LUCHTUITSTROOMOPENINGEN
❒Klimaatregelsysteem........................... 22
LINKERHENDEL
❒
INSTRUMENTENPANEEL
❒Instrumentenpaneel en
boordinstrumenten .............................101
❒Controlelampjes ..................................107
RECHTERHENDEL
❒Ruiten reinigen .................................... 40
UConnect Radio/UConnect Radio
Nav (voor bepaalde versies/markten)
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE
❒Werking ..............................................150
DASHBOARDKASTJE
❒Openen .............................................. 48
VERWARMING/
KLIMAATREGELSYSTEEM
❒Klimaatcomfort ................................... 24
❒Handbediende klimaatregeling ............ 25
❒Automatische dual-zone
klimaatregeling .................................... 29
BEDIENINGSKNOPPEN
❒Portiervergrendeling ............................ 47
❒Mistlampen ......................................... 47❒Mistachterlichten ................................. 47
❒iTPMS systeem (voor bepaalde
versies/markten) ................................. 76
STUURWIEL❒Afstelling ............................................. 20
❒Frontairbag bestuurderszijde ...............150CRUISE CONTROL HENDEL (voor
bepaalde versies/markten)❒Werking .............................................. 42
1
2
67
1110
8
9
3
A0K0661
7
Buitenverlichting ................................. 37
WEGWIJS IN UW AUTO
Grondige kennis van uw nieuwe auto
begint hier.
In dit boekje is op eenvoudige en
rechtstreekse wijze beschreven hoe uw
auto gemaakt is en hoe hij werkt.
Daarom adviseren u het comfortabel
zittend in uw auto te lezen, dan kunt u
met eigen ogen zien wat hier
beschreven is.SYMBOLEN .................................... 10
ALFA ROMEO CODE SYSTEEM ..... 10
DE SLEUTELS ................................ 11
DIEFSTALALARM ............................ 13
CONTACTSLOT .............................. 15
STOELEN........................................ 17
HOOFDSTEUNEN ........................... 19
STUURWIEL ................................... 20
ACHTERUITKIJKSPIEGELS ............ 20
KLIMAATREGELING........................ 22
KLIMAATCOMFORT........................ 24
HANDBEDIENDE
AIRCONDITIONING ......................... 25
AUTOMATISCHE DUAL-ZONE
KLIMAATREGELING........................ 29
BUITENVERLICHTING .................... 37
RUITEN REINIGEN .......................... 40
CRUISE-CONTROL......................... 42
PLAFONDVERLICHTING................. 44
BEDIENINGSELEMENTEN .............. 46
INTERIEURUITRUSTING ................. 48
ELEKTRISCH SCHUIFDAK.............. 52
PORTIEREN .................................... 54
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ..... 56
BAGAGERUIMTE ............................ 59
MOTORKAP.................................... 62
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................ 63KOPLAMPEN .................................. 64
ESC-SYSTEEM ............................... 65
“ALFA DNA”-SYSTEEM
(DYNAMISCHE CONTROLE VAN
DE AUTO) ....................................... 69
START&STOP SYSTEEM ................ 72
ITPMS (INDIRECT TYRE
PRESSURE MONITORING
SYSTEM) ........................................ 76
EOBD-SYSTEEM (EUROPEAN ON
BOARD DIAGNOSIS) ...................... 78
DUAL PINION
STUURBEKRACHTIGING................ 79
INBOUWVOORBEREIDING VOOR
AUTORADIO ................................... 79
OPTIONELE ACCESSORIES .......... 80
PARKEERSENSOREN..................... 81
TANKEN.......................................... 85
MILIEUBESCHERMING................... 87
9
ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakeling
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Zet de draaischakelaar B fig. 32 van
standOnaar stand
om de
achterruitwisser als volgt in te
schakelen:
❒wissen met interval wanneer de
ruitenwissers voor niet werken;
❒synchroon wissen met de
ruitenwissers voor (maar met de
halve wisfrequentie);
❒continu wissen met ingeschakelde
achteruitrijversnelling en bediening.
