Page 65 of 268

specialist geschikte veiligheidssystemen voor
kinderen verkrijgbaar.
Aanwijzingen Bij het kiezen, inbouwen en gebruiken van kin‐
derveiligheidssystemen de informatie van de
fabrikant van het kinderveiligheidssysteem in
acht nemen.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde of door een ongeval
zwaarbelaste kinderveiligheidssystemen inclu‐
sief de bevestigingssystemen kan de bescher‐
mende werking daarvan verminderd of volledig
afwezig zijn. Een kind kan bijv. bij een ongeval of bij rem- en uitwijkmanoeuvres niet vol‐
doende worden opgevangen. Er bestaat kans
op letsel of levensgevaar. Beschadigde of bij
een ongeval zwaarbelaste kinderveiligheids‐
systemen inclusief de bevestigingssystemen
door de Service geautoriseerde werkplaats of
een gekwalificeerde werkplaats laten controle‐
ren en eventueel vervangen.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeld
zijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀
Op de bijrijdersstoel
Airbags deactiveren WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaatkans op letsel. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
Alvorens een veiligheidssysteem voor kinde‐
ren op de passagiersstoel te monteren, moe‐
ten de voor- en zij-airbag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
Passagiersairbags met sleutelschakelaar deac‐
tiveren, zie pagina 114.
Naar achteren gerichte
veiligheidssystemen voor kinderen
GEVAAR
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een naar
achteren gericht kinderveiligheidssysteem do‐
delijk verwonden. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Zorg ervoor dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
De aanwijzing op de zonneklep aan de passa‐
gierszijde in acht nemen.
Stoelpositie en -hoogte Vóór montage van een universeel kinderveilig‐
heidssysteem de passagiersstoel indien mo‐
gelijk in de achterste en hoogste stand zetten,
om het beste verloop van de gordel en de
beste bescherming bij een ongeval te verkrij‐
gen.
Als het bovenste bevestigingspunt van de gor‐
del zich vóór de gordelgeleiding van het kin‐
derzitje bevindt, de passagiersstoel voorzichtig
Seite 65Kinderen veilig vervoerenBediening65
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 66 of 268

naar voren duwen tot de best mogelijke gelei‐
ding van de gordel bereikt wordt.
Rugleuningbreedte
Bij instelbare rugleuningbreedte: voor mon‐
tage van een veiligheidssysteem voor kinderenop de passagiersstoel de rugleuningbreedte
op maximaal zetten. De rugleuningbreedte niet
meer wijzigen en geen geheugenpositie meer
oproepen.
Kinderzitjesbevestiging ISOFIX
Opmerking
Voor het aanbrengen en gebruiken van ISO‐
FIX-kinderveiligheidssystemen de bedienings-en veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant
van het kinderveiligheidssysteem opvolgen.
Juiste ISOFIX-veiligheidssystemen voor kinderen
GroepGewicht van het
kindLeeftijd bij
benaderingKlasse/categorie
– a)Passa‐
giers‐
stoelAchterbank,
buitenste
zitplaatsenAchter‐
bank,
middenBabydraagtasF - ISO/L1
G - ISO/L2X
XIL
ILX
X0Tot 10 kgca. 9 maan‐
denE - ISO/R1XILX0+Tot 13 kgca. 18 maan‐
denE - ISO/R1
D - ISO/R2
C - ISO/R3X
X
XIL
IL
ILX
X
XI9 - 18 kgTot ca. 4 jaarD - ISO/R2
C - ISO/R3
B - ISO/F2
B1 - ISO/F2X
A - ISO/F3X
X
X
X
XIL
IL
IL, IUF
IL, IUF
IL, IUFX
X
X
X
XIL: de stoel is met inachtneming van de bij het kinderzitje gevoegde automodellenlijst geschikt
voor de inbouw van een ISOFIX-kinderzitje van de categorie Semi-Universal.IUF: de stoel is geschikt voor inbouw van een ISOFIX-kinderzitje met de goedkeuring Universal
en bevestiging met de bevestigingsgordel TOP TETHER.X: de stoel is niet met bevestigingspunten voor het ISOFIX-systeem uitgerust of goedgekeurd.a) Bij toepassing van kinderzitjes op de achterbank evt. de lengte-instelling van de voorstoel
aanpassen.Seite 66BedieningKinderen veilig vervoeren66
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 67 of 268

