opgelost, kunt u dit altijd bespreken met het ma-
nagement van uw erkende dealer of distributeur.
Uw erkende dealer of distributeur zal u graag
helpen bij alle vragen over uw auto.
WAARSCHUWING OVER DE
KOP SLAAN
Terreinwagens slaan veel vaker over de kop
dan andere typen auto’s. Deze auto heeft een
grotere bodemvrijheid en een hoger zwaarte-
punt dan veel andere personenauto’s. De auto
levert betere prestaties in diverse terreinom-
standigheden. Als u onveilig rijdt, kunt u in
iedere auto de macht over het stuur verliezen.
Vanwege het hogere zwaartepunt kan deze
auto, in tegenstelling tot andere auto’s, over de
kop slaan als de bestuurder de macht over het
stuur verliest.
Vermijd scherpe bochten, abrupte manoeuvres
en andere onveilige rijhandelingen die ertoe
kunnen leiden dat u de macht over het stuur
verliest. Als u onveilig rijdt in deze auto, dan
kunt u ongevallen en ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken. Ook kan de auto over de kop
slaan. Rijd voorzichtig.Rijden zonder de autogordels voor de bestuur-
der en de passagier voorin te gebruiken, is een
belangrijke oorzaak van ernstig of dodelijk let-
sel. Als de auto over de kop slaat, heeft een
inzittende die geen autogordel draagt meer
kans op dodelijk letsel dan een inzittende die
wel een autogordel draagt. Draag altijd uw
autogordel.
BELANGRIJKE OPMERKING
DE VOLLEDIGE INHOUD VAN DIT DOCU-
MENT IS GEBASEERD OP DE MEEST RE-
CENTE INFORMATIE OP HET MOMENT VAN
PUBLICATIE. WIJ BEHOUDEN ONS HETRECHT VOOR OP ELK MOMENT HERZIENIN-
GEN TE PUBLICEREN.
Deze gebruikershandleiding is samengesteld
met behulp van specialisten op het gebied van
autotechniek en -onderhoud en bedoeld om u
vertrouwd te maken met de bediening en het
onderhoud van uw nieuwe auto. Met deze
handleiding worden een garantieboekje en di-
verse klantspecifieke documenten meegele-
verd. Lees deze informatie zorgvuldig door. Als
u de instructies en aanbevelingen in deze ge-
bruikershandleiding opvolgt, zult u uw auto vei-
lig en met veel plezier kunnen gebruiken.
Nadat u de gebruikershandleiding hebt gele-
zen, dient u deze in de auto te bewaren, zodat
u de handleiding eenvoudig kunt raadplegen.
Bij verkoop van de auto dient u ook de handlei-
ding aan de nieuwe eigenaar te overhandigen.
De fabrikant behoudt zich het recht voor wijzi-
gingen in het ontwerp en de specificaties aan te
brengen, en/of toevoegingen of verbeteringen
in zijn producten aan te brengen, zonder zich op
enige wijze te verplichten deze aanpassingen
tevens in eerder gefabriceerde producten aan
te brengen.
Label waarschuwing over de kop slaan
5
Lees de informatie in dit hoofdstuk aandachtig
door. Hierin wordt uitgelegd hoe u het beveili-
gingssysteem voor inzittenden op de juiste
wijze gebruikt om uw passagiers en uzelf opti-
maal te beschermen.
Als u kinderen vervoert die te klein zijn voor de
normale veiligheidsgordels, kunt u de veiligheids-
gordels of de ISOFIX-voorziening ook gebruiken
om baby- en kinderzitjes te bevestigen. Raad-
pleeg voor meer informatie de paragraaf"ISOFIX
— Bevestigingssysteem voor kinderzitjes ".
