Page 17 of 229
Kort en bondig15
Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven=continue werkingschakelaar
onder=onderbroken wer‐
kingmiddenstand=uitAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 75.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 30.
Verwarmbare buitenspiegels
Met de toets Ü schakelt u ook de ver‐
warmbare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegel 3 27.
Page 18 of 229
16Kort en bondig
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
■ Luchtverdeelschakelaar op l zet‐
ten.
■ Toets V indrukken.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
Klimaatregelsysteem 3 113.Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in en druk
op de ontgrendelknop op de keuze‐
hendel en schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 129.
Page 19 of 229

Kort en bondig17Voordat u wegrijdtVoor het wegrijden controleren ■ bandenspanning en -staat 3 179,
3 218
■ motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 157
■ alle ruiten, spiegels, rijverlichting en
kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuwof ijs en gebruiksklaar
■ juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 27,
3 34, 3 39
■ werking van remsysteem bij lage snelheid, vooral bij vochtige rem‐
menMotor starten
■ Draai de sleutel naar stand 1.
■ Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
■ Trap de koppeling en rem in.
■ Geen gas geven.
■ Draai de sleutel naar stand 3 en laat
deze los.
Motor starten 3 124.
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen.
■ Zet de hendel in neutraal.
■ Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Stop-startsysteem 3 125.
Page 20 of 229

18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Trek altijd de handrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig mo‐ gelijk. Trap tegelijkertijd de rem
in om de bedieningskracht te
verminderen.
■ Zet de motor af.
■ Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de con‐
tactsleutel lostrekt. Op een op‐
lopende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Schakel als de auto op een af‐
lopende helling staat de achter‐
uitversnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Boven‐
dien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
■ Sluit de ruiten.
■ De contactsleutel verwijderen. Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
■ Vergrendel de auto met de toets e
op de handzender.
Activeer het alarmsysteem 3 25.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 156.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 155.
Page 21 of 229

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Portieren ...................................... 24
Antidiefstalbeveiliging ..................25
Buitenspiegels ............................. 27
Binnenspiegel .............................. 28
Ruiten .......................................... 28
Dak .............................................. 31Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car
Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 201.
Het codenummer van de sleuteladap‐ ter voor de wielborgbouten vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe sleuteladapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 189.Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
Page 22 of 229

20Sleutels, portieren en ruitenHandzender
Wordt gebruikt voor:■ centrale vergrendeling
■ vergrendelingssysteem
■ diefstalalarmsysteem
■ elektrisch bediende ruiten
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van ca. 20 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
■ Het bereik wordt overschreden.
■ De accuspanning is te laag.
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor er opnieuw gesyn‐
chroniseerd moet worden.
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de af‐
standsbediening, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken.
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen.
Ontgrendelen 3 21.Basisinstellingen
U kunt sommige instellingen veran‐
deren op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 100.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 23 of 229

Sleutels, portieren en ruiten21
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Handzender sluiten
en synchroniseren.
Sleutel met vaste sleutelbaard
Laat de batterij vervangen door een
werkplaats.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het be‐
stuurdersportier openen met de sleu‐
tel in het slot. De handzender wordt gesynchroniseerd wanneer het con‐
tact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen
Als de sleutel uit de contactschake‐
laar wordt verwijderd, worden de vol‐
gende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opgeslagen:
■ verlichting
■ voorkeurinstellingen van Infotain‐ mentsysteem
■ centrale vergrendeling
■ comfortinstellingen
■ verwarming en ventilatie
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐
gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 124
wordt gedraaid.Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke sleutel die gebruikt
wordt.
Persoonlijke instellingen 3 100.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐ fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐
tieren wordt geopend, worden deze
na drie minuten automatisch op‐
nieuw vergrendeld.
Page 24 of 229

22Sleutels, portieren en ruiten
Ontgrendelen
Toets c indrukken.
Op het Info-Display kunt u kiezen uit twee instellingen:
■ Om alleen het bestuurdersportier, de bagageruimte en de tankklep te
ontgrendelen, drukt u eenmaal op
toets c. Om beide portieren te ont‐
grendelen, drukt u tweemaal op de
knop c.
■ Druk eenmaal op toets c om de
portieren, de bagageruimte en de
tankklep te ontgrendelen.
Persoonlijke instellingen 3 100.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 21.
Ontgrendelen en openen van de ach‐
terklep 3 24.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
Toets e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Centrale vergrendelingstoetsen
Portieren, de bagageruimte en de
tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Druk op de toets e om te vergrende‐
len.
Druk op de toets c om te ontgrende‐
len.
Vertraagde portiervergrendeling
Schakel de motor uit en verwijder de
sleutel uit het slot. Druk op de toets
e met minstens één portier geopend
en drie geluidssignalen klinken. Wan‐
neer het laatste portier wordt