BrandstofUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Brandstofkwaliteit Algemeen
Afhankelijk van de regio wordt bij diverse tank‐
stations brandstof verkocht die is aangepast
aan het winter- of zomerseizoen. Brandstof die
in de winter wordt aangeboden vereenvoudigt
bijv. de koude start.
Opmerking ATTENTIE
Ook brandstoffen die voldoen aan de
specificaties kunnen een lagere kwaliteit heb‐
ben. Dit kan motorproblemen tot gevolg heb‐
ben, zoals slecht starten, verslechterde rij-ei‐
genschappen of verminderde rijprestaties. Er
bestaat gevaar voor schade. Bij motorproble‐
men een ander tankstation kiezen of merk‐
brandstof met een hoger octaangetal tanken.◀
BenzineDe benzine moet voor een optimaal brandstof‐
verbruik zwavelvrij of in ieder geval zwavelarm
zijn.Brandstoffen die bij de brandstofpomp als me‐
taalhoudend zijn aangegeven, mogen niet wor‐
den gebruikt.
ATTENTIE
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor be‐
schadigen. Bovendien wordt de katalysator
blijvend beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Bij benzinemotoren het volgende niet
tanken of aan de brandstof toevoegen:▷Loodhoudende benzine.▷Metaalachtige toevoegingen, bijv. man‐
gaan of ijzer.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.◀
Er kunnen brandstoffen met een maximaal
ethanolgehalte van 25 %, bijv. E10 of E25,
worden getankt.
ATTENTIE
Verkeerde brandstoffen kunnen het
brandstofsysteem en de motor beschadigen.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen brand‐
stoffen met een hoger dan aanbevolen etha‐
nolgehalte tanken en geen methanolhoudende
brandstoffen tanken, bijv. M5 tot M100.◀
De motor heeft een pingelregeling. Vandaar
dat verschillende benzinekwaliteiten kunnen
worden getankt.
Benzinekwaliteit
Superbenzine met RON 95.
Minimumkwaliteit
Loodvrije benzine met RON 91.
Seite 274MobiliteitBrandstof274
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
ATTENTIE
Brandstof onder de aangegeven mini‐
mumkwaliteit kan de werking van de motor na‐
delig beïnvloeden of tot motorschade leiden.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen benzine
tanken die niet aan de minimumkwaliteitsver‐
eisten voldoet.◀
Diesel ATTENTIE
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade.
Bij dieselmotoren het volgende in acht nemen:▷Geen raapoliemethylester RME tanken.▷Geen biodiesel tanken.▷Geen benzine tanken.▷Geen dieseltoevoegingen.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.◀
Kwaliteit van de dieselbrandstof De motor is geschikt voor dieselbrandstof DIN
EN 590.
BMW Diesel met
BluePerformance
Principe
BMW Diesel met BluePerformance verminde‐
ren de stikstofoxide in de dieseluitlaatgassen,
door het reductiemiddel AdBlue in het uitlaat‐
systeem te spuiten. In de katalysator vindt een
chemische reactie plaats die de stikstofoxide
minimaliseert.
De auto heeft een tank die bijgevuld kan wor‐
den.
Om de motor zoals gewoonlijk te kunnen star‐
ten, moet voldoende reductiemiddel voorhan‐
den zijn.
BMW adviseert het reductiemiddel te laten bij‐
vullen door een Service Partner in het kader
van de regelmatige onderhoudswerkzaamhe‐
den.
AdBlue is een geregistreerd handelsmerk van
Verband der Automobilindustrie e. V. (VDA).
Algemeen
Reductiemiddel is bij elk tankstation verkrijg‐
baar.
Reductiemiddel bij voorkeur via een pomp bij‐
vullen, zie pagina 277.
Opwarmen van het systeem Om het systeem na een koude start van de
motor op bedrijfstemperatuur te brengen,
schakelt de Steptronic versnellingsbak zo no‐
dig later naar de volgende hogere versnelling.
Weergaven op het Control Display
Actieradius en bijvulhoeveelheid
weergeven
Reductiemiddel kan op ieder moment bijge‐
vuld worden.
De actieradius tot het uiterste tijdstip van bij‐
vulling en de exacte bijvulhoeveelheid worden
weergegeven op het Control Display.Seite 275BrandstofMobiliteit275
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3."AdBlue"
Weergaven op het
instrumentenpaneel
Reserve-weergave Het controlelampje op het instrumentenpaneel
informeert over het resterende traject dat nog
afgelegd kan worden met het huidige vulpeil.