OPMERKING:
Het opblaasmechanisme van de geavan-
ceerde frontairbags heeft verschillende sta-
dia. De airbag kan zo meer of minder krach-
tig worden opgeblazen, afhankelijk van
factoren zoals de soort aanrijding en de
ernst ervan.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om
het risico op letsel door een geactiveerde airbag
te verminderen:
1.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achterbank zit-
ten.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een kinderzitje tegen de rij-
richting in voor een airbag. Als de geavan-
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder-
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Kinderzitjes mogen alleen op de achter-
bank tegen de rijrichting in worden ge-
bruikt.
Kinderen die niet groot genoeg zijn om de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te dragen
(zie het hoofdstuk over kinderzitjes) moeten
veilig op de achterbank worden vervoerd in een
kinderzitje of op een zitverhoger. Oudere kinde-
ren die geen kinderzitje of zitverhoger gebrui-
ken, horen op de achterbank te zitten en de
veiligheidsgordel te dragen. Sta nooit toe dat
kinderen de schoudergordel onder de arm door
dragen of achter de rug langs laten lopen. Wanneer een kind van 1 tot 12 jaar (niet in een
tegen de rijrichting geplaatst kinderzitje) op de
passagiersstoel moet worden vervoerd, schuif
dan de stoel zo ver mogelijk naar achteren en
gebruik het geschikte type kinderzitje. (Raad-
pleeg
"Kinderzitjes")
Lees de instructies bij het kinderzitje, om er
zeker van te zijn dat u het zitje op de juiste
manier gebruikt.
2. Alle inzittenden moeten te allen tijde hun
driepuntsveiligheidsgordel op de juiste
wijze dragen.
3. Schuif de stoelen van bestuurder en
voorpassagier zo ver naar achteren als prak-
tisch mogelijk is, zodat de geavanceerde
frontairbags ruimte hebben om te kunnen
worden opgeblazen.
4. Leun niet tegen het portier of het raam.
Als de auto is uitgerust met zijairbags, wor-
den die tijdens een aanrijding krachtig op-
geblazen in de ruimte tussen uzelf en het
portier.
32
2. De gesp van de autogordel bevindt zich
boven de rugleuning van uw stoel. Pak de gesp
en trek de gordel uit. Schuif de gesp zo ver als
nodig is over de gordelband, zodat de gordel
over uw heupen valt.
3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u
de gesp in de gespsluiting tot u een ’klik’ hoort.
WAARSCHUWING!
•Een veiligheidsgordel waarvan de gesp in
de verkeerde sluiting is bevestigd, biedt
onvoldoende bescherming. Het heupge-
deelte valt dan mogelijk te hoog over uw
lichaam, waardoor inwendig letsel kan
worden veroorzaakt. Gesp uw gordel altijd
vast in de gespsluiting direct naast u.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Een te losse veiligheidsgordel biedt onvol-
doende bescherming. Tijdens een nood-
stop kunt u te ver naar voren bewegen,
waardoor er een grotere kans is op letsel.
Zorg dat de gordel nauw aansluit.
• Het is gevaarlijk een veiligheidsgordel on-
der de arm door te dragen. Uw lichaam
kan bij een aanrijding dan hard in aanra-
king komen met de binnenzijde van de
auto, waardoor het risico van hoofd- en
nekletsel toeneemt. Als de gordel onder de
arm wordt gedragen, neemt het risico op
inwendig letsel toe. De ribbenkast is min-
der sterk dan de schouders. Draag de
gordel altijd over uw schouder, zodat het
sterkste beendergestel van uw lichaam de
klap opvangt bij een aanrijding.
(Vervolgd)
Vergrendelingsplaat
Gesp in gespsluiting
35
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Een schoudergordel die achter uw rug is
geplaatst, biedt geen enkele bescherming
bij een aanrijding. Als u de schoudergordel
niet draagt, is bij een aanrijding de kans op
hoofdletsel groter. Het heup- en schouder-
gedeelte van de gordel behoren samen te
worden gebruikt.
