11
Praktische informatie
231
Een lamp vervangen
Uitvoering met halogeenlampen
1.
Richtingaanwijzers
(leds).
2.
Grootlicht (HB3).
3.
Dimlicht (H7).
4.
Verlichting overdag/parkeerlicht
(leds).
5.
Mistlampen (PS24W).
1.
Richtingaanwijzers (leds).
2.
Dimlicht/grootlicht (bochtverlichting)
(D1S).
3.
Verlichting overdag/parkeerlicht (leds).
4.
Mistlampen (PS24W).
Uitvoering met xenonlampen en
bochtverlichting
Verlichting vóór
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
)
reinig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
)
gebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
)
wanneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te ver wijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen,
)
raak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
Bij het ver vangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Ver vang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelfde
specificaties.
Elektrocutiegevaar
Het ver vangen van een xenonlamp
(D1S) moet worden uitgevoerd door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.