Bij ingeschakelde ruitenwissers voor en
als in de achteruit is geschakeld, is de
werking van de achterruitwisser
continu. Door de hendel naar het
dashboard te trekken (onstabiele
stand), wordt de achterruitsproeier
ingeschakeld.Als de hendel ten minste een halve
seconde in deze stand wordt
gehouden, dan wordt ook de
achterruitwisser ingeschakeld. Door de
hendel los te laten, wordt de
automatische wis-/wasregeling
ingeschakeld, net als voor de
ruitenwissers voor.
BELANGRIJK
13) Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden wordt
bij overbelasting van de
ruitenwissers de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de
ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld. Als de
ruitenwissers niet meer werken
(ookniet nadat de auto met de
sleutel opnieuw gestart is),
contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
14) Schakel de ruitenwisser niet in
met van de ruit opgeheven
wisserbladen.
CRUISE-CONTROL(voor bepaalde versies/markten)
IN HET KORT
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer
dan 30 km/h op lange, droge en
rechte wegen met weinig
veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruise-control
wordt dus niet aanbevolen op
buitenwegen met druk verkeer.
Gebruik het systeem niet in de stad.
INSCHAKELEN VAN HET
SYSTEEM
Zet de draaischakelaar A fig. 34 in de
stand ON.
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de 1
e
versnelling of in de achteruit staat.
Het is raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 5
eversnelling of
hoger.
42
WEGWIJS IN UW AUTO
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruise-control iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
Het
lampje gaat branden en, bij
sommige versies/markten, verschijnt er
een bericht op het display om de
inschakeling aan te geven.
DE SNELHEID VAN DE
AUTO OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒zet de draaischakelaar A fig. 34 op
ON en trap het gaspedaal in om de
gewenste snelheid te bereiken;
❒beweeg de hendel ten minste één
seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los: de snelheid wordt
opgeslagen en het gaspedaal kan
losgelaten worden.Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid gewoon verhoogd
worden door het gaspedaal in te
trappen: als het gaspedaal vervolgens
wordt losgelaten, keert de auto terug
naar de eerder opgeslagen snelheid.
DE OPGESLAGEN
SNELHEID OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door
bijvoorbeeld het intrappen van het rem-
of koppelingspedaal, kan de
opgeslagen snelheid als volgt worden
opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas totdat een
snelheid in de buurt van de
opgeslagen snelheid wordt bereikt;
❒schakel de versnelling in die
ingeschakeld was op het moment
dat de snelheid werd opgeslagen;
❒druk op de RES-knop (B fig. 34).
DE OPGESLAGEN
SNELHEID VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒door het gaspedaal in te trappen en
de nieuwe snelheid op te slaan
of
❒door de hendel omhoog (+) te zetten
tot de nieuwe snelheid is bereikt, die
automatisch wordt opgeslagen.Elke beweging van de hendel komt
overeen met een verhoging van de
snelheid van ongeveer 1 km/h; als de
hendel omhoog wordt gehouden,
dan neemt de snelheid traploos toe.
DE OPGESLAGEN
SNELHEID VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒door het systeem uit te schakelen en
de nieuwe snelheid op te slaan
of
❒door de hendel omlaag (–) te
bewegen tot de nieuwe snelheid is
bereikt, die automatisch wordt
opgeslagen.
Elke beweging van de hendel komt
overeen met een kleine verlaging van
de snelheid van ongeveer 1 km/h;
als de hendel omlaag wordt gehouden,
dan neemt de snelheid traploos af.
UITSCHAKELEN VAN HET
SYSTEEM
Het systeem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
❒door de draaischakelaar A fig. 34 in
de OFF-stand te zetten
❒door de motor uit te schakelen;
34
A0K0559
43
❒door het rem-, koppelings- of
gaspedaal in te drukken; in het
laatste geval wordt het systeem
eigenlijk niet uitgeschakeld, maar
wordt voorrang aan het
acceleratieverzoek gegeven. Het
systeem blijft actief, zonder de
noodzaak om de RES-knop
te bedienen om na het accelereren
naar de vorige toestand terug te
keren.