4. Leg de heupgordel over uw dijen, onder de
buik. Om een losse heupgordel strak te trekken,
moet u het schoudergedeelte van de gordel
aantrekken. Om een te strakke heupgordel los-
ser te maken, kantelt u de gesp en trekt u aan
de heupgordel. Een nauw aansluitende gordel
verkleint het risico dat u onder de gordel door-
glijdt bij een aanrijding.
WAARSCHUWING!
• Een heupgordel die te hoog wordt gedra-
gen, kan het risico van letsel bij een aan-
rijding vergroten. De krachten op de gordel
worden dan niet opgevangen via de sterke
heupbeenderen en het bekken, maar via
de buik. Draag het heupdeel van de gordel
altijd zo laag mogelijk en zorg dat de
gordel strak zit.
• Een verdraaide gordel biedt mogelijk on-
voldoende bescherming. Bij een aanrijding
kan de gordel dan zelfs snijwonden ver-
oorzaken. Controleer of de gordel recht
loopt. Als u een van de gordels in uw auto
niet meer recht krijgt, bezoek dan onmid-
dellijk uw erkende dealer om het defect te
laten verhelpen.
5. Haal de schoudergordel zo over uw borstkas
dat deze comfortabel zit en niet tegen de hals
rust. Het oprolmechanisme spant de gordel
automatisch aan. 6. Om de gordel los te maken drukt u op de
rode knop op de gespsluiting. De gordel wordt
dan automatisch opgerold. Indien nodig schuift
u de gesp over de gordel zodat deze volledig
kan worden opgerold.
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel kan bij
een aanrijding scheuren, waardoor u niet
langer beschermd bent. Controleer de veilig-
heidsgordels van tijd tot tijd op scheuren,
(Vervolgd)
Losse gordel straktrekken
36
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
rafels en losse delen. Laat beschadigde on-
derdelen onmiddellijk vervangen. Probeer
niet zelf de gordels aan te passen of uit
elkaar te halen. Veiligheidsgordels moeten
na een aanrijding direct worden vervangen
als ze zijn beschadigd (oprolmechanisme
verbogen, scheuren in de gordel, enz.).
Verdraaide driepuntsgordel
ontwarren
Gebruik de volgende methode om een ver-
draaide driepuntsgordel te ontwarren.
1. Breng de gesp zo dicht mogelijk naar het
ankerpunt toe.
2. Pak de gordel vast op ongeveer 15 tot 30 cm
boven de gesp en draai de gordel 180° om een
vouw te maken die direct boven de gesp begint.
3. Schuif de gesp omhoog over de dubbelge-
vouwen gordel. De dubbelgevouwen gordel
moet aan de bovenzijde van de gesp door de
sleuf gaan.4. Schuif de gesp verder omhoog tot de dub-
belgevouwen gordel vrijkomt.
Verstelbaar ankerpunt
schoudergordel
Bij de voorstoelen kan het ankerpunt van de
schoudergordel naar beneden of boven worden
versteld, zodat de gordel niet langs uw hals
loopt. Druk op de ontgrendelknop om het an-
kerpunt te ontgrendelen en schuif het naar
boven of beneden in een stand die voor u het
meest geschikt is.
Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult u
een lagere positie gebruiken. Als u langer bentdan gemiddeld, zult u een hogere positie ge-
bruiken. Wanneer u de knop ontgrendelt, moet
u controleren of het ankerpunt van de schou-
dergordel vergrendeld is door het ankerpunt
omlaag te trekken tot het vast klikt.
OPMERKING:
Het verstelbare ankerpunt voor de schouder-
gordel is voorzien van een Easy Up-functie.
Hiermee kan het ankerpunt van de schouder-
gordel in de bovenste stand worden afgesteld
zonder dat op de ontgrendelknop hoeft te
worden gedrukt. Om te controleren of het
ankerpunt van de schoudergordel vergren-
deld is, trekt u het ankerpunt omlaag tot het
vast klikt.
