenste temperatuur in te
stellen.
De automatische airconditioning regelt deze
temperatuur zo snel mogelijk, indien nodig met
het hoogste koel- of verwarmingsvermogen,
en houdt deze dan constant.
Wisselingen tussen verschillende tempera‐
tuurinstellingen kort achter elkaar voorkomen.
De airconditioning met elektronische tempera‐
tuurregeling heeft dan niet voldoende tijd om
de ingestelde temperatuur te regelen.
Opmerking
Symbool wordt permanent in het display
van de airconditioning weergegeven.
Maximaal koelen Toets indrukken.
Het systeem is ingesteld op de laagste tempe‐
ratuur, de maximale luchthoeveelheid en de
luchtrecirculatiestand.
De lucht stroomt uit de uitstroomopeningen
ter hoogte van het bovenlichaam. De uit‐
stroomopeningen daarom openen.
Lucht wordt zo snel mogelijk gekoeld:▷Via een buitentemperatuur van ca. 0 ℃.▷Bij draaiende motor.
AUTO-programma
Toets indrukken.
Luchthoeveelheid, luchtverdeling en
temperatuur worden automatisch geregeld:
Naargelang de gekozen temperatuur, de
AUTO-intensiteit en externe invloeden wordt
de lucht in de richting bovenlichaam en nar de
beenruimte gevoerd.
In het AUTO-programma wordt eveneens au‐
tomatisch de koelfunctie ingeschakeld.
Intensiteit AUTO-programma
Bij ingeschakeld AUTO-programma kan de au‐
tomatische intensiteitsregeling worden veran‐
derd:
Toets links of rechts indrukken: inten‐siteit verlagen of verhogen.
De geselecteerde intensiteit wordt op het dis‐
play van de automatische airconditioning
weergegeven.
Luchthoeveelheid handmatig Om de luchthoeveelheid handmatig te kunnen
instellen, eerst het AUTO-programma uitscha‐
kelen.
Toets links of rechts indrukken: lucht‐
hoeveelheid verlagen of verhogen.
De geselecteerde luchthoeveelheid wordt op
het display van de automatische airconditio‐
ning weergegeven.
Seite 166BedieningKlimaatregeling166
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 167 of 268

Luchtverdeling handmatig
Om aan de individuele behoeften te kunnen
voldoen, kan de luchtverdeling worden aange‐
past.
Toets herhaald indrukken om een pro‐
gramma te selecteren:▷Ter hoogte van het bovenlichaam.▷Ter hoogte van het bovenlichaam en de
beenruimte.▷Beenruimte.
Interieurvoorventilatie/-
verwarming
Principe
De interieurvoorventilatie ventileert het interi‐
eur en laat de temperatuur in de auto zo nodig
dalen.
De interieurvoorverwarming verwarmt het inte‐
rieur, sneeuw en ijs kunnen gemakkelijker wor‐
den verwijderd. Bij uitgeschakeld contact
wordt de lucht automatisch naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte geleid.
De systemen kunnen met twee voorgeselec‐
teerde starttijden of direct worden in- en uitge‐
schakeld.
Aan de hand van de temperatuur wordt auto‐
matisch de inschakeltijd bepaald. De systemen
worden voldoende vóór de voorgeselecteerde
starttijd ingeschakeld.
Bediening geschiedt via iDrive of met af‐
standsbediening.
Aanwijzingen GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide. In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen. Interieurvoorver‐
warming niet in gesloten ruimten inschake‐
len.◀
WAARSCHUWING
Tijdens het gebruik van de interieurvoor‐
verwarming kunnen hoge temperaturen onder
de carrosserie optreden, bijv. door het uitlaat‐
systeem. Als brandbare materialen, bijv. blade‐
ren of gras, met hete onderdelen van het uit‐
laatsysteem in contact komen, kunnen deze
materialen ontbranden. Er bestaat brandge‐
vaar. Bij het gebruik van de interieurvoorver‐
warming erop letten dat geen brandbare mate‐
rialen in contact met onderdelen van de auto
kunnen komen.◀
Bij buitentemperaturen onder 0 ℃ ontstaat
waterdamp, die onder de auto wordt afge‐
voerd.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Interieurvoorventilatie▷Bij vooraf geselecteerde starttijd: afhanke‐
lijk van de binnen-, buiten- en ingestelde
gewenste temperatuur.▷Bij directe bediening via iDrive: bij elke bui‐
tentemperatuur.▷Bij directe bediening via afstandsbedie‐
ning: buitentemperatuur boven ca. 15 ℃.
Uitstroomopeningen van de ventilatie openen
zodat lucht kan uitstromen.
Interieurvoorverwarming
▷Bij vooraf geselecteerde starttijd: afhanke‐
lijk van de binnen-, buiten- en ingestelde
gewenste temperatuur.▷Bij directe bediening via iDrive: bij elke bui‐
tentemperatuur.▷Bij directe bediening via afstandsbedie‐
ning: buitentemperatuur onder ca. 15 ℃.Seite 167KlimaatregelingBediening167
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 168 of 268

▷Voldoende laadtoestand van de accu.▷Tankinhoud ligt boven de reservevoorraad.
Werd de interieurvoorverwarming meerdere
maanden niet gebruikt, dan kan het nodig zijn
na enkele minuten het systeem nogmaals in te
schakelen.
Direct in-/uitschakelen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Klimaatbediening"3."Meteen activeren"
Symbool op de airconditioning knippert bij
ingeschakeld systeem.
Na het uitschakelen blijft het systeem nog
enige tijd in werking.
Starttijd instellen Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Klimaatbediening"3.Vertrektijd selecteren.
Aan controller draaien, totdat het gewenste
vertrektijdveld is geselecteerd en controller
indrukken.4.Tijd instellen.
Controller draaien tot het gewenste tijdstip
is ingesteld en controller indrukken.
Starttijd activeren
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Klimaatbediening"3.Gewenste vertrektijd activeren:
"voor vertrek om"
Symbool op de automatische airconditio‐
ning brandt bij geactiveerde starttijd.
Symbool van de airconditioning met elek‐
tronische temperatuurregeling knippert, als het
systeem ingeschakeld is.
Het systeem wordt alleen binnen de komende
24 uren ingeschakeld. Daarna moet het op‐
nieuw worden geactiveerd.
Afstandsbediening
Overzicht1Display2Selectietoetsen3OK4MENU
Toetsen
ToetsFunctieSelectie verlagen of verhogen.Kort indrukken:
- Afstandsbediening inschake‐
len.
- Menu wisselen.
Lang indrukken:
- Afstandsbediening uitscha‐
kelen.Selectie bevestigen.Seite 168BedieningKlimaatregeling168
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15