Grenzen van het systeem
Bij meerdere handmatige niveauwisselingen
kort achter elkaar wordt het systeem evt. uit‐
geschakeld. De snel knipperende LED in de
toets geeft aan, dat het systeem tijdelijk niet
beschikbaar is.
Band vervangen
Voor het vervangen van een band het systeem
uitschakelen:
Toets ca. 7 seconden ingedrukt houden
en loslaten. De LED knippert snel.
Systeem activeren:
Het systeem wordt bij het wegrijden automa‐
tisch weer geactiveerd.
StoringEr wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven. Het systeem vertoont storing. De auto
heeft veranderde rijeigenschappen of een dui‐
delijk merkbaar beperkt rijcomfort. Eventueel
door een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist laten controleren.
Lange periode van stilstand Bij lange perioden van stilstand kan de auto
een lagere stand innemen. Dit betreft geen
storing.
Dynamische
schokdempercontrole
Principe Het systeem reduceert ongewenste bewegin‐
gen van de auto bij een dynamische rijstijl of
een oneffen wegdek.
Afhankelijk van de toestand van het wegdek en
van de rijstijl worden daardoor de rijdynamiek
en het rijcomfort vergroot.Algemeen
Het systeem biedt verschillende schokdempe‐
rafstemmingen.
Deze zijn gekoppeld aan de verschillende rij‐
modi van de rijbelevingsschakelaar, zie pa‐
gina 115.
AfstemmingRijmodusSchokdemperafstem‐
mingCOMFORT PLUSComfortabelSPORTStugCOMFORT/ECO
PROGebalanceerd
Executive Drive Pro
Principe Executive Drive Pro is een actief geregeld on‐
derstel. Het verhoogt het rijcomfort en minima‐
liseert tegelijkertijd het overhellen in bochten.
Hierdoor worden zowel de wendbaarheid als
het comfort van de auto hoger.
Executive Drive Pro omvat de volgende syste‐
men
▷Actieve demperinstelling, zie pagina 218.▷Actieve stabilisatie tegen overhellen, zie
pagina 219.
Actieve demperinstelling
Principe Het systeem vergroot het rijcomfort. Met be‐
hulp van een camera bij de binnenspiegel
wordt het wegdek herkend en wordt de dem‐
ping automatisch aangepast.
Seite 218BedieningRijcomfort218
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Overzicht
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
Algemeen
Het systeem is tot een snelheid van 140 km/h
acief.
Grenzen van het systeem
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt of niet beschikbaar zijn:
▷Bij dichte mist en hevige regen, opspat‐
tend water of sneeuwval.▷In scherpe bochten.▷Bij snelle stuuruitslagen.▷Bij dicht achter het voorliggende voertuig
rijden.▷Tot 10 seconden na het starten van de mo‐
tor via de start-/stopknop.▷Tijdens de kalibratieprocedure van de ca‐
mera direct na aflevering van de auto.▷Wanneer het gezichtsveld van de camera
of de voorruit vervuild of afgedekt is.▷Bij aanhoudende verblindende werking
door tegenlicht, bijv. door laaghangende
zon.▷In het donker.Storing
Bij een storing van de camera wordt een
Check-Control-melding weergegeven. De
dichtstbijzijnde Service Partner van de fabri‐
kant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of een specialist opzoeken.
Actieve stabilisatie tegen
overhellen
Principe Het systeem reduceert het overhellen van de
carrosserie, zoals dat optreedt bij snel rijden in
bochten of bij snelle uitwijkmanoeuvres.
Het overhellen van de auto wordt tegengegaan
door permanente aanpassing van de instelling
bij de voor- en achteras. De auto wordt daar‐
door voortdurend gestabiliseerd.
Wendbaarheid en rijcomfort worden in alle rij‐
omstandigheden verbeterd.
Algemeen
Het systeem biedt verschillende afstemmin‐
gen.
Deze zijn gekoppeld aan de verschillende rij‐
modi van de rijbelevingsschakelaar, zie pa‐
gina 115.
AfstemmingRijmodusAfstemmingCOMFORT/COMFORT PLUSComfortabelSPORTStugSeite 219RijcomfortBediening219
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Geurpatroon, pijl 2: betreft de tweede geur,
die op het Control Display wordt weerge‐
geven.4.Gewenste geurpatroon uit de houder trek‐
ken, pijl.
Lege geurpatronen kunnen bij een Service
Partner van de fabrikant of een andere gekwa‐
lificeerde Service Partner of specialist worden
afgegeven.
Bij het navullen van de geurpatronen met geur‐
stoffen van andere merken is de fabrikant van
de auto niet aansprakelijk voor mogelijke effec‐
ten van de geurstoffen op de interieurmateria‐
len, bijv. geur, afzettingen en kleurveranderin‐
gen, of voor mogelijke beschadigingen aan het
systeem.