Het aangegeven traject niet volledig afleggen.
De motor kan na het afzetten niet opnieuw
worden gestart.
▷Wit lampje: bij de volgende
gelegenheid reductiemiddel
bijvullen.▷Geel lampje: te weinig re‐
ductiemiddel aanwezig. De
resterend actieradius wordt
weergegeven op het instru‐
mentenpaneel. Dadelijk re‐
ductiemiddel bijvullen, zie
pagina 276.
AdBlue op minimum
▷De resterend actiera‐
dius wordt weergegeven in
het instrumentenpaneel: re‐
ductiemiddel bijvullen. De
motor draait, zolang hij niet
wordt afgezet en aan alle
verdere bedrijfsvoorwaarden
is voldaan, bijv. voldoende
brandstof.
Systeemdefect
Bij een systeemdefect wordt een Check-Con‐
trol-melding weergegeven.
AdBlue laten bijvullen
BMW adviseert het reductiemiddel te laten bij‐
vullen door een Service Partner in het kader
van het regelmatige onderhoud.
Wanneer dit onderhoud wordt uitgevoerd, is in
principe een eenmalige bijvulling vereist tus‐
sen de onderhoudstermijnen.
In bepaalde omstandigheden, bijv. door zeer
sportief rijgedrag of bij het rijden op grote
hoogte, kan het wel nodig zijn om meermaals
bij te vullen tussen de onderhoudstermijnen.
Zodra de reserve-weergave op het instrumen‐
tenpaneel getoond wordt, reductiemiddel laten
bijvullen om te voorkomen dat de motor niet
meer gestart kan worden.
AdBlue bij lage temperaturen Door de fysische eigenschappen is het moge‐
lijk om het reductiemiddel bij te vullen bij tem‐
peraturen onder - 5 ℃ ook tussen de reguliere
onderhoudstermijnen. In dat geval het reduc‐
tiemiddel bijvullen vóór dat u gaat rijden.
Bij temperaturen onder - 11 ℃ kan het vulpeil
mogelijk niet gemeten worden.
AdBlue zelf bijvullen
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Bij het openen van het reductiemiddelre‐
servoir kunnen kleine hoeveelheden ammoni‐
akdampen vrijkomen. Ammoniakdampen heb‐
ben een prikkelende geur en irriteren huid,
slijmvliezen en ogen. Er bestaat kans op letsel.
Vrijkomende ammoniakdampen niet inade‐
men. Kleding, huid of ogen mogen niet met re‐
ductiemiddel in aanraking komen en dit mag
niet worden ingeslikt. Kinderen uit de buurt van
reductiemiddelen houden.◀
WAARSCHUWING
Bedrijfsstoffen, bijv. olie, vet, koelvloei‐
stof en brandstof, kunnen stoffen bevatten die
schadelijk zijn voor de gezondheid. Er bestaatSeite 276MobiliteitBrandstof276
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
3.Fles aanbrengen en tot de aanslag draaien,
zie pijl.4.Fles omlaag duwen, pijl.
De tank van de auto wordt gevuld.
De tank is gevuld als de vulstand zich niet
meer wijzigt. Het overmatig vullen is niet
mogelijk.5.Fles terugtrekken, pijl, en losschroeven.6.Tankdop opzetten en in de richting van de
klok draaien.7.Tankdopklep sluiten.Na het bijvullen van AdBlue
Opmerking WAARSCHUWING
Na het bijvullen van een verkeerde vloei‐
stof kan het systeem oververhit raken en ont‐
branden. Er bestaat brandgevaar en kans op
letsel. Alleen vloeistoffen bijvullen die voor de
tank bedoeld zijn. Na het vullen met een ver‐
keerde vloeistof niet de motor starten.◀
Vullen met verkeerde vloeistof
Als er met een verkeerde vloeistof wordt ge‐
vuld, wordt een Check-Control-melding aan‐
gegeven.
Na het vullen met een verkeerde vloeistof con‐
tact opnemen met een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Ser‐
vice Partner of een specialist.
Flessen verwijderen Flessen voor AdBlue door een Service
Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of spe‐
cialist laten afvoeren of op een verzamelpunt afgeven.
Lege flessen alleen bij het huisvuil gooien in‐
dien de plaatselijke voorschriften dit toestaan.
Reserve-weergave Na het bijvullen wordt de re‐
serve-weergave met de reste‐
rende actieradius nog steeds
getoond.
De motor kan gestart worden.
Na enkele minuten gaat de reserve-weergave
dan uit.Seite 278MobiliteitBrandstof278
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Bandenmaat
De spanningswaarden gelden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten en aanbe‐
volen bandenmerken.
Specifieke informatie over wielen en banden
kan bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist worden opgevraagd.
Bandenprofiel
Zomerbanden Profieldiepte mag niet minder zijn dan 3 mm.
Bij een bandprofieldiepte van minder dan
3 mm bestaat groot gevaar voor aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel mag niet minder
zijn dan 4 mm.
Bij een profieldiepte van minder dan 4 mm zijn
de prestasties onder winterse omstandighe‐
den beperkt.
Minimale profieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de om‐
trek van de band en hebben de wettelijke mini‐
male hoogte van 1,6 mm.
Ze zijn op de zijkant van de band met TWI,
Tread Wear Indicator, gemarkeerd.
Bandbeschadiging
Algemeen
De banden regelmatig op beschadigingen, in‐
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
AanwijzingenAanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:▷Ongebruikelijke trillingen tijdens het rijden.▷Ongebruikelijk rijgedrag, zoals sterk naar
links of rechts trekken.
Beschadigingen kunnen bijv. veroorzaakt wor‐
den door over stoepranden heen te rijden,
schade aan de weg e.d.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Indien een beschadiging van
de band wordt vermoed tijdens het rijden di‐
rect snelheid minderen en stoppen. Wielen en
banden laten controleren. Daartoe voorzichtig
naar een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist rijden. De auto indien nodig daar‐
heen laten slepen of transporteren.◀
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Beschadigde banden niet re‐
pareren, maar laten vervangen.◀
Leeftijd van de banden
Aanbeveling
Onafhankelijk van de slijtage, de banden uiter‐ lijk na 6 jaar vervangen.
Seite 281Wielen en bandenMobiliteit281
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
ProductiedatumOp de zijkant van de band:
DOT … 3615: de band is in de 36e week
van 2015 geproduceerd.
Vervangen van wielen en
banden
Montage
Montage en balanceren door een Service Part‐
ner van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist laten uit‐
voeren.
Wielbandcombinatie Een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist kan u informeren over de juiste wiel-band‐
combinaties en velgen voor uw auto.
Door verkeerde wiel-bandcombinaties wordt
de werking van verschillende systemen beïn‐
vloed, bijv. ABS of DSC.
Om de goede rij-eigenschappen te behouden
mogen alleen banden van hetzelfde merk en
met hetzelfde profiel worden gemonteerd.
Na bandenpech moet zo snel mogelijk weer de
oorspronkelijke wiel-bandcombinatie worden
gemonteerd.
WAARSCHUWING
Wielen en banden die niet geschikt zijn
voor de auto kunnen onderdelen van de auto
beschadigen, bijv. contact met de carrosserie
als gevolg van toleranties, ondanks dezelfde
nominale afmetingen. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Wielen en banden gebruiken die
door de fabrikant van de auto als geschikt zijn
aangemerkt voor het betreffende type auto.◀
WAARSCHUWING
Door het monteren van stalen velgen
kunnen er technische problemen ontstaan,
zoals het vanzelf losdraaien van de wielboutenen beschadiging van de remschijven. Er be‐
staat gevaar voor ongevallen. Geen stalen vel‐
gen monteren.◀
Aanbevolen bandenmerken
Voor elke bandenmaat worden bepaalde ban‐
denfabrikanten geadviseerd door BMW. Deze
kunnen worden herkend aan een ster op de zij‐
wand van de band.
Nieuwe banden
Direct na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km beheerst rijden.
Coverbanden De fabrikant van uw auto raadt u aan geen co‐
verbanden te gebruiken.
WAARSCHUWING
Coverbanden kunnen verschillende
bandonderlagen bezitten. Naarmate de leeftijd
toeneemt kan de houdbaarheid beperkt zijn. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Geen cover‐
banden gebruiken.◀
Winterbanden Voor gebruik op een winters wegdek worden
winterbanden aanbevolen.
Zogenaamde banden voor het gehele jaar met
M+S-codering hebben weliswaar betere win‐
tereigenschappen dan zomerbanden, maar ze
hebben in het algemeen niet het prestatieni‐
veau van winterbanden.