Bevestigingen voor onderste ISOFIX-verankeringen
Opmerking WAARSCHUWING
Als de ISOFIX-kinderveiligheidssyste‐
men niet correct vergrendeld zijn, kan de be‐
schermende werking van de ISOFIX-kindervei‐
ligheidssystemen verminderd zijn. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Erop letten dat
de onderste verankering correct vergrendeld is
en dat het ISOFIX-kinderveiligheidssysteem
strak tegen de leuning aan ligt.◀
Positie Het desbetreffende symbool toont de
bevestigingen voor de onderste ISOFIX
verankeringen.BMW X5 M:
Bevestigingspunten voor de onderste ISOFIX-
verankeringen bevinden zich in de uitsparing
tussen de zitting en de rugleuning.
BMW X6 M:
Bevestigingspunten voor de onderste ISOFIX-
verankeringen zijn achter de stoelbekleding
tussen rugleuning en zitting te vinden.
De ritssluiting openen om toegang te krijgen
tot de verankeringen.
Vóór montage van ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
De gordel uit het gebied van de kinderstoelbe‐
vestiging wegtrekken.
Montage van ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
1.Kinderveiligheidssysteem monteren, zie de
aanwijzingen van de fabrikant.2.Erop letten dat de beide ISOFIX-veranke‐
ringen correct vergrendeld zijn.
Bovenste ISOFIX bevestigingsriem
Bevestigingspunten Dit symbool geeft het bevestigingspunt
voor de bovenste bevestigingsriem
aan.
Seite 67Kinderen veilig vervoerenBediening67
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 68 of 268

De bovenste bevestigingsriem van ISOFIX-vei‐
ligheidssystemen voor kinderen heeft twee be‐
vestigingspunten.
Opmerking ATTENTIE
De bevestigingspunten voor de bovenste
bevestigingsriemen van een kinderveiligheids‐
systeem zijn alleen bedoeld voor deze bevesti‐
gingsriemen. Bij het bevestigen van andere
voorwerpen kunnen de bevestigingspunten
worden beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Alleen kinderveiligheidssystemen aan
de bovenste bevestigingsriemen bevestigen.◀
BMW X5 M: geleiding van de
bevestigingsriem
WAARSCHUWING
Bij verkeerd gebruik van de bovenste be‐
vestigingsriem van het kinderveiligheidssys‐
teem kan de beschermende werking vermin‐
derd zijn. Er bestaat kans op letsel. Erop letten
dat de bovenste bevestigingsriem niet over
scherpe randen of gedraaid naar het bovenste
bevestigingspunt wordt geleid.◀
1Rijrichting2Hoofdsteun3Haak van bovenste bevestigingsriem4Bevestigingspunt5Rugleuning6Bovenste bevestigingsriem
Bovenste bevestigingsriem op
bevestigingspunt aanbrengen
1.Hoofdsteun evt. naar boven schuiven.2.bovenste bevestigingsriem tussen de be‐
vestigingen van de hoofdsteunen door
voeren.3.Bevestigingsriem evt. tussen rugleuning
en afdekking bagageruimte door halen.4.Haak van de bevestigingsriem aan het be‐
vestigingspunt vastmaken.5.Bevestigingsriem strak omlaag trekken.6.Hoofdsteun evt. naar beneden schuiven en
vergrendelen.
BMW X6 M: geleiding van de
bevestigingsriem
WAARSCHUWING
Bij verkeerd gebruik van de bovenste be‐
vestigingsriem van het kinderveiligheidssys‐
teem kan de beschermende werking vermin‐
derd zijn. Er bestaat kans op letsel. Erop letten
dat de bovenste bevestigingsriem niet over
scherpe randen of gedraaid naar het bovenste
bevestigingspunt wordt geleid.◀
Seite 68BedieningKinderen veilig vervoeren68
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 69 of 268
1Rijrichting2Hoofdsteun3Haak van bovenste bevestigingsriem4Bevestigingspunt/-oog5Rugleuning6Bovenste bevestigingsriem
Bovenste bevestigingsriem op
bevestigingspunt aanbrengen
1.Bovenste bevestigingsriem over de hoofd‐
steun leiden.2.Bevestigingsriem evt. tussen rugleuning
en afdekking bagageruimte door halen.3.Haken van de bevestigingsriem in het be‐
vestigingsoog bevestigen.4.Bevestigingsriem strak omlaag trekken.
beveiliging van portieren en
ruiten achterin
Achterportieren
Vergrendelingshendel aan de achterportieren
naar boven schuiven.
Het betreffende portier kan alleen van buitenaf
worden geopend.
Veiligheidsschakelaar voor achterin Toets van het bestuurdersportier in‐
drukken als kinderen achterin meerij‐
den.
Verschillende functies worden geblokkeerd en
kunnen achterin niet worden bediend, Veilig‐ heidsschakelaar, zie pagina 48.Seite 69Kinderen veilig vervoerenBediening69
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 70 of 268

RijdenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Start/stop-knop Principe Door indrukken van de start/
stop-knop wordt het contact in-
of uitgeschakeld en wordt de
motor gestart.
De motor start als bij het indruk‐
ken van de start/stop-knop het rempedaal
wordt ingedrukt.
Contact aan Start/stop-knop indrukken, rem daarbij niet in‐
drukken.
Alle systemen zijn gebruiksklaar.
De controle- en waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden niet allemaal
even lang.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Contact uit
Start/stop-knop opnieuw indrukken, rem daar‐
bij niet indrukken.Alle controlelampjes in het instrumentenpa‐
neel doven.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Aanwijzingen Bij het uitschakelen van het contact wordt au‐
tomatisch de keuzehendelstand P ingescha‐
keld wanneer de keuzehendelstand D of R is
ingeschakeld.
Het contact wordt bij stilstaande auto en afge‐
zette motor onder de volgende omstandighe‐
den automatisch uitgeschakeld:▷Bij het vergrendelen, ook bij ingeschakeld
dimlicht.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.▷Bij het openen of sluiten van het bestuur‐
dersportier, wanneer de veiligheidsgordel
van de bestuurder is afgedaan en het dim‐
licht is uitgeschakeld.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel van
de bestuurder, wanneer het bestuurders‐
portier is geopend en het dimlicht is uitge‐
schakeld.
Na ca. 15 minuten zonder verdere bediening
wordt van dimlicht op stadslicht omgescha‐
keld.
Standby-modus van de radio
Standby-modus van de radio activeren: bij
draaiende motor de start/stop-knop indrukken.
Een aantal stroomverbruikers blijft gebruiks‐
klaar.
De standby-modus van de radio wordt in de
volgende situaties automatisch uitgeschakeld:
▷Na ca. 8 minuten.Seite 70BedieningRijden70
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 71 of 268

▷Bij het vergrendelen van de auto met de
centrale vergrendeling.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.
De standby-modus van de radio blijft inge‐
schakeld als het contact bijv. wegens de vol‐
gende redenen automatisch wordt uitgescha‐
keld:
▷Openen en sluiten van het bestuurderspor‐
tier.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel.▷Bij automatisch omschakelen van het dim‐
licht naar stadslicht.
Bij afgezette motor en ingeschakeld contact
wordt de radio bij het openen van het portier
automatisch in stand-by geschakeld, als het
licht uitgeschakeld is, of met specifieke uitrus‐
ting, de dagrijverlichting ingeschakeld is.
Starten van de motor Aanwijzingen GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide. In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Bij herhaaldelijke startpogingen of het
meerdere malen starten kort achter elkaar
wordt de brandstof niet of onvoldoende ver‐
brand. De katalysator kan oververhit raken. Er
bestaat gevaar voor schade. Meerder malen
kort achter elkaar starten vermijden.◀
M Steptronic Sport versnellingsbak
Motor starten
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
Afzetten van de motor
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendel in neutraal schakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Seite 71RijdenBediening71
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 72 of 268

WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Voor het binnenrijden van de
wasstraat
Om ervoor te zorgen dat de auto in de was‐
straat kan rollen, de informatie over Wassen in
automatische wasinstallaties of wasstraten, zie
pagina 244, in acht nemen.
M Steptronic Sport versnellingsbak
Motor afzetten
1.Auto afremmen tot stilstand.2.Start/stop-knop indrukken.
De motor wordt afgezet.
De standby-modus van de radio wordt in‐
geschakeld.3.Parkeerrem bedienen.
Automatische start-stop-
functie
Principe
De automatische start-stop-functie helpt
brandstof te besparen. Het systeem schakelt
daarvoor de motor tijdens een stop uit, bijv. in
een file of bij verkeerslichten. Het contact blijft
ingeschakeld. Voor het wegrijden start de mo‐
tor automatisch.
Automatisch bedrijf
Na elke motorstart met de start-/stopknop is
de automatische start-stop-functie in werking.
De functie wordt vanaf ca. 5 km/h geactiveerd.
Afzetten van de motor
De motor wordt tijdens stilstaan onder de vol‐
gende omstandigheden automatisch uitge‐
schakeld:▷Keuzehendel in keuzehendelstand D.▷Het rempedaal blijft tijdens de stilstand van
de auto ingedrukt of de auto wordt door
Automatic Hold tegengehouden.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Bij afgezette motor wordt de luchthoeveelheid
van de airconditioning gereduceerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De weergave geeft aan dat de
automatische start-stop-functie
klaar is voor het automatisch
starten van de motor.
De weergave geeft aan dat niet
voldaan is aan de voorwaarden
voor het automatisch stoppen
van de motor.
Beperkte werking
De motor wordt in de volgende situaties niet
automatisch afgezet:
▷Buitentemperatuur te laag.▷Hoge buitentemperatuur en airconditio‐
ning ingeschakeld.▷Interieur nog niet zoals gewenst verwarmd
of gekoeld.▷Motor is nog niet op bedrijfstemperatuur.▷Sterke stuuruitslag of stuurhandeling.Seite 72BedieningRijden72
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15