Seite 232BedieningKlimaatregeling232
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
StoringDe koelbox kan niet worden ingeschakeld of
wordt uitgeschakeld, bijv. bij oververhitting van
het koelsysteem of lage accuspanning. Een
van de LED's knippert.
Storing verhelpen1.Zo nodig het koelsysteem van de koelbox
laten afkoelen.2.Motor starten.3.Koelbox inschakelen.
Indien de LED ook nog na korte tijd knippert,
de koelbox laten controleren door een Service
Partner van de fabrikant of een andere gekwa‐
lificeerde Service Partner of specialist.
Ski- en snowboardzak
De ski- en snowboardzak vindt u in een be‐
schermhoes in de bagageruimte.
Neem de met de beschermhoes meegeleverde
montage- en gebruiksaanwijzing in acht.
Bij uitrusting met reservewiel: voor de mon‐
tage van de ski- en snowboardzak het reserve‐
wiel uit de auto verwijderen.
Seite 242BedieningInterieuruitrusting242
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Sluiten
Deksel dichtklappen.
Afsluiten Het dashboardkastje kan met een geïnte‐
greerde sleutel vergrendeld worden. Daardoor
is geen toegang tot het dashboardkastje mo‐
gelijk.
Na het vergrendelen van het dashboardkastje
kan de afstandsbediening zonder de geïnte‐
greerde sleutel worden afgegeven, bijv. als de
auto door een parkeerservice wordt gepar‐
keerd.
Bestuurderszijde
Opmerking WAARSCHUWING
Het dashboardkastje steekt opengeklapt
in het interieur uit. Losse voorwerpen in het
dashboardkastje kunnen tijdens het rijden door
het interieur worden geslingerd, bijv. bij een
ongeval of bij rem- en uitwijkmanoeuvres. Er
bestaat kans op letsel. Het dashboardkastje na
het gebruiken direct sluiten.◀
Openen
Aan het handvat trekken.
Sluiten
Deksel dichtklappen.
Opbergvakken in de
portieren
WAARSCHUWING
Breekbare voorwerpen, bijv. glazen fles‐
sen, kunnen bij een ongeval breken. Er kunnen
splinters in het interieur komen. Er bestaat
kans op letsel. Geen breekbare voorwerpen in
het interieur opbergen.◀
Opbergvak op de
middenconsole
Openen
De afdekking naar voren schuiven tot hij achter
de bekerhouders vergrendelt. De afdekking
nogmaals naar voren schuiven tot hij achter
het opbergvak vergrendelt.
Sluiten De afdekking aantippen bij de handgreeplijst.
Hij schuift tot de bekerhouders naar achteren.
Nogmaals aantippen om het opbergvak volle‐
dig te sluiten.
Opbergvak in de
middenconsole achterin
In de middenconsole achterin bevindt zich een
opbergvak.
Seite 244BedieningOpbergvakken244
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
uitwijkmanoeuvres. Inzittenden kunnen daar‐
door worden geraakt en letsel oplopen. Er be‐
staat kans op letsel. Voorwerpen en bagage
correct opbergen en vastzetten.◀▷Kleine en lichte bagagestukken: met span‐
banden of met een bagageruimtenet of be‐
vestigingsbanden vastzetten.▷Grotere en zware bagagestukken: met ba‐
gagespanriemen vastzetten.
Bevestigingsmateriaal, bagageruimtenet,
spanbanden of bevestigingsbanden vast‐
maken in de bagageruimte.
Dakdrager
Opmerking Montage alleen mogelijk bij daklijst met klep‐
pen. Meer informatie is bij een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Dakdragers zijn beschikbaar als speciale ac‐
cessoires.
Bevestiging
De montagehandleiding van de dakdrager in
acht nemen.
Daklijst met kleppen
De bevestigingspunten bevinden zich in de
daklijst boven de portieren.
Afdekking naar buiten openklappen.
Montage
Erop letten dat voldoende vrije ruimte overblijft
voor het kantelen en openen van het glazen
dak.
Magneetdakdrager Vanwege het aluminiumdak kunnen geen
magneetdakdragers worden gebruikt.
Belading
Beladen dakdragers veranderen het rij- en
stuurgedrag van de auto omdat het zwaarte‐
punt wordt verplaatst.
Daarom bij het beladen en rijden het volgende
in acht nemen:▷Toegestane dak-/aslast en toegestane to‐
taalgewicht niet overschrijden.▷Erop letten dat voldoende vrije ruimte
overblijft voor het kantelen en openen van
het glazen dak.▷Dakbelading gelijkmatig verdelen.▷Dakbelading mag geen groot vlak beslaan.▷De zwaarste bagagestukken onderop leg‐
gen.▷Dakbagage veilig bevestigen, bijv. met
spanbanden vastsjorren.▷Geen voorwerpen in het zwenkbereik van
de kofferklep laten uitsteken.▷Defensief rijden en fel accelereren en rem‐
men of snel rijden in de bochten vermijden.Seite 256RijtipsBelading256
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Trekken van een aanhangerUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Het toegestane aanhangergewicht, de asbe‐
lastingen, kogeldruk en het toegestane totaal‐
gewicht zijn aangegeven in de technische ge‐
gevens.
