2. Trek de lus naar voren om de vergrendeling en dezitting los te maken. (afb. 128)
3. Licht het stoelkussen op en duw het naar achteren om het in de verhogingsstand vast te zetten.
(afb. 129)
4. Zet het kind rechtop in de stoel met de rug stevig tegen de rugleuning.
5. Pak de gordelgesp en trek de autogordel uit.
6. Schuif de gordelgesp op de gordelband naar boven tot de autogordel om de heupen van het kind kan
worden vastgemaakt. OPMERKING:
Leg de heupgordel laag over de heu-
pen en trek de gordel zo strak mogelijk aan.
7. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u een klik hoort. (afb. 130)
8. Om de speling uit de heupgordel te verwijderen trekt u het schoudergedeelte van de gordel naar
boven.
9. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting.(afb. 128) Ontgrendellus
(afb. 129) Zitverhoger
201
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Zorg dat de zitting stevig vergrendeld is
voordat men erop gaat zitten. Anders is de
zitting niet voldoende stabiel voor kinderzitjes
en/of de andere inzittenden.Wanneer de zitting niet
goed is vergrendeld, kan dit leiden tot ernstig letsel.
Kinderen die te groot zijn voor een
zitverhoger
Kinderen die groot genoeg zijn om de schoudergordel
comfortabel te dragen en de knieën kunnen buigen om
de benen te laten afhangen wanneer ze met de rug
tegen de rugleuning zitten, moeten de driepuntsgor-
dels op de achterbank gebruiken. Zorg dat het kind rechtop in de stoel zit.
Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de
gordel zo strak mogelijk aan.
Controleer regelmatig of de gordel goed past. Door de bewegingen van het kind kan de gordel een fou-
tieve positie aannemen.
Als de schoudergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan verder naar het midden van de
auto. Sta nooit toe dat een kind de schoudergordel
onder de arm door of achter de rug langs draagt.
WAARSCHUWING!
Kin
der- of babyzitjes verliezen hun
werking wanneer ze onjuist zijn aange-
bracht . Het kan losschieten bij een aanrijding.
Het kind kan daardoor ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen.Volg daarom bij de bevestiging van
een kinderzitje nauwkeurig de aanwijzingen van
de fabrikant .
Een tegen de rijrichting in te bevestigen kin-
derzitje mag u alleen gebruiken op de achter-
bank. In een tegen de rijrichting in geplaatst
kinderzitje op de voorstoel kan een baby of kind
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen wanneer
de passagiersairbag wordt opgeblazen.
(afb. 130) Veiligheidsgordels vastgegespt met zitverhoger(s)
202
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Enkele tips om uw kinderzitje optimaal
te gebruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje ofhet is voorzien van een sticker waarop is vermeld dat
het zitje voldoet aan alle van toepassing zijnde veilig-
heidsnormen. FIAT raadt u ook aan voor aanschaf te
controleren of het kinderzitje goed te bevestigen is
in de auto waarin u het gaat gebruiken.
Het kinderzitje moet geschikt zijn voor het gewicht en de lengte van het kind. Controleer de sticker op
het zitje en let op de limieten voor gewicht en lengte.
Volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant wan- neer u een kinderzitje installeert. Als u het zitje niet
op de juiste wijze installeert, functioneert het moge-
lijk niet wanneer dat nodig is. Gesp het kind in het zitje vast volgens de aanwijzin-
gen van de fabrikant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje niet
g
ebruikt , zet dit dan vast met de veilig-
heidsgordel of verwijder het uit de auto. Laat het
zitje nooit los in de auto liggen. Bij een noodstop
of aanrijding kan het zitje de inzittenden of de
rugleuningen van de stoelen raken en ernstig
letsel veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes
De stoelen op de tweede zitrij zijn voorzien van het
bevestigingssysteem voor kinderzitjes met de naam
ISOFIX. Met het ISOFIX-systeem kunnen kinderzitjes
worden geïnstalleerd zonder gebruik te maken van de
autogordels. Hierbij wordt het kinderzitje aan de auto
bevestigd met ankerpunten onder en bevestigingsban-
den boven.
203
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
AIRBAGSYSTEEM
Deze auto is ter aanvulling op de veiligheidsgordels
voorzien van geavanceerde frontairbags voor zowel de
bestuurder als de voorpassagier. De geavanceerde
frontairbag voor de bestuurder bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De geavanceerde frontair-
bag voor de passagier bevindt zich in het instrumenten-
paneel, boven het handschoenenkastje. De airbagpane-
len zijn voorzien van het opschrift SRS/AIRBAG.
(afb. 134)OPMERKING:
De geavanceerde frontairbags voor
bestuurder en voorpassagier voldoen aan de nieuwe
richtlijnen voor geavanceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de geavanceerde frontair-
bags heeft verschillende stadia. De airbag kan zo meer
of minder krachtig worden opgeblazen, afhankelijk van
factoren zoals de soort aanrijding en de ernst ervan.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een gespsluitings-
schakelaar voor de veiligheidsgordel voor de bestuur-
dersstoel en/of de voorpassagiersstoel die registreert
of de gordel is vastgeklikt. Met deze gespsluitingscha-
kelaar kan het niveau worden aangepast waarmee de
geavanceerde frontairbags worden opgeblazen.
Deze auto is uitgerust met aanvullende gordijn-
zijairbags (SABIC), ter bescherming van de bestuurder
en passagiers die naast een raam zitten. De gordijn-
zijairbags bevinden zich boven de zijramen. De airbag-
panelen zijn voorzien van het opschrift SRS AIRBAG.
Deze auto is voorzien van aanvullende zijairbags in de
stoelen (SAB). De airbags zijn gemarkeerd met een
airbaglabel aan de buitenzijde van de voorstoelen.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekleding nau- welijks zichtbaar, maar springen open tijdens het
opblazen van de airbag.(afb. 134) Locaties van de geavanceerde frontairbags en kniebescherming1 — Geavanceerde frontairbags voor bestuurder en passa-
gier
2 — Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
207
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar eenerkende dealer te worden gebracht.
Componenten van het airbagsysteem
Uw auto is mogelijk uitgerust met de volgende compo-
nenten van het airbagsysteem:
Controller van het beveiligingssysteem voor inzitten- den
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming
Geavanceerde frontairbag aan bestuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan passagierszijde
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB)
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC)
Sensoren voor frontale en zijdelingse botsingen
Gordelspanners voorin
Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgordels KENMERKEN GEAVANCEERDE
FRONTAIRBAGS
Het geavanceerde frontairbagsysteem bestaat uit air-
bags aan de bestuurderszijde en aan de passagierszijde
die in meerdere stadia worden geactiveerd. Dit sys-
teem reageert overeenkomstig de kracht en de aard
van de botsing die worden vastgesteld door de control-
ler van het beveiligingssysteem voor inzittenden. Deze
controller ontvangt informatie van de sensoren voor
frontale botsingen.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmiddellijk geac-
tiveerd bij een botsing waarbij gebruik van de airbags
noodzakelijk is. Deze geringe opblazing wordt toegepast
voor minder zware botsingen. Bij zwaardere botsingen
wordt een krachtiger opblazing toegepast.
208UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Geavanceerde frontairbags bieden samen met de knie-
bescherming extra bescherming aan de bestuurder en
voorpassagier. Ook de zijairbags zorgen in combinatie
met de veiligheidsgordels voor een betere bescherming
van de inzittenden.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om het risico
op letsel door een geactiveerde airbag te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed
vastgegespt op de achterbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in achterwaarts
g
eplaatste kinderzitjes worden vervoerd
op de voorstoel van auto's met een geavanceerde
frontairbag aan passagierszijde. Bij het opblazen
kan de airbag ernstig of zelfs dodelijk letsel aan
kinderen in die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn om de veiligheids-
gordel op de juiste wijze te dragen (zie het hoofdstuk
over kinderzitjes) moeten veilig op de achterbank wor-
den vervoerd in een kinderzitje of op een zitverhoger.
Oudere kinderen die geen kinderzitje of zitverhoger
gebruiken, horen op de achterbank te zitten en de
veiligheidsgordel te dragen. Sta nooit toe dat kinderen
de schoudergordel onder de arm door dragen of ach-
ter de rug langs laten lopen. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er zeker van
te zijn dat u het zitje op de juiste manier gebruikt.
Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsvei-
ligheidsgordel op de juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en voorpassagier zo
ver naar achteren als praktisch mogelijk is, zodat de
geavanceerde frontairbags ruimte hebben om te kun-
nen worden opgeblazen.
Leun niet tegen het portier of het raam. Als de auto is
uitgerust met zijairbags, worden die tijdens een aanrij-
ding krachtig opgeblazen in de ruimte tussen uzelf en
het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto aangepast moet
worden aan een invalide, neem dan contact op met
klantenservice. De telefoonnummers worden vermeld
in het hoofdstuk "Als u gebruik wilt maken van klan-
tenservice".
211
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
De aanvullende zijairbags in de stoelen worden volledig
opgeblazen in ongeveer 10 milliseconden. De zijairbag
beweegt zo snel en krachtig dat deze letsel kan veroor-
zaken wanneer de inzittende niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in de ruimte waar
de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt vooral voor
kinderen.
Opblaasmodules voor aanvullende
gordijn-zijairbags
Tijdens aanrijdingen waarbij de botsing beperkt blijft
tot een bepaalde zone aan de zijkant van de auto, zal de
controller van het beveiligingssysteem voor inzitten-
den mogelijk de aanvullende gordijn-zijairbags opbla-
zen. Dit is afhankelijk van de kracht en de aard van de
botsing. In deze gevallen blaast de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden alleen de gordijn-
zijairbag op aan de zijde van de botsing.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas wordt gegeneerd
om de gordijn-zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de hemelbekleding
opzij en bedekt het zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer een kwart van de
tijd die nodig is om met de ogen te knipperen). Dit
gebeurt met zoveel kracht dat letsel kan worden ver-
oorzaakt als de inzittende niet correct op de stoel zit
en/of de veiligheidsgordel niet op de juiste wijze draagt,
of wanneer zich voorwerpen bevinden in de ruimtewaarin de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt vooral
voor kinderen. De gordijn-zijairbag heeft na het opbla-
zen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig
in de loop van de tijd meten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade op zichzelf geen goede indicato-
ren voor de noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop
slaat, kunnen de gordelspanners en/of de aanvullende
zijairbags in de voorstoelen en de extra gordijn-zijairbags
worden geactiveerd aan beide zijden van de auto.
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de bot-
singsensoren de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden helpen bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de airbags
zal de controller van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienetwerk en de voeding
intact blijven en afhankelijk van de aard van de botsing,
bepalen of het uitgebreide ongelukkenresponssysteem
de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
215
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo langde accu energie heeft of het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgrendelen.
Om de functies van het uitgebreide ongelukkenres-
ponssysteem na een incident te resetten, moet u de
contactschakelaar van de stand IGN ON in de stand
IGN OFF zetten.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde frontairbags is zo-
danig uitgevoerd, dat deze airbags na het opblazen
onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING: De front- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden opgebla-
zen, kan zich het volgende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms schaafwonden en/of een rode huid veroorzaken bij de bestuurder
en de voorpassagier tijdens het opblazen van de
airbags. De schaafwonden lijken op de wonden die u
oploopt als u zich schaaft aan een touw, de vloerbe-
dekking of op de vloer van een gymnastiekzaal. Deze
schaafwonden worden niet veroorzaakt door con- tact met chemische stoffen. De schaafwonden zijn
niet blijvend en genezen normaal gesproken snel. Als
uw schaafwonden echter na enkele dagen nog niet
zijn genezen of als u last hebt van blaren, raadpleeg
dan onmiddellijk een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u mogelijk zwe- vende stofdeeltjes die op rook lijken. Dit stof is een
normaal bijproduct van het activeringsproces voor
het niet-giftige opblaasgas. Deze zwevende stofdeel-
tjes kunnen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van geïrriteerde
ogen of huid. Zorg voor frisse lucht bij neus- of
keelirritaties. Raadpleeg uw huisarts als de irritatie
blijvend is. Als deze deeltjes op uw kleding terecht-
komen, volg dan de gebruikelijke wasvoorschriften
van de kledingfabrikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn geactiveerd.
Als u dan opnieuw bij een aanrijding betrokken raakt,
zullen de airbags geen enkele bescherming bieden.
216
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD