Volg bij gebruik van een chemisch
reinigingsmiddel of poetsmiddelalle
aanwijzingen op het etiket en de
container. Lees alle waarschuwingen en
voorzorgsmaatregelen.
qOnderhoud van de lak
Wassen
OPGELET
lWanneer de ruitenwisserhendel in de
stand AUTO staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
lAls de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
lAls vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit
de buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
AUTO staat en het contact op ON
gezet is, aangezien vingers beklemd
kunnen raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld―dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs
en sneeuw―wanneer de kans het
grootst is dat u de motor laat draaien.
OPGELET
lSpuit geen water in de motorruimte.
Anders kan dit motorstartproblemen
veroorzaken of beschadiging van de
elektrische onderdelen.
lWees voorzichtig bij het wassen en
in de was zetten van het voertuig niet
teveel kracht uit te oefenen op één
enkel deel van het dak of de antenne.
Anders bestaat de kans op indeuken
van het voertuig of beschadiging van
de antenne.
Om de laklaag tegen aantasting en
roestvorming te beschermen, dient u uw
Mazda regelmatig (tenminste éénmaal per
maand) grondig met lauw of koud water
te wassen.
Als de auto op de verkeerde manier wordt
gewassen, bestaat de kans op het ontstaan
van krassen op de laklaag. Hier volgen
enkele voorbeelden hoe krassen kunnen
ontstaan.
Krassen kunnen ontstaan op de laklaag,
wanneer:
lDe auto wordt gewassen zonder dat
vuil en overige vreemde bestanddelen
eerst afgespoeld worden.
lDe auto wordt gewassen met een ruwe,
droge of vuile doek.
lDe auto wordt gewassen in een auto-
wasinstallatie waarvan de borstels vuil
of te hard zijn.
lWanneer er een reinigingsmiddel of
was gebruikt wordt die polijstmiddelen
bevat.
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
6-71
Wanneer het lampje knippert
Het lampje knippert als er een defect in
het i-stop systeem is. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur.
qAls het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
(RVM) waarschuwingslampje (oranje)
gaat branden
í
Het lampje blijft branden als het systeem
defect is. Raadpleeg een officiële Mazda
dealer.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje kan gaan
branden als resultaat van een tijdelijke
vermindering in de gevoeligheid van de
radarsensor als gevolg van slecht weer
of vuil op het bumperoppervlak. Dit
duidt echter niet op een defect.
qAls het
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) waarschuwingslampje (oranje) gaat
knipperen
í
lHet waarschuwingslampje gaat
knipperen als het systeem defect is.
Laat uw auto bij een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur controleren.
lHet LDWS werkt niet wanneer het
waarschuwingslampje knippert.
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
7-41íBepaalde modellen.
qAls het indikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur
(blauw) niet uit gaat
Als het indikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur blijft
branden nadat de motor voldoende is
opgewarmd, bestaat de kans dat de
temperatuursensor defect is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur.
qAls het richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlichten
indikatielampje blijft branden of
met abnormaal hoge snelheid
gaat knipperen
Als een indikatielampje blijft branden
(knippert niet) of als dit abnormaal
knippert, bestaat de kans dat de gloeilamp
van een van de richtingaanwijzers is
doorgebrand. Raadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur.
qAls het
beveiligingssysteemindikatielampje gaat
branden of knipperen
Als de motor niet met de correcte sleutel
gestart kan worden en het
beveiligingssysteemindikatielampje blijft
branden of knipperen, is er mogelijk een
defect in het systeem. Raadpleeg een
officiële Mazda reparateur.
qAls het verlichting-aan
indikatielampje gaat knipperen
Het lampje blijft knipperen als er een
defect in het verlichtingssysteem is.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
7-50
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
qWaarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel
Als de rijsnelheid hoger is dan ongeveer
20 km/h en de veiligheidsgordel van de
bestuurder of voorpassagier niet is
vastgemaakt, klinkt continu een
waarschuwingspieptoon. Als de
veiligheidsgordel dan nog niet is
vastgemaakt, zal de pieptoon eenmaal
stoppen en dan gedurende ongeveer 90
seconden doorgaan. De pieptoon stopt
nadat de veiligheidsgordel van de
bestuurder of voorpassagier is
vastgemaakt.