Mogelijkheden voor een verhoging kunnen bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist worden opgevraagd.
De auto is uitgerust met een versterkte vering
aan de achteras en afhankelijk van het type
met een koelsysteem met verhoogde capaci‐
teit.
Voor het rijden Kogeldruk
De minimale kogeldruk van 25 kg indien moge‐
lijk niet onderschrijden en de maximale kogeld‐
ruk zo veel mogelijk benutten.
De maximale belading van de trekkende auto
wordt door het gewicht van de trekhaak en de
kogeldruk verminderd. De kogeldruk verhoogt
het gewicht van de auto. Het maximaal toelaat‐baar totaalgewicht van de trekkende auto mag
daardoor niet worden overschreden.
Belading
De bagage zo gelijkmatig mogelijk over het
laadvlak verdelen.
De belading zo laag mogelijk en in de nabijheid
van de aanhangerassen opbergen. Een lager
aanhangerzwaartepunt verhoogt de veiligheid
van de totale combinatie.
Het toegestane totaalgewicht van de aanhan‐
ger en de toegestane aanhangerlast van de
auto mogen niet overschreden worden. De
laagste waarde is altijd beslissend.
Bandenspanning Let op de bandenspanning van de auto en de
aanhanger.
Voor de auto geldt de bandenspanning, zie pa‐
gina 280, voor hogere belading.
Bij de aanhanger zijn de voorschriften van de
fabrikant maatgevend.
Bandenpechwaarschuwing
Na correctie van de bandenspanning en aan-
of afkoppelen van een aanhanger de banden‐
pechwaarschuwing opnieuw initialiseren.
Bandenspanningscontrole Na correctie van de bandenspanning en aan-
of afkoppelen van een aanhanger de banden‐
spanningscontrole opnieuw initialiseren.
Buitenspiegels
De wetgever schrijft twee buitenspiegels voor
die de beide achterkanten van de aanhanger
laten zien. Dergelijke spiegels zijn als acces‐
soires bij een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist verkrijgbaar.Seite 257Trekken van een aanhangerRijtips257
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Hoge motortoerentallen
vermijden
In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
Evt. de schakelpuntindicator, zie pagina 125,
van de auto in acht nemen.
Afremmen op de motor Ga bij het naderen van een rood verkeerslicht
van het gaspedaal en laat de auto uitrollen.
Bij hellingafwaarts rijden het gaspedaal losla‐
ten en de auto laten uitrollen.
De brandstoftoevoer wordt bij vaart minderen
onderbroken.
Motor bij langer stoppen
afzetten
Motor bij langere stops, bijv. bij verkeerslich‐
ten, overwegen of in de file, afzetten.
Automatische start-stop-functie De automatische start-stop-functie van uw
auto zet de motor tijdens een stop automa‐
tisch af.
Indien de motor uitgezet en aansluitend op‐
nieuw gestart wordt, dalen het brandstofver‐
bruik en de uitstoot in vergelijking met een
continu draaiende motor. Al bij een motorstop
van enkele seconden zijn besparingen moge‐
lijk.
Het brandstofverbruik hangt bovendien af van
andere factoren zoals rijstijl, toestand van de
weg, onderhoud en omgevingsomstandighe‐
den.Schakel niet-gebruikte
functies uit
Functies als bijv. stoel- of achterruitverwar‐
ming vragen veel energie en verkleinen de ac‐
tieradius, met name in het stadsverkeer en bij
stilstaand en langzaamrijdend verkeer.
Deze functies uitschakelen wanneer zij niet
worden gebruikt.
De rijmodus ECO PRO ondersteunt het ener‐
giezuinige gebruik van comfortfuncties. Deze
functies worden automatisch gedeeltelijk of
volledig gedeactiveerd.
Onderhoud laten uitvoeren
Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. BMW adviseert onderhoudswerk‐
zaamheden door een BMW Service Partner te
laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 303, in acht nemen.
ECO PRO Principe
ECO PRO ondersteunt een rijstijl die het ver‐
bruik verbetert. Hiervoor worden de motorre‐
geling en comfortfuncties, zoals het vermogen
van de airconditioning, aangepast.
Onder bepaalde omstandigheden wordt in
keuzehendelstand D de motor van de trans‐
missie ontkoppeld. De auto rolt in dat geval
met stationair lopende motor uit om het ver‐
bruik te optimaliseren. De keuzehendelstand D
blijft daarbij ingeschakeld.
Bovendien kunnen afhankelijk van de situatie
aanwijzingen worden weergegeven, die helpen
met een optimaal verbruik te rijden.
De verkregen afstandswinst kan op het instru‐
mentenpaneel als bonusactieradius worden
weergegeven.Seite 262RijtipsBrandstof besparen262
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15