Page 185 of 280

BELANGRIJK
112) Het noodreservewiel is
specifiek voor deze auto bestemd.
Monteer het niet op andere
automodellen. Monteer ook geen
reservewielen van andere
modellen op uw auto. Gebruik het
noodreservewiel alleen in
noodgevallen. Het
noodreservewiel mag alleen zo
kort mogelijk en niet bij hogere
snelheden dan 80 km/h gebruikt
worden. Op het noodreservewiel
is een oranje etiket aangebracht
met de belangrijkste
waarschuwingen en
gebruiksbeperkingen. Verwijder
dit etiket nooit en dek het niet af.
Monteer nooit een wieldeksel
op het noodreservewiel.113) Gebruik de alarmknipperlichten,
de gevarendriehoek etc., om de
stilstaande auto aan te geven. Alle
inzittenden moeten de auto
verlaten, vooral als de auto zwaar
beladen is, en uit de buurt van
gevaarlijk verkeer wachten tot het
wiel is verwisseld. Leg wiggen of
ander geschikt materiaal onder de
wielen om de auto op een helling
of ongelijkmatig wegdek te
blokkeren.
114) De rijeigenschappen van de
auto veranderen bij een
gemonteerd reservewiel. Vermijd
bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en
snelle bochten. De totale
levensduur van het
noodreservewiel is ongeveer 3000
km. Hierna moet de band
vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type.
Monteer nooit een standaard
band op de velg van een
noodreservewiel. Zorg ervoor dat
het verwisselde wiel zo snel
mogelijk wordt gerepareerd en
gemonteerd. Het gebruik van
twee of meer noodreservewielen
is verboden. Smeer de
schroefdraad van de wielbouten
niet met vet voordat ze
gemonteerd worden: ze kunnen
hierdoor losraken.115) De krik mag alleen gebruikt
worden om wielen te vervangen
van de auto waarbij de krik
geleverd is of van auto's van
hetzelfde mode Gebruik de krik
niet voor andere doeleinden, zoals
het opkrikken van andere auto’s.
Gebruik de krik nooit voor het
uitvoeren van reparaties onder de
auto. Door een verkeerde
plaatsing van de krik, kan de auto
van de krik vallen. Gebruik de
krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje
op de krik. Monteer nooit
sneeuwkettingen op het
noodreservewiel. In geval van een
lekke voorband, kan het
reservewiel op de achteras en het
achterwiel op de vooras worden
geplaatst. Zo heeft de vooras
twee normale wielen waarop
sneeuwkettingen kunnen worden
gemonteerd.
116) Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het
rijden losraken. Voer nooit
werkzaamheden aan het ventiel
uit. Steek nooit gereedschap
tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de
spanning van de banden en het
noodreservewiel (zie hoofdstuk
"Technische gegevens").
181
Page 186 of 280

BELANGRIJK
26) Neem zo snel mogelijk contact
op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om het correcte
aanhaalkoppel van de wielbouten
te laten controleren.
"Fix&Go Automatic"
kitDeze bevindt zich in de bagageruimte
(de houder van de kit kan per versie
verschillen - zie fig. 149).
De kit bevat tevens een
schroevendraaier en een trekoog.
De kit bevat:❒een busje A fig. 150 met
afdichtmiddel, voorzien van: een
vulleiding B en een sticker C met
daarop het opschrift “max. 80 km/h”
die na reparatie op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats
moet worden aangebracht (bijv. op
het dashboard);
❒een compressor D met drukmeter en
aansluitstukken;
❒een informatiefolder fig. 151 met de
aanwijzingen voor een correct
gebruik van de bandenreparatiekit.
Deze informatiefolder moet worden
overhandigd aan het personeel
dat de band behandeld met deze kit
moet repareren;
❒een paar handschoenen in het zijvak
van de compressor;149
A0K0515
150
A0K0516
182
NOODGEVALLEN
❒adapters voor het oppompen van
verschillende elementen.
Page 187 of 280
2)117) 118) 120)
BELANGRIJK Het afdichtmiddel van de
snelle bandenreparatiekit werkt bij
buitentemperaturen tussen –20 °C en
+50 °C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum.
OPPOMPEN
119) 121) 122) 123) 124) 125)
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan, draai de
ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 152 uit en draai de ringmoer B op
het ventiel van de band vast;❒controleer of de schakelaar A van de
compressor in stand0(uit) staat,
start de motor, steek de stekker in
het stopcontact in de bagageruimte
(zie fig. 154) of op de tunnelconsole
(zie fig. 155) en schakel de
compressor in door de schakelaar A
in standI(aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", is bereikt.
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter B fig. 153; doe dit bij
uitgeschakelde compressor om een
preciezere aflezing te verkrijgen;151
A0K0517
152
A0K0518
153
A0K0519
154
A0K0520
155
A0K0128
183
Page 188 of 280

