Page 145 of 306

143
SNEL WEER OP WE
G
7
Wiel verwisselen
De set voor voorlopige
bandenreparatie bestaat uit een
compressor en een fl acon (dat een
afdichtmiddel bevat).
Gebruik van de set
1.
Kruis het wiel waarvan de band
lek is aan op de sticker met de
snelheidslimiet, en plak deze op het
stuurwiel om u er aan te herinneren
dat u tijdelijk met een gerepareerd
wiel rijdt.
2.
Klik de fl acon 1
op de compressor 2
.
3.
Sluit de fl acon 1
aan op het ventiel
van de lekke band.
4.
Let erop dat de slang van de
compressor volledig uitgerold
is voordat u deze op de fl acon
aansluit.
5.
Sluit de voedingsdraad aan op een
van de 12V-aansluitingen in de
auto.
6.
Activeer de compressor met
een druk op de knop A
, tot de
bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
Als deze spanning niet bereikt kan
worden, kan de band niet worden
gerepareerd.
7.
Verwijder de compressor en berg
deze op.
8.
Rijd onmiddellijk enkele kilometers
met beperkte snelheid, zodat het
afdichtingsproduct het lek kan
dichten.
9.
Breng de band met behulp van
de compressor op de normale,
voorgeschreven spanning en
controleer of het lek goed gedicht is
(de bandenspanning mag niet lager
worden).
10.
Rijd maximaal 80 km/h. Laat
de gerepareerde band zo snel
mogelijk onderzoeken en repareren
door een specialist. De fl acon kan na gebruik worden
bewaard in de bijgeleverde plastic zak,
om te voorkomen dat vloeistofresten
uw auto vervuilen.
Let op: de gelfl acon bevat
ethyleenglycol. Dit middel is
schadelijk bij inname en irriterend
voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
Werp de fl acon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het CITROËN-
netwerk of een offi cieel inzamelpunt.
De fl acon is verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.
BANDENREPARATIESET
De bandenreparatieset bevindt zich in
een opbergvak onder de voorstoel.
Auto's die voorzien zijn van een
bandenreparatieset hebben geen
reservewiel, noch gereedschap (krik,
slinger, ...).
Page 146 of 306

144
Wiel verwisselen
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
- Verzeker u ervan dat alle
inzittenden de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plek
bevinden.
- Zet de auto voor zover mogelijk op
een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- Zet de handrem vast, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in.
- Blokkeer indien mogelijk het
wiel schuin tegenover het te
verwisselen wiel met een wielblok
(indien aanwezig).
Bij auto's met een trekhaak kan
het nodig zijn de achterzijde op te
krikken om het reservewiel uit de
reservewielhouder te kunnen nemen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
wanneer sprake is van bijzondere
omstandigheden of zware belading.
WIEL VERWISSELEN
2. GEREEDSCHAP
- Het gereedschap bevindt zich in
het opbergvak onder de voorstoel.
Schuif de stoel, indien nodig,
naar voren voor toegang tot het
opbergvak via de achterzijde.
- Draai de moer los en verwijder de
krik en de wielsleutel.
1.
Wielsleutel.
2.
Krik.
3.
Gereedschap om sierdop van
lichtmetalen velgen te verwijderen.
4.
Wielblok.
De krik en het gereedschap zijn
specifi ek voor uw auto. Gebruik ze niet
voor andere doeleinden.
Page 147 of 306
145
SNEL WEER OP WE
G
7
Wiel verwisselen
3. RESERVEWIEL
- Draai de bout los met behulp
van de wielsleutel, tot de
reservewielhouder zo laag mogelijk
hangt.
- Open de achterdeuren voor
toegang tot het reservewiel.
- Haal de reservewielhouder los van
de haak en plaats het reservewiel
in de nabijheid van het te
vervangen wiel.
Page 148 of 306
146
Wiel verwisselen
4. WERKWIJZE
- Plaats de kop van de krik in het
steunpunt bij het te verwisselen
wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk
van de krik op een stevige
ondergrond staat en zich loodrecht
onder het steunpunt bevindt
- Draai de krik uit tot het wiel loskomt
van de grond.
- Draai alle wielbouten geheel los.
- Verwijder de wielbouten en het
wiel.
- Verwijder de wieldop door deze
los te trekken met behulp van het
hiervoor bestemde gereedschap.
- Draai de wielbouten iets los. Draai de krik niet uit voordat de
wielbouten van het te verwisselen
wiel iets zijn losgedraaid en het
wiel dat zich schuin tegenover
het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
Page 149 of 306
147
SNEL WEER OP WE
G
7
Wiel verwisselen
- Laat de auto volledig zakken
door de krik omlaag te draaien en
verwijder de krik vervolgens.
- Draai de wielbouten met de
wielsleutel volledig vast, zonder te
forceren.
- Berg het wiel met de lekke band op
in de reservewielhouder.
- Hang de reservewielhouder op aan
de haak en draai deze omhoog met
behulp van de bout en de wielsleutel.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken). Gebruik nooit ander
gereedschap dan de wielsleutel.
5. MONTEREN VAN HET
RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en draai
de wielbouten met de hand vast.
- Draai de wielbouten met de
wielsleutel enigszins vast.
Page 150 of 306

148
Sneeuwscherm
AFNEEMBAAR
SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van
bestemming wordt het afneembare
sneeuwscherm op het onderste
gedeelte van de voorbumper geplaatst
om een opeenhoping van sneeuw bij
de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
PLAATSEN
VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
- Breng het afneembare
sneeuwscherm aan in de richting
van de centreerstift A op de
voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier
hoeken aan te drukken ter hoogte
van de clips B .
Vergeet niet het sneeuwscherm
te verwijderen als de
buitentemperatuur hoger is dan
10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger
trekt.
6. MONTEREN VAN HET
GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5.
Vergeet bovendien niet de sierdop te
monteren.
Zie in de rubriek 8 het gedeelte
"Identifi catie" voor de plaats van
de sticker met informatie over de
banden.
Zie in de rubriek 2 het
gedeelte "Cockpit", hoofdstuk
"Bandenspanningsdetectie" voor
aanbevelingen na het vervangen van
een wiel met bandenspanningssensor.
Het noodreservewiel is niet
geschikt voor het afl eggen van
lange afstanden. Laat zo snel
mogelijk het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel controleren
door het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Laat bovendien de lekke band zo
spoedig mogelijk repareren en het
oorspronkelijke wiel in de plaats
van het reservewiel monteren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 151 of 306

149
SNEL WEER OP WE
G
7
Lamp vervangen
LAMPEN VERVANGEN
Ty p e A
Volledig glazen lamp: de
lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de lamp
daarom voorzichtig los.
Hogedrukreiniging
Open de motorkap. Steek uw hand
achter de refl ector voor toegang tot de
lampen.
Ga in omgekeerde volgorde te werk
voor het vervangen van een lamp en
controleer altijd of de beschermkap
weer goed is gesloten. Ty p e C
Halogeenlamp: duw de
borgveer open en verwijder
de lamp uit de lamphouder.
Ty p e B
Lamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en
draai hem linksom.
Het vervangen van een
halogeenlamp moet altijd met
uitgeschakelde verlichting
plaatsvinden. Wacht enkele minuten tot
de lamp afgekoeld is (risico van ernstige
brandwonden). Raak de lamp nooit met
uw vingers aan, gebruik hiervoor een
zachte, niet-pluizende doek.
Het is normaal dat aan de binnenzijde
van de koplampen enige condensvorming
optreedt. Bij regelmatig gebruik van de
auto zal deze vanzelf verdwijnen. Het vervangen van een lamp dient
plaats te vinden met afgezet contact
of losgekoppelde accu. Wacht na het
vervangen van een lamp 3 minuten
met het aansluiten van de accu.
Controleer telkens als u een lamp
vervangt of deze goed werkt.
Probeer hardnekkig vuil niet van
de koplampen, achterlichten en
omgeving te verwijderen met een
hogedrukreiniger, om te voorkomen
dat de vernislaag en de afdichtrubbers
beschadigd raken.
Lampen
Uw auto is voorzien van verschillende
typen lampen. Verwijder ze als volgt:
Ty p e D
Lichtdiode (LED):
raadpleeg voor het
vervangen van de
dagrijverlichting het
CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 152 of 306

150
Lamp vervangen
3.
Richtingaanwijzers
Type B
, PY21W - 21W
(amberkleurig)
- Verwijder het deksel door aan de
fl exibele rubber lip te trekken.
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling linksom.
- Druk de lamp iets in en draai
hem linksom.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom
goed aansluit voor een goede
afdichting.
2.
Parkeerlicht
Ty p e A
, W5W - 5W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het deksel.
- Trek aan de stekker om de
met een drukbevestiging
gemonteerde lamphouder los te
nemen.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom
goed aansluit voor een goede
afdichting.
KOPLAMPEN
1.
Dimlicht/Grootlicht
Type C
, H4 - 55W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het middelste deksel.
- Neem de stekker los.
- Maak de borglip los.
- Vervang de lamp en let erop
dat het metalen gedeelte goed
aansluit op de groeven van de
lampunit.
- Maak de borglip weer vast.
- Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom
goed aansluit voor een goede
afdichting.