Automatische
uitschakeling
Het systeem schakelt in de volgende
gevallen automatisch uit:
❒als het ABS- of het ESC-systeem
ingrijpt;
❒bij een autosnelheid onder de
ingestelde limiet;
❒in geval van een systeemstoring.
15) 16)
BELANGRIJK
15) Als met actieve cruise-control
wordt gereden, mag de
versnellingspook nooit in de
vrijstand worden gezet.
16) Draai bij een storing of defect
van het systeem de
draaischakelaar A naar OFF en
neem contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
PLAFONDVERLICHTINGPLAFONDVERLICHTING
VOOR
Met de schakelaar A fig. 35 wordt de
plafondverlichting in- en uitgeschakeld.
Standen schakelaar A:
❒middelste stand: de lampjes C en E
gaan aan/uit bij het openen/sluiten
van de portieren;
❒links ingedrukt(stand OFF): de
lampjes C en E blijven altijd gedoofd;
❒rechts ingedrukt(stand
): de
lampjes C en E blijven altijd
ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Schakelaar B schakelt lampje C aan/uit.
Schakelaar D schakelt lampje E
aan/uit.
35
A0K0805
44
WEGWIJS IN UW AUTO
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.DISPLAY ......................................... 90
MENUOPTIES ................................. 93
INSTRUMENTENPANEEL ...............101
TRIP COMPUTER ...........................103
LAMPJES EN BERICHTEN .............107
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/
HANDREM AANGETROKKEN ............. 108
- STORING EBD .................................. 108
- STORING AIRBAG ............................ 109
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT .................................. 109
- STORING DYNAMO .......................... 109
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ............ 111
-MOTOROLIE VERSLECHTERD .......... 112
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 114
- STORING ALFA TCT ......................... 115
-PORTIEREN NIET GOED
GESLOTEN ......................................... 115
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN ............................... 116
- STORING DUAL PINION
STUURBEKRACHTIGING .................... 116
- STORING ALFA ROMEO CODE
SYSTEEM/STORING ALARM .............. 117
- BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE
ACTIERADIUS ..................................... 117
- ALGEMENE STORING ...................... 118
- ALGEMENE STORING ...................... 119
-MISTACHTERLICHTEN ...................... 120
- STORING ABS .................................. 121
-REMBLOKSLIJTAGE ......................... 121
- PASSAGIERSAIRBAG
UITGESCHAKELD ............................... 121
- STORING
INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM ................. 122- STORING VOORGLOEIBOUGIES/
VOORGLOEISYSTEEM
(dieselmotoren) .................................... 123
-WATER IN DIESELFILTER
(dieselversies) ..................................... 123
- REINIGING DPF (roetfilter) bezig
(alleen dieselversies met DPF) .............. 125
- iTPMS-SYSTEEM .............................. 127
- ELEKTRONISCHE
STABILITEITSREGELING (ESC) ........... 128
- CRUISE CONTROL ........................... 129
- STADSLICHT .................................... 129
- FOLLOW ME HOME ......................... 129
- DIMLICHT ......................................... 129
- MISTLAMPEN VOOR ........................ 130
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 130
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 130
- GROOTLICHT ................................... 130
- AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ...................... 131
- MOGELIJKE IJSVORMING OP
WEGDEK............................................. 131
- STORING REMLICHTEN ................... 131
- STORING SCHEMERSENSOR.......... 132
- STORING REGENSENSOR ............... 132
- STORING PARKEERSENSOR ........... 132
-INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM .................... 133
-STORING START&STOP .................... 133
- WEERGAVE VAN GEKOZEN
RIJMODUS (“Alfa DNA”-systeem) ........ 134
89
Wat het betekent Wat te doen
groenCRUISE CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel naar de stand MAR
wordt gedraaid, gaat dit lampje branden, maar
moet na enkele seconden doven als de cruise
control uitgeschakeld is.
