qRVM waarschuwingslampje
(Oranje)/RVM indikatielampje
(Groen)
í
RVM waarschuwingslampje (oranje)
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
De kleur van de verlichting verandert van
oranje naar groen wanneer het
rijbaanveranderingcontrolesysteem in
werking is, of wordt uitgeschakeld
wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
Het lampje blijft branden als het systeem
defect is. Raadpleeg een officiële Mazda
dealer.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje kan gaan
branden als resultaat van een tijdelijke
vermindering in de gevoeligheid van de
radarsensor als gevolg van slecht weer
of vuil op het bumperoppervlak. Dit
duidt echter niet op een defect.
RVM indikatielampje (groen)
Dit indikatielampje brandt wanneer het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar is.
qLDWS waarschuwingslampje
(Oranje)/LDWS indikatielampje
(Groen)
í
LDWS waarschuwingslampje (Oranje)
Wanneer het lampje brandt
lWanneer het contact op ON gezet
wordt, gaat het waarschuwingslampje
branden.
lHet indikatielampje gaat uit wanneer
het LDWS geannuleerd wordt.
lHet indikatielampje gaat branden
wanneer het LDWS standby is.
Onder de volgende omstandigheden gaat
het LDWS waarschuwingslampje (oranje)
continu branden.
lHet glas van de voorruit aan de
voorzijde van de vooruitrijcamera
(FSC) is beslagen of er is een obstakel.
lWanneer de rijsnelheid minder is dan
ongeveer 65 km/h.
lDe witte (gele) strepen worden niet
bespeurd.
Wanneer het lampje knippert
lHet waarschuwingslampje gaat
knipperen als het systeem defect is.
Laat uw auto bij een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur controleren.
lHet LDWS werkt niet wanneer het
waarschuwingslampje knippert.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-57íBepaalde modellen.
OPMERKING
lDoor het plaatsen van zware
voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van
het gewicht van het voorwerp.
lGeen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat dat
de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
lWanneer een klein kind op de
voorpassagierszitting zit, is het
mogelijk dat het
waarschuwingslampje niet werkt.
Achterzittingí
Als de veiligheidsgordels van de
achterzitting niet zijn vastgemaakt en het
contact op ON staat, worden de
bestuurder en de passagier op de hoogte
gesteld door de waarschuwingslampjes.
Airconditioning
Volautomatisch
type
Handbediend type
De waarschuwingslampjes branden in
twee kleuren. Wanneer de
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, is
de verlichting van het
waarschuwingslampje rood. Wanneer de
veiligheidsgordel is vastgemaakt, is de
verlichting groen. De
waarschuwingslampjes werken ook als er
zich geen passagier op de achterzitting
bevindt. De waarschuwingszoemer klinkt
enkel als een veiligheidsgordel wordt
losgemaakt nadat deze is vastgemaakt.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordels van de
achterzitting niet vastgemaakt worden
binnen een bepaalde tijd nadat de motor
is gestart, gaan alle
waarschuwingslampjes uit.
qOpen-portier
waarschuwingsindikatie/
waarschuwingslampje
í
Type A
Type B
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-63íBepaalde modellen.
qTCS OFF indikatielampje
Dit indikatielampje blijft gedurende
enkele seconden branden wanneer het
contact op ON gezet wordt.
Dit lampje gaat ook branden wanneer op
de TCS OFF schakelaar wordt gedrukt en
het TCS systeem wordt uitgeschakeld.
Zie de TCS OFF schakelaar op pagina
4-132.
Als het lampje blijft branden wanneer het
TCS systeem niet is uitgeschakeld, uw
auto naar een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur
brengen. Er is mogelijk een defect in het
DSC systeem.
qAFS OFF indikatielampjeí
Wanneer het lampje brandt
Dit indikatielampje gaat kortstondig
branden wanneer het contact op ON gezet
wordt en gaat vervolgens uit.
Door het indrukken van de AFS OFF
schakelaar wordt de AFS functie
geannuleerd en gaat het indikatielampje
branden.
Wanneer het lampje knippert
Het indikatielampje knippert continu als
er een defect in het systeem is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur.
OPMERKING
lOok als het AFS systeem als gevolg
van een defect buiten bedrijf is, kan
de normale koplampfunctie alsnog
gebruikt worden.
lAls er een storing is in de
automatische koplamprichtfunctie,
gaat het indikatielampje knipperen.
qIndikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur
(Blauw)
Het lampje brandt continu wanneer de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en
gaat uit nadat de motor warmgedraaid is.
Als het indikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur blijft
branden nadat de motor voldoende is
opgewarmd, bestaat de kans dat de
temperatuursensor defect is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-73íBepaalde modellen.
Met automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ON OFF ON OFF ON OFF ON OFF
Koplampen――
Automa-
tisch*1―――××
Dagverlichting
í×―Automa-
tisch*1―――――
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen――
Automa-
tisch*1―××××
Instrumentenpaneelverlichting――
Automa-
tisch―××××
×: Aan
―: Uit
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-93íBepaalde modellen.
Automatische verlichtingsregeling
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
staat en het contact op ON gezet is, tast
de lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de
koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie
bovenstaande tabel).
OPGELET
lDe lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
lDe lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld―dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw―
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien.
4-94
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
OPMERKING
lDe koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan
mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt,
aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele
minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of
in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
lWanneer de koplampschakelaar in de standstaat en het contact op ACC gezet
wordt of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting uitgeschakeld worden.
lDe instrumentenpaneelverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop
in de instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop
te draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting:
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-28.
lDe gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een officiële
Mazda reparateur.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-13.
Xenon gasontlading koplampení
Voor de dimlichtlampen van de koplampen worden xenon gasontladingslampen gebruikt
die een heldere witte lichtstraal over een groot gebied verspreiden.
WAARSCHUWING
De xenon gasontladingslampen niet zelf vervangen
Het zelf vervangen van xenon gasontladingslampen is gevaarlijk. Aangezien de xenon
gasontladingslampen gebruik maken van hoge spanning, bestaat de kans op een
elektrische schok als de lampen verkeerd behandeld worden. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur wanneer
vervanging noodzakelijk is.
OPMERKING
Als de koplampen gaan knipperen of als de helderheid vermindert, bestaat de kans dat de
gebruiksduur ten einde is en vervanging noodzakelijk is. Raadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-95íBepaalde modellen.
qVoorruitenwissers
Schakel de ruitenwissers in door de
hendel omhoog of omlaag te drukken.
Met intervalruitenwisser
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr.Type
AType
B
Eén enkele wiscyclus (mist)
Intervalwerking
Lage snelheid
Hoge snelheid
Met automatische ruitenwisserregeling
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr.Type
AType
B
Eén enkele wiscyclus (mist)
Automatische regeling
Lage snelheid
Hoge snelheid
Ruitenwissers met regelbare
intervalwerking
Zet de hendel in de intervalstand en kies
de intervaltijd door de ring te draaien.
INT ringSnel
Langzaam
Automatische ruitenwisserregeling
Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat, tast de regensensor de
hoeveelheid regenval op de voorruit af en
schakelt deze de ruitenwissers
automatisch in of uit (uit―interval―lage
snelheid―hoge snelheid).
4-110
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op
de ruitenwisserhendel te draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omlaag draaien voor een hogere
gevoeligheid (snellere respons) of de
schakelaar omhoog draaien voor minder
gevoeligheid (langzamere respons).
Hogere gevoeligheid
Minder gevoeligheidSchakelaar
Middenpositie
OPGELET
lDe regensensor niet afdekken door
een sticker of een label op de
voorruit te plakken. Anders zal de
regensensor niet correct
functioneren.
OPGELET
lWanneer de ruitenwisserhendel in de
stand AUTO staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
lAls de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
lAls vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit
de buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
AUTO staat en het contact op ON
gezet is, aangezien vingers beklemd
kunnen raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld―dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs
en sneeuw―wanneer de kans het
grootst is dat u de motor laat draaien.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-111