Page 137 of 280

Symbool op het
displayWat het betekent Wat te doen
INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakeling Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display wanneer
het Start&Stop-systeem wordt ingeschakeld. In
dit geval is de led op de knop
gedoofd (zie
paragraaf “Start&Stop” in dit hoofdstuk).
Uitschakeling Start&Stop-systeem
Versies met multifunctioneel display: een bericht
wordt weergegeven wanneer het Start&Stop-
systeem wordt uitgeschakeld.
Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display:het symbool
plus een bericht
verschijnt op het display wanneer het Start&Stop-
systeem wordt uitgeschakeld.
De led op de knopbrandt wanneer het
systeem is uitgeschakeld.
STORING START&STOP
Als er een storing optreedt in het Start&Stop
systeem, knippert het symbool
(versies met
multifunctioneel display) of
(versies met
herconfigureerbaar multifunctioneel display) op
het display.
Bij bepaalde versies/markten wordt er ook een
bericht weergegeven.Neem in deze gevallen contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk om de storing zo spoedig
mogelijk te laten verhelpen.
133
Page 138 of 280
Symbool op het
displayWat het betekent Wat te doen
WEERGAVE VAN GEKOZEN RIJMODUS
(“Alfa DNA”-systeem)
Bij versies met een "Herconfigureerbaar
multifunctioneel display", worden een bericht en
het symbool van de gekozen rijmodus,
“DYNAMIC”, “NATURAL” of “ALL WEATHER”,
weergegeven. Er verschijnt een
waarschuwingsbericht op het display wanneer
een van deze rijmodi niet beschikbaar is.
Bij versies met multifunctioneel display, wordt
samen met het speciale bericht ook de letter ("d"
of "a") van de gekozen rijmodus weergegeven.
134
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 139 of 280
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin
worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee de auto is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.VEILIGHEIDSGORDELS .................136
S.B.R. SYSTEEM (SEAT BELT
REMINDER) ....................................137
GORDELSPANNERS.......................139
VEILIG KINDEREN VERVOEREN .....141
"UNIVERSEEL" KINDERZITJE
MONTEREN (MET DE
VEILIGHEIDSGORDELS) .................143
INBOUWVOORBEREIDING
UNIVERSEEL "ISOFIX"
KINDERZITJE ..................................146
FRONTAIRBAGS .............................150
ZIJAIRBAGS (ZIJAIRBAG -
HOOFDAIRBAG) .............................154
135
Page 140 of 280

VEILIGHEIDSG
ORDELSGEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Pak, om de gordel om te leggen, de
gesp A fig. 106 en steek deze in de
sluiting B, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop C en begeleid de gordel tijdens
het teruglopen met de hand, zodat
hij niet draait.
70) 71) 72)
De oprolautomaat kan blokkeren als de
auto op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
De achterbank is voorzien van
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat.
Leg de achterste veiligheidsgordels om
zoals getoond in fig. 107.
BELANGRIJK De rugleuning is correct
vergrendeld als de rode streep B fig.
108 op de hendel voor het neerklappen
van de rugleuning A onzichtbaar is.
Deze rode streep geeft aan dat de
rugleuning niet is vergrendeld.BELANGRIJK Als de achterbankleuning
na het neerklappen weer in de normale
stand wordt geplaatst, controleer dan
of de veiligheidsgordels zodanig
geplaatst zijn dat ze klaar voor gebruik
zijn.
BELANGRIJK
70) Druk nooit op knop fig. 106
tijdens het rijden.
71) Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel
dragen bij een ongeval
blootgesteld worden aan een
groot risico en bovendien een
gevaar opleveren voor de
inzittenden voorin.
106
A0K0659
107
A0K0161
108
A0K0628
136
VEILIGHEID
Page 141 of 280

72) Controleer of de rugleuning aan
beide zijden goed is vergrendeld
(rode strepen B fig. 108
onzichtbaar) om te voorkomen dat
de rugleuning bij bruusk remmen
naar voren kan klappen en zo
de inzittenden kan verwonden.
S.B.R. SYSTEEM
(Seat Belt
Reminder)Dit systeem bestaat uit een akoestisch
waarschuwingssignaal dat, tegelijk
met het knipperende lampje
op het
instrumentenpaneel, de bestuurder
en de passagier voorin waarschuwt
wanneer hun veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
Bij sommige versies is er ook een
paneeltje (ter vervanging voor de
lampjes op het instrumentenpaneel)
boven de achteruitkijkspiegel voorzien
dat de passagiers voorin en achterin
met geluids- en lichtsignalen
waarschuwt wanneer hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om deze zoemer
permanent te laten uitschakelen.
De zoemer kan te allen tijde via het
Setup-menu opnieuw worden
ingeschakeld (zie "Menuopties" in de
paragraaf “Kennismaking met de auto”).
De waarschuwingslampjes kunnen
rood of groen zijn en ze werken als
volgt:
❒1 = linker voorstoel (toestand
bestuurder voor versies met stuur
links);❒2 = links op de achterbank
(passagier);
❒3 = middelste zitplaats achterbank
(passagier);
❒4 = rechts op de achterbank
(passagier);
❒5 = rechter voorstoel (toestand
passagier voor versies met stuur
links).
109
A0K0075
137
Page 142 of 280