Op de achterbank moet u meer naar het midden
van de bank gaan zitten om de gordel niet langs
de hals te laten lopen.
Veiligheidsgordels op
passagierszitplaatsen
De veiligheidsgordels op de passagierszitplaat-
sen zijn voorzien van een automatisch blokke-
rend oprolmechanisme, dat wordt gebruikt voor
het bevestigen van een kinderzitje. Raadpleeg
de paragraaf
"Kinderzitjes bevestigen met deSchoudergordel afstellen
37
veiligheidsgordel"in het hoofdstuk"Kinderzit-
jes" voor meer informatie hierover. In de onder-
staande tabel wordt het type voorziening voor
elke zitplaats vermeld.
Be-
stuur- derMidden Passagier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Tweede rijALR ALR ALR
• N.v.t. — Niet van toepassing
• ALR — Automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme
Als de passagierszitplaats is voorzien van een
automatisch blokkerend oprolmechanisme en
voor het gebruikelijke doeleinde wordt gebruikt:
Trek juist voldoende gordelband uit het oprol-
mechanisme om het middel van de inzittende
comfortabel te kunnen omvatten, zonder het automatisch blokkerend oprolmechanisme te
activeren. Als het automatisch blokkerend op-
rolmechanisme toch wordt geactiveerd, hoort u
een ratelend geluid terwijl de gordel wordt inge-
trokken. Laat in dat geval de gordel volledig
intrekken en trek vervolgens juist voldoende
gordelband uit het oprolmechanisme om het
middel van de inzittende comfortabel te kunnen
omvatten. Schuif de gesp in de gespsluiting
totdat u een ’klik’ hoort.Automatisch blokkerend
oprolmechanisme — indien
aanwezig
Deze functie zorgt ervoor dat de schoudergor-
del automatisch in een van te voren ingestelde
positie wordt geblokkeerd. De schoudergordel
wordt nog steeds aangespannen. De automati-
sche blokkeerfunctie is beschikbaar op alle
passagierszitplaatsen achterin met een drie-
puntsgordel. Gebruik altijd de automatische
blokkeerfunctie als een kinderzitje is aange-
bracht op een zitplaats die is voorzien van een
gordel met dit systeem. Kinderen van 12 jaar en
jonger moeten altijd goed vastgegespt op de
achterbank worden vervoerd.
Gebruik van de automatische
blokkeerfunctie
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2. Pak het schoudergedeelte en trek dit omlaag
tot de hele gordel is uitgerold.
3. Laat de gordel weer terugrollen. Terwijl de
gordel wordt opgerold hoort u een klikgeluid. Dit
geeft aan dat de automatische blokkeerfunctie
is geactiveerd.
De automatische blokkeerfunctie
uitschakelen
Maak de gesp van de driepuntsgordel los en
laat de gordel helemaal terugrollen om zo au-
tomatische blokkeerfunctie uit te schakelen en
de normale blokkering weer te activeren.
38
4. De voorste helft van de actieve hoofdsteun
met zacht schuim en bekleding moet in de
achterste helft met decoratief kunststof vergren-
deld worden.
OPMERKING:
•Als u problemen ondervindt met het te-
rugstellen van de actieve hoofdsteunen,
neem dan contact op met een erkende
dealer. •
Laat uit veiligheidsoverwegingen de ac-
tieve hoofdsteunen controleren door een
specialist bij een erkende dealer.
Geavanceerd
autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert®)
BeltAlert® is een voorziening die de bestuurder
en voorpassagier (indien BeltAlert® voor de
voorpassagier aanwezig is) eraan herinnert de
veiligheidsgordel om te doen. Deze voorziening
is altijd actief wanneer het contact is ingescha-
keld. Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
of voorpassagier niet is vastgegespt, gaat het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels branden totdat beide gordels vóór zijn
vastgegespt.