OPMERKING
lBepaalde modellen zijn niet voorzien
van de
veiligheidsgordelwaarschuwingspieptoon
voor de voorpassagierszitting.
lDoor het plaatsen van zware
voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van
het gewicht van het voorwerp.
lGeen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat dat
de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
lWanneer een klein kind op de
voorpassagierszitting zit, is het
mogelijk dat de
waarschuwingszoemer niet werkt.
qWaarschuwingszoemtoon voor
niet-uitgeschakeld contact (STOP)
(Europees model)
Als het contact op ACC staat en het
bestuurdersportier geopend wordt, zal er 6
maal een pieptoon gegeven worden om de
bestuurder op de hoogte te stellen dat het
contact niet uit is gezet (STOP) (bij
voertuigen met type A meter, worden de
berichten getoond in de
instrumentengroep). Als deze toestand
blijft voortbestaan zal het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem niet
functioneren, kan de auto niet vergrendeld
worden en zal de accu uitgeput raken.
(Behalve Europese modellen)
Als het bestuurdersportier geopend wordt
terwijl het contact op ACC staat, klinkt er
continu een pieptoon om de bestuurder op
de hoogte te stellen dat het contact niet uit
is gezet (STOP). Als deze toestand blijft
voortbestaan zal het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem niet
functioneren, kan de auto niet vergrendeld
worden en zal de accu uitgeput raken.
7-52
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Onderwerp BijzonderheidFabrieksinstellingBeschikbare
instellingen
Drie-knipperingen
richtingaanwijzerDe functie van de drie-knipperingen
richtingaanwijzer kan veranderd worden.
Zie Instellen op pagina 5-58.Aan of UitAan/
Uit
Automatische
ruitenwisserregelingDe regelfunctie van de automatische
ruitenwisser kan veranderd worden.
Zie Instellen op pagina 5-58.Aan
(regensensor)Aan (regensensor)/
Uit (interval)
*1
Automatische
verlichtingsregelingHet aan/uit tijdstip van de koplampverlichting
kan gewijzigd worden op basis van de
lichtheid/donkerte van de omgeving.
Zie Instellen op pagina 5-58.GemiddeldLicht/
Gemiddeld licht/
Gemiddeld/
Gemiddeld donker/
Donker
Koplampregelsys-
teem (HBC)De functie van het koplampregelsysteem
(HBC) kan veranderd worden.
*2
Zie Instellen op pagina 5-58.AanAan/
Uit
Richtingaanwijzerindikator
Het volumeniveau van de pieptoon van de
richtingaanwijzerindikator kan veranderd
worden.
Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op
pagina 4-34.HoogHoog/
Laag
Waarschuwing voor
niet-uitgeschakelde
verlichtingHet volume van het waarschuwingsalarm voor
niet-uitgeschakelde verlichting kan gewijzigd
worden.
Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op
pagina 4-34.HoogHoog/
Laag/
UIT
Rijbaanverandering-
controlesysteem
(RVM)Het volume van de RVM
waarschuwingszoemer kan veranderd worden.
Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op
pagina 4-34.HoogHoog/
Laag/
UIT
Gebruikersinstellingen
9-15
K
Koplampregelsysteem (HBC) ........... 4-99
Koplampsproeier ............................. 4-114
Krik ..................................................... 7-6
Kruissnelheidsregelaar .................... 4-137
L
Labelinformatie ................................... 9-2
Lekke band
Monteren van het reservewiel .... 7-22
Verwijderen van een lekke
band ............................................ 7-18
Lichtschakelaar ................................. 4-92
M
Make-up spiegeltjes ........................ 5-114
Meters ............................................... 4-24
Meters en tellers ................................ 4-24
Middenconsole ................................ 5-123
Mistlichten
Achter ....................................... 4-105
Voor .......................................... 4-104
Mobiele telefoons ............................... 8-4
Moeilijke rijomstandigheden ............ 3-61
Motor
Koelvloeistof .............................. 6-29
Motorkapontgrendeling .............. 6-21
Motoruitlaatgassen ..................... 3-31
Olie ............................................ 6-24
Overzicht van de motorruimte .... 6-23
Starten .......................................... 4-4
Motorkapontgrendeling .................... 6-21
Motoruitlaatgassen ............................ 3-31
N
Noodstopsignaalsysteem ................. 4-120
O
Ogen voor het vastzetten van
lading .............................................. 5-123
Onderhoudsmonitor .......................... 4-30
Onderste laadcompartiment ............ 5-124
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ................................................... 3-63
Opbergvakken ................................. 5-122
Achterste kledinghaken ............ 5-124
Bagageruimte ........................... 5-124
Dakconsole ............................... 5-122
Handschoenenkast ................... 5-122
Middenconsole ......................... 5-123
Ogen voor het vastzetten van
lading ....................................... 5-123
Onderste laadcompartiment ..... 5-124
P
Parkeersensorsysteem ..................... 4-180
Sensordetectiebereik ................ 4-182
Plafondlampen ................................ 5-114
Portiersloten ...................................... 3-13
Probleem
Parkeren in noodgevallen ............. 7-2
R
Registratie van de auto in het
buitenland ........................................... 8-2
Remmen
Handrem ................................... 4-118
Profielslijtage-indicator ............ 4-119
Rembekrachtiging .................... 4-120
Voetrem .................................... 4-117
Reservewiel ......................................... 7-6
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering .......................... 4-107
Index
10-5
R
Rijbaanveranderingcontrolesysteem
(RVM)
.............................................. 4-145
Onderhoud van de
radarsensors .............................. 4-151
RVM schakelaar ....................... 4-151
RVM waarschuwingsindikatielampje/
waarschuwingszoemer
.................. 4-150
Rijden in de winter ............................ 3-64
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS)
............................................. 4-152
Rijtips
Automatische transmissie ........... 4-90
Doorwaden van water ................ 3-67
Inrijden ....................................... 3-60
Modellen met turbolader
(SKYACTIV-D 2.2) ................... 3-68
Moeilijke rijomstandigheden ..... 3-61
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ............................................ 3-63
Rijden in de winter ..................... 3-64
Suggesties voor brandstofbesparend
gebruik ....................................... 3-60
Vloermat .................................... 3-62
Ruiten
Elektrische ruitbediening ........... 3-39
Ruitenwisser
Vernieuwen van de
ruitenwisserbladen van de
voorruit ....................................... 6-34
Vernieuwen van het ruitenwisserblad
van de achterruit ......................... 6-36
S
Signalen voor rijbaanverandering.... 4-107
Sleepmethoden .................................. 7-32
S
Slepen
Haak ........................................... 7-34
Trekken van een caravan en
aanhanger
(Europa/Rusland/Turkije/Israël/Zuid-
Afrika) ........................................ 3-69
Slepen in noodgevallen
Sleephaken ................................. 7-34
Sleepmethoden ........................... 7-32
Sleutels ................................................ 3-2
Sleutel-uit functie ......................... 3-9
Zender .......................................... 3-5
Sleutel-uit functie ................................ 3-9
Smering van de carrosserie ............... 6-33
Snelheidsmeter .................................. 4-25
Spiegels
Binnenspiegel ............................. 3-37
Buitenspiegels ............................ 3-35
Spiegelverwarming ......................... 4-115
SRS airbags
Beperkingen van de SRS
airbag ......................................... 2-62
Criteria voor SRS airbag
activering ................................... 2-61
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag .................. 2-53
Onderdelen van het aanvullend
beveiligingssysteem ................... 2-57
Werking van de SRS airbags ...... 2-58
Stadsverkeer-remassistent
(SCBS) ............................................ 4-123
Behandeling van de
lasersensor ................................ 4-127
Stopzetten van de werking van de
stadsverkeer-remassistent
(SCBS) ..................................... 4-129
Start-blokkeersysteem ....................... 3-48
10-6
Index