VOORSTOELEN
(waarschuwingslampje
nr. 1 = bestuurder en nr.
5 = passagier)
Bestuurder
Als de bestuurder de enige inzittende is
en de veiligheidsgordel is niet
omgelegd, dan wordt bij het
overschrijden van 20 km/h of wanneer
langer dan 5 seconden met een
snelheid van 10 à 20 km/h wordt
gereden een akoestische signaalcyclus
voor de voorstoelen gestart (6
seconden durend geluidssignaal
gevolgd door een extra biepsignaal van
90 seconden). Het lampje knippert.
De lampjes blijven continu branden aan
het einde van de cyclus tot de motor
is afgezet. Het geluidssignaal houdt
meteen op wanneer de bestuurder zijn
gordel omlegt en het lampje wordt
groen.
De waarschuwingscyclus (akoestisch
en visueel) wordt herhaald zoals
voorheen beschreven en het rode
lampje gaat knipperen als de
veiligheidsgordel tijdens het rijden wordt
losgemaakt.Passagier
Een gelijkaardig mechanisme is van
toepassing voor de passagier voorin,
met het verschil dat het lampje groen
wordt en dat het geluidssignaal wordt
afgebroken wanneer de passagier
uit de auto stapt.
Als op beide voorstoelen de
veiligheidsgordel tijdens het rijden
worden losgemaakt, heeft het
geluidssignaal betrekking op de laatste
handeling en werken beide lampjes
onafhankelijk voor elke stoel.
ACHTERBANK (lampjes
nr.2,nr.3ennr.4)
De waarschuwingscyclus treedt voor
de achterbank alleen in werking als een
veiligheidsgordel wordt losgemaakt
(rood knipperend lampje).
In deze omstandigheid gaat het (rode)
lampje dat aangeeft dat de
veiligheidsgordel is losgemaakt rood 30
seconden knipperen. Er wordt ook
een geluidssignaal voortgebracht.
Voor elke veiligheidsgordel die wordt
losgemaakt wordt een apart visueel
signaal (rood knipperend lampje)
ingeschakeld. Het lampje wordt groen
als de betreffende veiligheidsgordel
terug wordt omgelegd.Ongeveer 30 seconden na het laatste
signaal gaan de lampjes (rood of groen)
voor de achterbank uit, ongeacht of
de gordel is omgelegd of niet.
BELANGRIJK
Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid en de veiligheidsgordels
(voor- en achterin) al zijn omgelegd,
blijven alle lampjes gedoofd.
Alle lampjes gaan branden wanneer
minstens een veiligheidsgordel wordt
omgelegd of losgemaakt.
138
VEILIGHEID
Page 143 of 280

GORDELSPANNERSDe veiligheidsgordels voor zijn voorzien
van gordelspanners die bij een heftige
frontale botsing de gordel enige
centimeters aantrekt. Op die manier
worden de inzittenden veel beter op
hun plaats gehouden en wordt de
voorwaartse beweging ingeperkt.
Wanneer de gordelspanners hebben
gewerkt; rolt de gordel niet meer op.
De auto is ook uitgerust met een
tweede gordelspanner (nabij de
dorpellijst). Wanneer die wordt
ingeschakeld, wordt de metalen kabel
verkort.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er een wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.De gordelspanner behoeft geen
onderhoud of smering: elke verandering
van de oorspronkelijke conditie zal de
werking ervan benadelen. Als de
gordelspanner door uitzonderlijke
natuurlijke gebeurtenissen (bijv.
overstromingen, vloedgolven enz.) met
water en/of modder in contact is
geweest, neem dan contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk om hem
te laten vervangen.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn
de oprolautomaten van de gordels voor
voorzien van een krachtbegrenzer die
bij een frontale aanrijding de
piekbelasting op de borst en schouders
beperken.
73)15)
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK
VA N D E
VEILIGHEIDSGORDELS
Neem alle plaatselijke wettelijke
voorschriften met betrekking tot het
gebruik van veiligheidsgordels in acht
en zorg ervoor dat ook de overige
inzittenden dit doen. Leg de
veiligheidsgordel altijd om alvorens weg
te rijden.
74) 75) 76)
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen
wel het onderste deel van de gordel
lager omleggen, zodat de gordel over
het bekken en onder de buik komt
fig. 110.
139
Page 144 of 280

Zorg dat de gordelband nooit gedraaid
is. Het bovenste gordelgedeelte moet
over de schouder en schuin over de
borst liggen. Het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken
fig. 111 en dus niet over de buik van de
inzittende liggen. Steek nooit
voorwerpen (wasknijpers, klemmen
enz.) tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.Elke gordel kan slechts een enkele
persoon beschermen. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden
met één veiligheidsgordel voor beiden
fig. 112. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam van
een inzittende.
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
❒Zorg er altijd voor dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat
niet haperend werkt;
❒vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook steeds als de
gordelspanners werden geactiveerd;❒gebruik water en neutrale zeep om
de gordels met de hand te wassen.
Spoel de gordels en laat ze in de
schaduw drogen. Gebruik nooit
agressieve, blekende of kleurende
middelen of andere producten die het
weefsel van de gordel kunnen
aantasten;
❒zorg ervoor dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede
werking ervan is alleen gegarandeerd
als hij droog blijft;
❒vervang de gordels als ze sporen van
slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
73) De gordelspanner kan slechts
één maal gebruikt worden. Neem
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om hen na
activering te laten vervangen.
110
A0K0250
111
A0K0012
112
A0K0013
140
VEILIGHEID