Seite 282MobiliteitWielen en banden282
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Maximumsnelheid van winterbanden
Als de maximumsnelheid van de auto hoger is
dan de snelheid die voor de winterbanden is
toegestaan, moet een overeenkomstige stic‐
ker in het zicht van de bestuurder worden aan‐
gebracht. De sticker is verkrijgbaar bij een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist.
Bij het rijden met winterbanden de daarbij toe‐
gestane maximumsnelheid in acht nemen.
Banden met noodloopeigenschappen
Als de auto is uitgerust met banden met nood‐
loopeigenschappen voor de eigen veiligheid
alleen deze gebruiken. Ingeval van pech staat
geen reservewiel ter beschikking. Meer infor‐
matie is bij een Service Partner van de fabri‐
kant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist verkrijgbaar.
Voor- en achterwielen vervangen Op de voor- en achteras ontstaan vanwege de
verschillende rijomstandigheden verschillende
slijtagepatronen. Om een gelijkmatige slijtage
te verkrijgen kunnen de voor- en achterwielen
onderling worden verwisseld. Meer informatie
is bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist verkrijgbaar. Na het verwisselen de
bandenspanning controleren en eventueel cor‐
rigeren.
Bij auto's met verschillende bandmaten of
velgmaten aan de voor- en achteras is een der‐
gelijke wissel niet toegestaan.
Opslag Verwijderde wielen of banden moeten koel,
droog en zo mogelijk in het donker worden be‐
waard.
Bescherm banden tegen olie, vet en brandstof.
De op de zijkant van de band weergegeven
maximumbandenspanning niet overschrijden.Banden met
noodloopeigenschappen
Aanduiding
RSC-codering op de zijwand van de band.
De wielen bestaan uit n beperkte mate zelfdra‐
gende banden en speciale velgen.
Door de versteviging van de zijwand kan er met
de band bij verlies van bandenspanning nog
beperkt worden doorgereden.
Aanwijzingen voor het doorrijden met banden‐
pech in acht nemen.
Vervangen van banden met
noodloopeigenschappen
Voor uw eigen veiligheid alleen banden met
noodloopeigenschappen gebruiken. Ingeval
van pech staat geen reservewiel ter beschik‐
king.
Neem voor meer informatie contact op met de
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist.
Bandenpech verhelpen
Veiligheidsmaatregelen
▷Auto zo ver mogelijk uit de buurt van de
verkeersstroom en op een vaste onder‐
grond parkeren.▷Alarmknipperlichten inschakelen.▷Auto beveiligen tegen wegrollen, daarvoor
de parkeerrem vastzetten.Seite 283Wielen en bandenMobiliteit283
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
▷Stuurwielvergrendeling laten vastklikken in
rechtuitstand van de wielen.▷Alle inzittenden laten uitstappen en buiten
het gevarengebied brengen, bijv. achter de
vangrails.▷Eventueel gevarendriehoek op de juiste af‐
stand neerzetten.
Mobility System
Principe
Met het Mobility System kan beperkte schade
aan een band kortstondig worden afgedicht,
zodat verder kan worden gereden. Daartoe
wordt een vloeibaar afdichtmiddel in de ban‐
den gepompt dat bij het uitharden de bescha‐
diging van binnenuit afdicht.
De compressor kan gebruikt worden om de
bandenspanning te controleren.
Aanwijzingen
▷Aanwijzingen voor de toepassing van het
Mobility System op de compressor en het
afdichtmiddelhouder in acht nemen.▷Bij beschadiging van de band vanaf een
grootte van 4 mm werkt het gebruik van
het Mobility System mogelijk niet.▷Contact opnemen met een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist als de
band niet rijklaar kan worden gemaakt.▷Vreemde voorwerpen die in de band zijn
terechtgekomen, zo mogelijk laten zitten.▷Stickers voor de snelheidsbegrenzing van
de afdichtmiddelhouder lostrekken en op
het stuurwiel plakken.▷Door de toepassing van afdichtmiddel kan
de RDC-wielelektronica beschadigd raken.
Controleer in dat geval de elektronica bij de
eerstvolgende gelegenheid en laat deze
evt. vervangen.Locatie
Het Mobility System bevindt zich in het linker
opbergvak van de bagageruimte.
Afdichtmiddelreservoir
▷Afdichtmiddelreservoir, pijl 1.▷Vulslang, pijl 2.
Houdbaarheidsdatum op afdichtmiddelhouder
controleren.
Compressor
1Ontgrendeling van houder2Bevestiging van houder3Weergave van bandenspanningSeite 284MobiliteitWielen en banden284
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15