De BeltAlert® waarschuwingscyclus begint wan-
neer de auto een snelheid van meer dan 8 km/u
(5 mph) bereikt: het waarschuwingslampje voor
de veiligheidsgordels knippert en er klinkt een
geluidssignaal met tussenpozen. Wanneer de cy-
clus is gestart, wordt deze volledig afgewerkt of
gestopt wanneer de desbetreffende veiligheids-
gordels zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is vol-
tooid, blijft het waarschuwingslampje voor de vei- ligheidsgordels branden totdat de desbetreffende
veiligheidsgordels zijn vastgegespt. De bestuur-
der behoort alle overige inzittenden erop te wijzen
hun veiligheidsgordels vast te gespen. Als een
veiligheidsgordel vóór niet is vastgegespt bij een
snelheid hoger dan 8 km/u (5 mph), geeft
BeltAlert® zowel een geluidssignaal als een visu-
ele aanduiding weer.
BeltAlert® voor de voorstoel aan passagiers-
zijde is niet actief wanneer er niemand in de
stoel zit. BeltAlert® kan worden geactiveerd
wanneer zich op de voorstoel aan passagiers-
zijde een dier of zwaar voorwerp bevindt of
wanneer de stoel is neergeklapt (indien deze
voorziening aanwezig is). Het wordt aanbevo-
len huisdieren aangelijnd, of in een met de
veiligheidsgordels bevestigde reismand, op de
achterbank te vervoeren en bagage goed op te
bergen.
BeltAlert® kan door uw erkende dealer worden
in- en uitgeschakeld. Chrysler Group LLC raadt
het uitschakelen van BeltAlert® af.
Teruggestelde actieve hoofdsteun
42
OPMERKING:
Ook als het BeltAlert® is uitgeschakeld,
blijft het waarschuwingslampje voor de vei-
ligheidsgordels branden zolang de bestuur-
dersgordel of de gordel van de voorpassa-
gier (indien uitgerust met BeltAlert®) niet
zijn vastgegespt.
Vergrendeling van veiligheidsgordelHet veiligheidsgordelsysteem in het midden
heeft een vergrendelingsfunctie die ervoor zorgt
dat de gordel in het midden alleen kan worden
uitgetrokken als de bovenste gesp van de ach-
terbank wordt gebruikt
Veiligheidsgordels en zwangerschapVrouwen die in verwachting zijn dienen altijd de
veiligheidsgordel te dragen. Dit biedt de beste
bescherming voor zowel de aanstaande moe-
der als de nog ongeboren baby.Zwangere vrouwen dienen het heupgedeelte
van de gordel laag over het middel en zo strak
mogelijk over de heupen te dragen. Houd de
gordel laag, zodat deze niet over de buik loopt.
Op deze wijze zullen de heupen de krachten
opvangen bij een aanrijding.
AirbagsysteemDeze auto is ter aanvulling op de veiligheids-
gordels voorzien van geavanceerde frontair-
bags voor zowel de bestuurder als de voorpas-
sagier. De geavanceerde frontairbag voor de
bestuurder bevindt zich in het midden van het
stuurwiel. De geavanceerde frontairbag voor de
passagier bevindt zich in het instrumentenpa-
neel, boven het handschoenenkastje. De air-
bagpanelen zijn voorzien van het opschrift
SRS/AIRBAG. Bovendien is de auto aan de
bestuurderszijde voorzien van een knieairbag,
die zich in het instrumentenpaneel onder de
stuurkolom bevindt.
Het opblaasmechanisme van de geavanceerde
frontairbags heeft verschillende stadia. De air-
bag kan zo meer of minder krachtig worden
opgeblazen, afhankelijk van factoren zoals de
soort aanrijding en de ernst ervan.
Locaties van de geavanceerde frontairbags en
kniebescherming
1 — Geavanceerde
frontairbags voor be-
stuurder en passagier 3 — Extra knieairbag
aan bestuurderszijde
2 — Kniebescherming
43