❒als het na 5 minuten nog steeds niet
mogelijk is om minstens 1,8 bar te
krijgen, koppel dan de compressor
van het ventiel en het stopcontact af
en verplaats vervolgens de auto
ongeveer 10 meter naar voren of
naar achteren, zodat de
afdichtvloeistof zich gelijkmatig in de
band kan verdelen; pomp de band
vervolgens weer op;
❒als na deze handeling nog steeds
geen 1,8 bar wordt verkregen binnen
5 minuten na inschakeling van de
compressor, rij dan niet verder maar
neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer de bandenspanning
opnieuw; vergeet niet de handrem
aan te trekken;
❒als een spanning van minstens 1,8
bar wordt gemeten, herstel dan de
correcte bandenspanning (bij
draaiende motor en aangetrokken
handrem), ga weer rijden en rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
garage van het Alfa Romeo
Servicenetwerk.BANDENSPANNING
CONTROLEREN EN
HERSTELLEN
De compressor kan ook gebruikt
worden voor het controleren en
eventueel herstellen van de
bandenspanning.
Maak de snelkoppeling A fig. 157 los
en verbind deze rechtstreeks met
het ventiel van de op te pompen band.
BUSJE MET
AFDICHTMIDDEL
VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
❒maak de koppeling A fig. 157 en de
leiding B los;
❒draai het te vervangen busje linksom
en trek het omhoog;
❒breng het nieuwe busje aan en draai
het rechtsom;❒plaats koppeling A en leiding B in hun
zittingen.
BELANGRIJK
27) Als de band door vreemde
voorwerpen lek is geraakt, kan de
kit gebruikt worden voor
beschadigingen in het loopvlak of
de schouder met een diameter
van max. 4 mm.
156
A0K0521
157
A0K0041
184
NOODGEVALLEN
Page 189 of 280

BELANGRIJK
2) Laat het busje en het
afdichtmiddel niet in het milieu
achter. Verwerk de onderdelen
overeenkomstig de nationale en
plaatselijke voorschriften.
BELANGRIJK
117) Overhandig de folder aan het
personeel dat de band zal
repareren die behandeld is met de
"Fix&Go Automatic"
bandenreparatiekit.
118) Beschadigingen op de zijkanten
van de band kunnen niet
gerepareerd worden. Gebruik de
reparatiekit niet als de band
beschadigd is geraakt door het
rijden met een lege band.
119) Doe de beschermende
handschoenen aan die bij de
bandenreparatiekit zijn geleverd.120) Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats
aan, om eraan te herinneren dat
de band behandeld is met de
snelle bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Rijd niet harder dan 80 km/h.
Vermijd bruusk accelereren en
remmen.
121) Rij niet verder als de
bandenspanning onder 1,8 bar is
gedaald: the FixGo Automatic
kit kan de vereiste afdichting niet
garanderen omdat de band te
ernstig beschadigd is. Neem
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk
122) Geef altijd aan dat de band
gerepareerd is met behulp van de
snelle bandenreparatiekit.
Overhandig de folder aan het
personeel dat de band die
behandeld is met de kit zal
repareren.
123) Reparatie is niet mogelijk als
de wielvelg beschadigd is (groef
is vervormd, waardoor lucht kan
ontsnappen). Verwijder niet het
eventueel in de band
binnengedrongen voorwerp
(schroef of spijker).124) Bedien de compressor niet
langer dan 20 minuten achter
elkaar. Gevaar voor oververhitting.
De kit is niet geschikt voor
definitieve reparatie, zodat de
gerepareerde banden slechts
tijdelijk gebruikt mogen worden.
125) Het busje bevat ethyleenglycol
en latex: dit kan een allergische
reactie veroorzaken. Schadelijk bij
inslikken. Irriterend voor de ogen.
Kan irritatie veroorzaken bij
inademing of contact. Vermijd
contact met huid, ogen en
kleding. Spoel bij contact
onmiddellijk uit met rijkelijk water.
Wek het braken niet op bij
inslikken. Spoel de mond uit, drink
veel water en raadpleeg
onmiddellijk een arts. Buiten
bereik van kinderen bewaren. Het
product mag niet gebruikt worden
door astmapatiënten. Adem de
dampen niet in tijdens het
inbrengen en oppompen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts
bij allergische reacties. Bewaar
het busje in zijn houder, uit de
buurt van warmtebronnen. Het
afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Vervang
het busje als het vervallen
afdichtmiddel bevat.
185
Page 190 of 280

EEN LAMP
VERVANGEN
28)126) 127) 128)
ALGEMENE INSTRUCTIES
❒Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of
de koplampafstelling goed is;
❒als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te
vinden wordt verwezen naar de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in
dit hoofdstuk;BELANGRIJK Bij een lage temperatuur
en of bij een hoge
luchtvochtigheidsgraad kan de
binnenzijde van de koplamp een beetje
beslagen zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en vochtverschillen tussen
de binnen- en buitenzijde van het glas,
en dat geen enkele nevenwerking
heeft op de normale werking van de
lichten. Deze aanslag verdwijnt
geleidelijk aan (van het midden tot de
randen) zodra de koplampen worden
ingeschakeld.
BELANGRIJK
28) Raak alleen het metalen
gedeelte van halogeenlampen
aan. Het aanraken van de bol met
de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp
reduceren. Als de bol per ongeluk
toch wordt aangeraakt,
schoonwrijven met een doekje
met alcohol en vervolgens laten
drogen.
BELANGRIJK
126) Wijzigingen of reparaties aan de
elektriische installatie die niet
correct zijn uitgevoerd en waarbij
geen rekening wordt gehouden
met de technische
systeemgegevens, kunnen
storingen in de werking en zelfs
brand tot gevolg hebben.
127) In halogeenlampen bevindt zich
gas onder druk. Als ze breken,
kunnen er glassplinters
wegschieten.
128) Wegens de hoge
voedingsspanning mogen
gasontladingslampen (Bi-Xenon)
alleen door gespecialiseerd
personeel vervangen worden:
levensgevaar! Neem contact op
met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
186
NOODGEVALLEN
Page 191 of 280
TYPEN LAMPENDe auto heeft de volgende typen lampen:Volglas lampen:(type A) klemmontage. Trek om te
verwijderen.Lamp met bajonet-sluiting:(type B) druk de lamp ietwat in
en draai linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Buislampen:(type C) trek de lamp uit de veercontacten om
hem te verwijderen.
Halogeenlampen:(type D) haak de borgveer los om de lamp
uit de zitting te verwijderen.
Halogeenlampen:(type E) haak de borgveer los om de lamp
uit de zitting te verwijderen.
187
Page 192 of 280
Lampen Type Vermogen Zie FiguurVoorste stadslichten/Dagrijlichten (DRL) LED – –
Stadslichten achter LED – –
Dimlichten H7 55W D
Grootlichten H1 55W E
Grootlicht/dimlichten (versies met Bi-Xenon
koplampen) (voor bepaalde versies/markten)F D1S -
Richtingaanwijzers voor PY24W 24W B
Richtingaanwijzers achter R10W 10W B
Richtingaanwijzers op flanken LED – –
Remlichten LED – –
Derde remlicht LED – –
Kentekenverlichting W5W 5W A
Mistlampen voor H3 55W E
Mistachterlichten H21W 21W B
Achteruitrijlichten P21W 21W B
Plafondverlichting voor C10W 10W C
Bagageruimteverlichting W5W 5W A
Dashboardkastverlichting C5W 5W C
188
NOODGEVALLEN