Page 17 of 335
Kort en bondig15
Verlichting 3 144.Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af du‐
wendimlicht=hendel van u af du‐
wen of naar u toe
trekken
Automatische verlichting 3 145,
Grootlicht 3 145, Lichtsignaal
3 146, Adaptief rijlicht (AFL) 3 147.
Richtingaanwijzershendel
omhoog=rechter richtingaanwij‐
zerhendel
omlaag=linker richtingaanwij‐
zer
Richtingaanwijzers 3 151, parkeer‐
lichten 3 153.
Page 18 of 335
16Kort en bondig
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 151.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers2=snel1=langzaamP=intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensor§=uit
Hendel omlaagduwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwisser 3 107, wisserblad
vervangen 3 238.
Page 19 of 335
Kort en bondig17
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 107, sproeiervloeistof 3 236.
Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven=continue wer‐
kingschakelaar
onder=onderbroken
werkingmiddenstand=uitAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 108.
Page 20 of 335
18Kort en bondigKlimaatregelingVerwarmbare achterruit,verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 38.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Toets V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Koeling n aan.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Verwarming en ventilatie 3 158.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand
3 seconden na het bedienen van het
koppelingspedaal de ontgrendelknop
op de keuzehendel indrukken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐ len.
Page 21 of 335
Kort en bondig19
Handgeschakelde versnellingsbak
3 179.Automatische versnellingsbakP=ParkeerstandR=AchteruitversnellingN=Neutrale standD=Rijstand
Handmatige modus: duw de keuze‐
hendel vanuit D naar links.
<=hogere versnelling]=lagere versnelling
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u op de
ontgrendelknop.
Automatische versnellingsbak
3 175.
Page 22 of 335
20Kort en bondigVoordat u wegrijdtVoor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 268,
3 314.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 233.
■ Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil, sneeuwof ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 33,
3 43, 3 52.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
■ Draai de sleutel naar stand 1
■ Verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ Trap de koppeling en rem in
■ Automatische versnellingsbak in P
of N
■ Trap het gaspedaal niet in
■ Dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 2 om voor te gloeien en
wacht totdat de controlelamp !
dooft
■ Draai de sleutel naar stand 3 en laat
deze los
Motor starten 3 169.
Page 23 of 335

Kort en bondig21
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, activeer dan een autostop
zoals hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen
■ Zet de schakelhendel in neutraal
■ Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven op de AUTOSTOP-po‐
sitie op de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Stop-startsysteem 3 171.
Parkeren
■ Trek altijd de handrem aan. Trek de
handrem aan zonder op de ont‐
grendelingsknop te drukken. Op een aflopende of oplopende helling zo stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd de rem in om de bedienings‐
kracht te verminderen.
Trek bij auto's met elektrische
handrem gedurende ongeveer één
seconde aan schakelaar m.
■ Schakel de motor uit. Contactsleu‐ tel naar stand 0 draaien en deze er‐
uit trekken. Stuurwiel verdraaien
totdat het stuurslot voelbaar ver‐
grendelt.
Bij auto's met automatische ver‐
snellingsbak is de sleutel alleen te
verwijderen met de keuzehendel in stand P.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van het contact de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling boven‐dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto vlak op een aflo‐ pende helling staat, dan voor het
uitschakelen van het contact de
achteruitversnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Bovendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
■ Vergrendel de auto met de toets e
op de handzender.
Activeer het alarmsysteem 3 31.
■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
■ Sluit de ramen en het zonnedak.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 232.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
Page 24 of 335
22Kort en bondig
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten lopen
om de turbolader te beschermen.
Sleutels, sloten 3 23, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 231.