WAARSCHUWING!
Een
veiligheidsgordel waarvan de
gesp in de verkeerde sluiting is bevestigd,
biedt onvoldoende bescherming. Het heupge-
deelte valt dan mogelijk te hoog over uw lichaam,
waardoor inwendig letsel kan worden veroor-
zaakt . Gesp uw gordel altijd vast in de gespslui-
ting direct naast u.
Een te losse veiligheidsgordel biedt onvol-
doende bescherming.Tijdens een noodstop kunt u
te ver naar voren bewegen, waardoor er een
grotere kans is op letsel. Zorg dat de gordel nauw
aansluit .
Het is gevaarlijk een veiligheidsgordel onder de
arm door te dragen. Uw lichaam kan bij een
aanrijding dan hard in aanraking komen met de
binnenzijde van de auto, waardoor het risico van
hoofd- en nekletsel toeneemt .Als de gordel onder
de arm wordt gedragen, neemt het risico op
inwendig letsel toe. De ribbenkast is minder sterk
dan de schouders. Draag de gordel altijd over uw
schouder, zodat het sterkste beendergestel van
uw lichaam de klap opvangt bij een aanrijding.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Een schoudergordel die achter uw rug is ge-
plaatst , biedt geen enkele bescherming bij een
aanrijding. Als u de schoudergordel niet draagt , is
bij een aanrijding de kans op hoofdletsel groter.
Het heup- en schoudergedeelte van de gordel
behoren samen te worden gebruikt .
186
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
4. Leg de heupgordel over uw dijen, onder de buik.Om een losse heupgordel strak te trekken, moet u
het schoudergedeelte van de gordel aantrekken.
Om een te strakke heupgordel losser te maken,
kantelt u de gesp en trekt u aan de heupgordel. Een
nauw aansluitende gordel verkleint het risico dat u
onder de gordel doorglijdt bij een aanrijding.
(afb. 119)
WAARSCHUWING!
Een
heupgordel die te hoog wordt
gedragen, kan het risico van inwendig
letsel bij een aanrijding vergroten. De krachten
op de gordel worden dan niet opgevangen via de
sterke heupbeenderen en het bekken, maar via
de buik. Draag de heupgordel altijd zo laag mo-
gelijk en zorg dat de gordel strak zit .
Een verdraaide gordel biedt mogelijk onvol-
doende bescherming. Bij een aanrijding kan de
gordel dan zelfs snijwonden veroorzaken. Contro-
leer of de gordel recht loopt . Als u een van de
gordels in uw auto niet meer recht krijgt , bezoek
dan onmiddellijk uw erkende dealer om het de-
fect te laten verhelpen.
5. Haal de schoudergordel zo over uw borstkas dat deze comfortabel zit en niet tegen de hals rust. Het
oprolmechanisme spant de gordel automatisch aan.
6. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting. De gordel wordt dan automa-
tisch opgerold. Indien nodig schuift u de gesp over
de gordel zodat deze volledig kan worden opgerold.
(afb. 119) Losse gordel straktrekken
187
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel kan
bij
een aanrijding scheuren, waardoor u
niet langer beschermd bent . Controleer de veilig-
heidsgordels van tijd tot tijd op scheuren, rafels
en losse delen. Laat beschadigde onderdelen on-
middellijk vervangen. Probeer niet zelf de gordels
aan te passen of uit elkaar te halen. Veiligheids-
gordels moeten na een aanrijding direct worden
vervangen als ze zijn beschadigd (oprolmecha-
nisme verbogen, scheuren in de gordel, enz.).
Verstelbaar ankerpunt schoudergordel
Bij de voorste zitplaatsen kan het ankerpunt van de
schoudergordel naar beneden of boven worden ver-
steld, zodat de gordel niet langer langs de nek loopt.
Druk de knop boven de gordel helemaal in om de
verankering te ontgrendelen en schuif deze vervolgens
omhoog of omlaag naar de gewenste positie. (afb. 120)
Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult u een lagere
stand gebruiken. Als u langer bent dan gemiddeld, zult
u een hogere stand gebruiken. Probeer na het loslaten
van de knop de verankering nog eens op en neer te
bewegen, om te controleren of deze stevig is vergren-
deld. Op de achterbank moet u meer naar het midden van de
bank gaan zitten om de gordel niet langs de hals te laten
lopen.
VERDRAAIDE DRIEPUNTSGORDEL
ONTWARREN
Gebruik de volgende methode om een verdraaide
driepuntsgordel te ontwarren.
