Page 225 of 268

of een gekwalificeerde specialist laten afzui‐
gen.◀
Afhankelijk van het motoroliepeil worden ver‐
schillende meldingen op het display weerge‐
geven. Deze meldingen in acht nemen.
Bij een te laag motoroliepeil binnen de vol‐
gende 200 km Motorolie bijvullen, zie pa‐
gina 225.
Uitvoerige meting
Principe Bij de uitvoerige meting wordt het motorolie‐
peil gecontroleerd en op een schaalverdeling
weergegeven.
Als het motoroliepeil het minimum bereikt, ver‐
schijnt er een Check-Control-melding.
Tijdens de meting wordt het stationaire toe‐
rental iets verhoogd.
Voorwaarden▷Auto staat op een vlakke weg.▷Keuzehendel in keuzehendelstand N of P
en gaspedaal niet ingedrukt.▷Motor draait en is op bedrijfstemperatuur.
Uitvoerige meting uitvoeren
Om een uitvoerige meting van het motorolie‐
peil uit te voeren:
1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Motoroliepeilmeting starten"4."Meting starten"
Het motoroliepeil wordt gecontroleerd en op
een schaalverdeling weergegeven.
Duur: ca. 1 minuut.
Motorolie bijvullen
Aanwijzingen ATTENTIE
Te weinig motorolie veroorzaakt motor‐
schade. Er bestaat gevaar voor schade.
Binnen de volgende 200 km motorolie bijvul‐
len.◀
ATTENTIE
Te veel motorolie kan de motor of de ka‐
talysator beschadigen. Er bestaat gevaar voor
schade. Niet te veel motorolie bijvullen. Te veel
bijgevulde motorolie door een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten afzui‐
gen.◀
WAARSCHUWING
Bedrijfsstoffen, bijv. olie, vet, koelvloei‐
stof en brandstof, kunnen stoffen bevatten die
schadelijk zijn voor de gezondheid. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Aanwijzingen
op de verpakkingen in acht nemen. Ervoor zor‐
gen dat kleding, huid of ogen niet met bedrijfs‐
stoffen in contact komen. Bedrijfsstoffen niet
in andere flessen overgieten. Bedrijfsstoffen
buiten het bereik van kinderen bewaren.◀
Algemeen
Motorolie pas bijvullen als de melding op het
instrumentenpaneel verschijnt. De hoeveel‐
heid bij te vullen olie is aangegeven in de mel‐
ding op het instrumentenpaneel.
Contact uitschakelen en auto veilig parkeren
voordat motorolie bijgevuld wordt.
Overzicht
De vulbuis bevindt zich in de motorruimte, zie
pagina 221.
Olievulpijp openen1.Motorkap openen, zie pagina 222Seite 225MotorolieMobiliteit225
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 226 of 268

2.Olievulpijp linksom opendraaien.3.Motorolie bijvullen.
Soorten motorolieAanwijzingen ATTENTIE
Olietoevoegingen kunnen de motor be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade.
Geen olietoevoegingen gebruiken.◀
ATTENTIE
Onjuiste motorolie kan tot storingen van
de motor leiden of deze beschadigen. Er be‐
staat gevaar voor schade. Bij het kiezen van de
motorolie erop letten dat de motorolie de juiste
viscositeitsklasse heeft.◀
De motoroliekwaliteit is bepalend voor de le‐
vensduur van de motor.
Sommige soorten motorolie zijn mogelijk niet
in alle landen verkrijgbaar.
Viscositeitsklassen Bij het kiezen van een motorolie erop letten dat
de motorolie de viscositeitsklasse SAE 0W-40
heeft. Als alternatief kan ook motorolie met vis‐
cositeitsklasse SAE 0W-30 worden gebruikt.
Meer informatie over geschikte oliespecifica‐
ties en viscositeiten van motoroliën kan bij een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list worden opgevraagd.
Geschikte motoroliesoorten
Voor het bijvullen motorolie met de volgende
motoroliespecificaties gebruiken:OliespecificatieBMW Longlife-01.BMW Longlife-01 FE.BMW Longlife-04.BMW Longlife-12 FE.
Meer informatie over geschikte oliespecifica‐
ties en viscositeiten van motoroliën kan bij een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list worden opgevraagd.
Alternatieve motoroliesoorten Indien geschikte motoroliesoorten niet ver‐
krijgbaar zijn, kan tot maximaal 1 liter motorolie
met de volgende oliespecificatie worden bijge‐
vuld:
OliespecificatieACEA A3/B4.
Olieverversing
ATTENTIE
Niet tijdig ververste motorolie kan tot een
verhoogde slijtage van de motor en daarmee
tot motorschade leiden. Er bestaat gevaar voor
schade. De in de auto aangegeven onder‐
houdstermijn niet overschrijden.◀
De fabrikant van de auto beveelt aan de motor‐
olie door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist te laten verversen.
Seite 226MobiliteitMotorolie226
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 227 of 268
Seite 227MotorolieMobiliteit227
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 228 of 268

KoelvloeistofUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen De auto beschikt over twee koelmiddelreser‐
voirs, die zich in de motorruimte bevinden.
Om de veilige werking van de auto te garande‐
ren, altijd het koelvloeistofpeil van beide reser‐
voirs controleren.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Bij hete motor en geopend koelsysteem
kan koelvloeistof ontsnappen en tot verbran‐
ding leiden. Er bestaat kans op letsel. Het koel‐
systeem alleen bij afgekoelde motor openen.◀
WAARSCHUWING
Toevoegingen zijn schadelijk voor de ge‐
zondheid en verkeerde toevoegingen kunnen
de motor beschadigen. Er bestaat kans op let‐
sel of schade. Kleding, huid of ogen mogen
niet met toevoegingen in aanraking komen en
deze mogen niet worden ingeslikt. Alleen ge‐
schikte toevoegingen gebruiken.◀
De koelvloeistof bestaat uit water en koelvloei‐
stoftoevoeging.Niet alle in de handel verkrijgbare toevoegin‐
gen zijn voor de auto geschikt. Informatie over
geschikte toevoegingen is verkrijgbaar bij een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.
Koelvloeistofpeil Overzicht Afhankelijk van de motorisering bevindt zich
het koelmiddelreservoir aan de rechter of linker
kant in de motorruimte.
Controleren1.Motor laten afkoelen.2.Dop van het koelvloeistofreservoir
rechtsom iets opendraaien, zodat de over‐
druk kan ontsnappen.Seite 228MobiliteitKoelvloeistof228
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 229 of 268
3.Dop van het koelvloeistofreservoir openen.4.Het koelvloeistofpeil is correct, als het tus‐
sen de min- en max-markering in de vul‐
buis staat.
Bijvullen
1.Motor laten afkoelen.2.Dop van het koelvloeistofreservoir tegen
de wijzers van de klok in een beetje open‐
draaien, zodat overdruk kan ontsnappen,
daarna openen.3.Zo nodig langzaam tot het correcte peil
vullen, niet te veel bijvullen.4.Dop dichtdraaien.5.Oorzaak van het koelvloeistofverlies zo
snel mogelijk laten verhelpen.
Afvalverwerking
Bij het afvoeren van koelvloeistof met
toevoegingen voor koelvloeistoffen
moeten de betreffende milieuvoor‐
schriften in acht worden genomen.
Seite 229KoelvloeistofMobiliteit229
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 230 of 268

OnderhoudUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
BMW onderhoudssysteem Het onderhoudssysteem wijst op vereiste on‐
derhoudsmaatregelen en helpt zo om de auto
verkeers- en bedrijfsveilig te houden.
De omvang en intervallen kunnen verschillen
afhankelijk van de landspecifieke uitrusting.
Vervangingswerkzaamheden, reserveonderde‐
len, verbruiksmaterialen en materiaal onderhe‐
vig aan slijtage worden afzonderlijk berekend.
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist.
Condition Based Service
CBS
Sensoren en speciale algoritmen houden reke‐
ning met het gebruik van uw auto. Condition
Based Service bepaalt daarmee het noodzake‐
lijk onderhoud.
Met dit systeem kan dus het onderhoud wor‐
den aangepast aan het individuele gebruiks‐
profiel.
Op het Control Display kan gedetailleerde in‐
formatie over servicebehoefte, zie pagina 95,
worden weergegeven.Servicegegevens in de
afstandsbediening
Informatie over het noodzakelijk onderhoud
wordt continu in de afstandsbediening opge‐
slagen. De Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist kan deze gegevens uitlezen
en een op uw auto afgestemde onderhouds‐
beurt voorstellen.
Overhandig de serviceadviseur daarom de af‐
standsbediening waarmee het laatst werd ge‐
reden.
Stilstandtijden Er wordt geen rekening gehouden met stil‐
standtijden met losgekoppelde voertuigaccu.
Daarom periodieke onderhoudswerkzaamhe‐
den, zoals vervangen van de remvloeistof en
evt. de motorolie en het micro-/actief-koolstof‐
filter, door een Service Partner of een gekwali‐
ficeerde specialist laten uitvoeren.
OnderhoudsgeschiedenisOnderhoud en reparatie bij een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten uitvoe‐
ren.
De uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
worden in de onderhoudsbriefjes en in de
voertuiggegevens ingevoerd. De vermeldingen
zijn net zoals het onderhoudsboekje het bewijs
van regelmatig onderhoud.
Als een invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis van de auto wordt opge‐
slagen, worden onderhoudsrelevante gege‐
vens niet alleen in de auto maar ook op de
centrale IT-systemen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de elektronische onderhoudsgeschiede‐
nis opgeslagen gegevens kunnen na een wijzi‐
ging van de autobezitter ook door de nieuwe
autobezitter worden ingezien. Bovendien kun‐Seite 230MobiliteitOnderhoud230
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 231 of 268

nen alle service partners en andere bevoegde
en gekwalificeerde specialisten de in de elek‐
tronische onderhoudsgeschiedenis opgesla‐
gen gegevens inzien.
De autobezitter kan bij zijn Service Partner of
een gekwalificeerde specialist bezwaar maken
tegen de invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis met de daarmee gepaard
gaande opslag van de gegevens in de auto en
de gegevensoverdracht aan de autofabrikant
gedurende de tijd dat de auto in zijn bezit is. Er
vindt dan geen invoer in de elektronische on‐
derhoudsgeschiedenis van de auto plaats.
Ingevoerd onderhoud op het Control Display
weergeven, zie pagina 96.
Aansluiting voor On-Board
Diagnose OBD
Opmerking ATTENTIE
Ondeskundig gebruik van de contact‐
doos voor de On-Board-Diagnose kan tot sto‐
ringen aan de auto leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. De contactdoos voor de On-
Board-Diagnose alleen door een Service Part‐
ner, een gekwalificeerde specialist of andere
geautoriseerde personen laten gebruiken.◀
Positie
Aan bestuurderszijde bevindt zich een OBD-
aansluiting voor het testen van onderdelen die
voor de emissiesamenstelling bepalend zijn.
Emissiewaarden▷Het waarschuwingslampje knip‐
pert:
Motorstoring die tot beschadiging
van de katalysator kan leiden. Auto
onmiddellijk laten controleren.▷Het waarschuwingslampje brandt:
Verslechtering van de emissiewaarden.
Auto zo spoedig mogelijk laten controle‐
ren.
Terugname van de auto
De fabrikant van uw auto adviseert de auto aan
het eind van zijn levenscyclus in te leveren bij
een door de fabrikant aangeduid terugname‐
punt. Voor de terugname zijn de betreffende
nationale wettelijke voorschriften van toepas‐
sing. Meer informatie is verkrijgbaar bij een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.
Seite 231OnderhoudMobiliteit231
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 232 of 268

Vervangen van onderdelenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Boordgereedschap1.Bagageruimtebodem omhoogklappen.2.Boordgereedschap wegnemen.Vervangen van de
wisserbladen
Aanwijzingen ATTENTIE
Als de ruitenwisserarm zonder gemon‐
teerd wisserblad op de voorruit valt, kan deze
worden beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Ruitenwisserarm bij het vervangen van
de wisserbladen vasthouden en de wissers
niet op de ruit klappen zolang er geen wisser‐
bladen zijn aangebracht.◀
ATTENTIE
Opgeklapte wissers kunnen bij het ope‐
nen van de motorkap worden ingeklemd. Er
bestaat gevaar voor schade. Voor het openen
van de motorkap erop letten dat de wissers
met gemonteerde wisserbladen op de voorruit
liggen.◀
Voorwisserbladen vervangen1.Voor het vervangen de wissers in uitge‐
klapte stand brengen, zie pagina 80.2.Wissers volledig optillen van de voorruit.Seite 232MobiliteitVervangen van onderdelen232
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15