Het lampje gaat branden wanneer de draaiknop
van de cruise control naar de stand ON wordt
gedraaid (zie de paragraaf “Cruise control” in het
hoofdstuk "Kennismaking met de auto").
Op het display verschijnt een speciaal bericht.groenSTADSLICHT
Dit lampje gaat branden wanneer het stadslicht
wordt ingeschakeld.
FOLLOW ME HOME
Dit lampje gaat branden (samen met een bericht
op het display) wanneer deze functie in gebruik is
(zie de paragraaf “Follow me home” in "
Buitenverlichting" in het hoofdstuk "Kennismaking
met de auto").2groenDIMLICHT
Het lampje gaan branden wanneer het dimlicht
wordt ingeschakeld.
129
Waarschuwingslampjes
op
instrumentenpaneel
ALFABETISCH
REGISTER
Aanhangers trekken ...................... 171
– Montage van de trekhaak .......... 171
Aansteker....................................... 50
ABS ............................................... 65
Accu .............................................. 222
– advies voor verlengen
levensduur ................................ 222
– vervangen ................................ 222
Accu (opladen) ............................... 203
Achterruitsproeier
– vloeistofniveau
achterruitsproeier ...................... 220
Achterruitsproeier/-wisser .............. 42
Achterruitwisser
– wisserblad vervangen ................ 226
Achteruitkijkspiegels ....................... 20
– Binnenspiegel............................ 20
– Buitenspiegels ........................... 21
Afmetingen..................................... 249
AFS adaptieve lichten (Adaptive
Frontlight System) ........................ 40
Afsluiter van de brandstoftoevoer ... 47
Alarmknipperlichten........................ 46"Alfa DNA"-systeem ...................... 69
– Inschakeling/uitschakeling “All
Weather” modus ....................... 71
– Inschakeling/uitschakeling
“Dynamic” modus ..................... 70– “Natural” Modus ........................ 70
– Rijmodussen ............................. 70
Alfa Romeo code systeem ............ 10
ALFA TCT ...................................... 161
Armsteun achter ............................ 49
Armsteun voor ............................... 49
Asbak ............................................ 51
ASR-systeem (Anti-Slip
Regulation) ................................... 66
Automatische dual-zone
klimaatregeling ............................. 29Bagageruimte ............................... 59
– Achterklep openen in geval
van nood ................................... 59
– Bagagehaken ............................ 62
– Bagagenet ................................ 62
– Bagageruimte openen ............... 59
– Bagageruimte sluiten ................. 59
– Bagageruimte uitbreiden ........... 60
– Initialisatie bagageruimte ........... 60
– Lading vastzetten ...................... 61
Bagageruimteverlichting
– lamp vervangen ......................... 193
Banden
– bandenspanning ....................... 248
– de bandenmaat lezen ................ 245
– Fix&Go Automatic (kit) ............... 182
– standaard banden .................... 247
– winterbanden ............................ 247
Bedieningselementen ..................... 46Bedieningsknoppen ....................... 92
Brandblusser.................................. 51
Brandstofbesparing........................ 169
Brandstofmeter .............................. 103
Brandstoftoevoer ........................... 240
Brandstofverbruik........................... 260
Buitenverlichting ............................. 37
Carrosserie
– bescherming tegen
atmosferische invloeden ............ 227
– garantie ..................................... 227
– onderhoud ................................ 227
CBC-systeem (Cornering Brake
Control) ........................................ 66
Centrale portiervergrendeling ......... 47
CO2-emissie .................................. 261
CODE-card .................................... 11
Contactslot .................................... 15
– Stuurslot ................................... 16
Cruise-control ................................ 42Dagverlichting (DRL) ..................... 37
Dashboardkastverlichting
– lamp vervangen ......................... 193
De auto langdurig stallen ................ 173
De motor starten ........................... 158
De motor starten ............................ 176
– Rollend starten .......................... 176
– Starten met hulpaccu ................ 176
Derde remlicht
ALFABETISCH REGISTER