1. Breng de gesp zo dicht mogelijk naar het ankerpunt
toe.
2. Pak de gordel vast op ongeveer 15 tot 30 cm boven de gesp en draai de gordel 180° om een vouw te
maken die direct boven de gesp begint.
(afb. 120) Schoudergordel afstellen
188
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
3. Schuif de gesp omhoog over de dubbelgevouwengordel. De dubbelgevouwen gordel moet aan de
bovenzijde van de gesp door de sleuf gaan.
4. Schuif de gesp verder omhoog tot de dubbelgevou- wen gordel vrijkomt.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide voorstoelen zijn
voorzien van gordelspanners, die ervoor zorgen dat
een loszittende gordel wordt strak getrokken bij een
aanrijding. Deze apparaten verbeteren de werking van
de veiligheidsgordels door ervoor te zorgen dat de
gordel al in een vroeg stadium van een aanrijding strak
over het lichaam van de inzittende komt te liggen.
Gordelspanners werken bij alle lichaamsafmetingen,
ook bij gebruik van kinderzitjes.
OPMERKING: Bij gebruik van een gordelspanner
dient de veiligheidsgordel nog steeds op de juiste wijze
worden omgedaan. De gordel moet nauw aansluiten en
op de juiste wijze worden gedragen.
De gordelspanners worden geactiveerd door de con-
troller van het beveiligingssysteem voor inzittenden.
Net als de airbags zijn ook de gordelspanners slechts
geschikt voor eenmalig gebruik. Een geactiveerde gor-
delspanner of airbag dient onmiddellijk te worden ver-
vangen. EXTRA ACTIEVE HOOFDSTEUNEN
Deze hoofdsteunen zijn passieve componenten die
kunnen worden geactiveerd. Auto's met dit systeem
kunnen niet eenvoudigweg aan de hand van markerin-
gen worden geïdentificeerd, maar alleen door visuele
inspectie van de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zich in
twee helften splitsen; de voorste helft bestaat uit zacht
schuim en bekleding en de achterste helft uit decoratief
kunststof.
Werking van de actieve hoofdsteunen
De controller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden bepaalt afhankelijk van de kracht of van het type
botsing van achteren of de actieve hoofdsteunen moe-
ten worden geactiveerd. Als activering noodzakelijk is
bij een botsing van achteren, worden de actieve hoofd-
steunen van zowel de bestuurders- als passagiersstoel
geactiveerd.
Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een botsing
van achteren worden geactiveerd, schuift de voorste
helft van de actieve hoofdsteun naar voren om de
afstand tussen het achterhoofd van de inzittende en de
actieve hoofdsteun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde botsingen van
achteren het risico van letsel bij de bestuurder en
voorpassagier te voorkomen of te verlagen.
189
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
met decoratief kunststof vergrendeld worden.
(afb. 125)
OPMERKING:
Als u problemen ondervindt met het terugstellen van de actieve hoofdsteunen, neem dan contact op met
een erkende dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofd- steunen controleren door een specialist bij een er-
kende dealer.
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Het actieve motorkapsysteem is bedoeld om de be-
scherming van voetgangers te verhogen door de mo- torkap van de auto omhoog te laten springen bij een
aanrijding van een voetganger of object. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wanneer de auto bin-
nen een gespecificeerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan voetgangers kun-
nen detecteren, waardoor het ook mogelijk is dat
andere aangereden objecten het actieve motorkapsys-
teem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor activering
De elektronische voetgangersbeschermingsmodule
(EPPM) bepaalt of de actuatoren bij een frontale aan-
rijding geactiveerd moeten worden. Op basis van de
signalen van de botsingsensoren bepaalt de EPPM voor
(afb. 122)
Plaats van de handen op actieve hoofdsteun
(afb. 123)1 — Beweging omlaag
2 — Beweging naar achteren
191
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
W
anneer u het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instru-
mentenpaneel of het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodza-
kelijk) op het EVIC negeert , kan dat betekenen
dat de actieve motorkap, en daarmee de bescher-
ming van voetgangers, niet functioneert . Als het
lampje niet gaat branden tijdens de gloeilamp-
controle wanneer u de contactsleutel omdraait ,
blijft branden nadat u de auto hebt gestart of
gaat branden tijdens het rijden, dient u een be-
zoek te brengen aan uw erkende dealer.
Wijzigingen aan onderdelen van het actieve
motorkapsysteem kunnen tot gevolg hebben dat
het systeem bij een aanrijding niet functioneert .
Breng geen wijzigingen in de onderdelen of be-
drading aan. Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosseriestructuur en mon-
teer geen andere voorbumpers of kappen.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het ac-
tieve motorkapsysteem te repareren.Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto is
uitgerust met een actief motorkapsysteem.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Probeer geen onderdelen van het actieve mo-
torkapsysteem te wijzigen. De actieve motorkap
kan per ongeluk omhoog schieten of mogelijk
niet goed meer werken als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer voor
reparaties aan de motorkap.
Bestuurders moeten zich bewust zijn van voet-
gangers. Let altijd op voetgangers, dieren, andere
voertuigen en obstakels. U bent verantwoordelijk
voor de veiligheid en dient uw aandacht voortdu-
rend op de omgeving te richten.Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
GEAVANCEERD
AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BELTALERT
®)
BeltAlert
®
is een voorziening die de bestuurder en
voorpassagier (indien BeltAlert
®voor de voorpassa-
gier aanwezig is) eraan herinnert de veiligheidsgordel
om te doen. Deze voorziening is altijd actief wanneer
het contact is ingeschakeld. Als de veiligheidsgordel van
de bestuurder of voorpassagier niet is vastgegespt, gaat
het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels
branden totdat beide gordels vóór zijn vastgegespt.
194
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
De BeltAlert
®
waarschuwingscyclus begint wanneer
de auto een snelheid van meer dan 8 km/u bereikt: het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels knip-
pert en er klinkt een geluidssignaal met tussenpozen.
Wanneer de cyclus is gestart, wordt deze volledig
afgewerkt of gestopt wanneer de desbetreffende vei-
ligheidsgordels zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is
voltooid, blijft het waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden totdat de desbetreffende veilig-
heidsgordels zijn vastgegespt. De bestuurder behoort
alle overige inzittenden erop te wijzen hun veiligheids-
gordels vast te gespen. Als een veiligheidsgordel vóór
niet is vastgegespt bij een snelheid hoger dan 8 km/u,
geeft BeltAlert®zowel een geluidssignaal als een visu-
ele aanduiding weer.
BeltAlert
®
voor de voorstoel aan passagierszijde is
niet actief wanneer er niemand in de stoel zit.
BeltAlert
®kan worden geactiveerd wanneer zich op
de voorstoel aan passagierszijde een dier of zwaar
voorwerp bevindt of wanneer de stoel is neergeklapt
(indien deze voorziening aanwezig is). Het wordt aan-
bevolen huisdieren aangelijnd, of in een met de veilig-
heidsgordels bevestigde reismand, op de achterbank te
vervoeren en bagage goed op te bergen.
BeltAlert®kan door uw erkende dealer worden in- en
uitgeschakeld. FIAT Group Automobiles S.p.A. raadt
het uitschakelen van BeltAlert
®af. OPMERKING:
Ook als het BeltAlert
®is uitgescha-
keld, blijft het waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden zolang de bestuurdersgordel of
de gordel van de voorpassagier (indien uitgerust met
BeltAlert
®) niet zijn vastgegespt.
VEILIGHEIDSGORDELS EN
ZWANGERSCHAP
Vrouwen die in verwachting zijn dienen altijd de veilig-
heidsgordel te dragen. Dit biedt de beste bescherming
voor zowel de aanstaande moeder als de nog ongebo-
ren baby.
Zwangere vrouwen dienen het heupgedeelte van de
gordel laag over het middel en zo strak mogelijk over
de heupen te dragen. Houd de gordel laag, zodat deze
niet over de buik loopt. Op deze wijze zullen de heupen
de krachten opvangen bij een aanrijding.
195
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
KINDERZITJES
Iedereen in uw auto moet altijd een veiligheidsgordel
dragen, ook baby's en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed
vastgegespt op de achterbank zitten. Statistieken tonen
aan dat kinderen beter beschermd zijn wanneer ze op
de achterbank zijn vastgegespt en niet op de voorstoe-
len.(afb. 127)
WAARSCHUWING!
“
Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een kin-
derzitje tegen de rijrichting in op een
stoel die is beveiligd door een frontairbag!” Lees
ook de informatiestickers op de zonneklep en het
portiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind of zelfs een baby als een projectiel naar
voren worden geslingerd. Bij een aanrijding kan
zo veel kracht nodig zijn om een baby op uw
schoot te houden dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent . De baby en
andere inzittenden kunnen zo ernstig gewond
raken. Voor elk kind in uw auto moet u het
bijbehorende kinderzitje gebruiken, overeenko-
mend met de grootte van het kind.
(afb. 127)
196
UW AUTO
VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD