Page 182 of 288
Zekeringenkast in de bagageruimte
De zekeringenkast (fig. 163) bevindt zich links in de bagageruimte
onder het deksel aan de zijkant.
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om toegang te
hebben.
fig. 163
A0K0045
178WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 183 of 288
ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTEfig. 160STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
KoplampsproeierpompF09 30
ClaxonF10 15
AircocompressorF19 7,5
AchterruitverwarmingF20 30
BrandstofpompF21 15
Brandstofpomp (1750 Turbo Benzine versie) F21 20
Aansteker/stopcontactF85 15
12V-stopcontactF86 15
IBS Sensor laadtoestand accu voor Start&Stop systeem F87 5
Ontwaseming buitenspiegelsF88 7,5
179WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 184 of 288
ZEKERINGENKAST
INSTRUMENTENPANEELfig. 162STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Rechter grootlichtF91 7,5
Linker grootlichtF90 7,5
Rechter dimlicht (versies met halogeen koplampen) F12 7,5
Linker dimlicht (versies met halogeen koplampen) F13 7,5
Rechter dimlicht (versies met Bi-Xenon koplampen) F12 15
Linker dimlicht (versies met Bi-Xenon koplampen) F13 15
Rechter mistlichtF93 7,5
Linker mistlichtF92 7,5
Bagageruimteverlichting/Zonneklepverlichting//Dashboardkastverlichting/Plafondlichten voor
en achter/Display radio-navigatiesysteemF32 10
Diverse voorzieningenF31 5
Elektrische ruitbediening (linksachter) F33 20
Elektrische ruitbediening (rechtsachter) F34 20
+30F36 10
Diverse voorzieningenF37 7,5
Centrale portiervergrendelingF38 20
Body ComputerF42 5
Tweeweg-ruitensproeierpompF43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
180WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 185 of 288
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Diverse voorzieningenF49 5
Diverse voorzieningenF50 7.5
Diverse voorzieningenF51 5
+30F53 7,5
Voeding display radionavigatiesysteem F89 5
181WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 186 of 288
AANSLUITKAST IN BAGAGERUIMTEfig. 163STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
LendensteunverstellingF60 15
Stoelverwarming voorF61 15
BOSE versterker + SubwooferF62 20
Stoelverstelling linker voorstoelF63 15
Stoelverstelling rechter voorstoelF64 15
SchuifdakF65 15
182WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 187 of 288

ACCU OPLADENBELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu geldt
slechts ter informatie. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wacht, nadat de contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de accuvoeding los te koppelen.
Het verdient aanbeveling aan de accu langzaam en met een laag
ampèrage gedurende ongeveer 24 uur op te laden. De accu langer
opladen, kan de accu beschadigen.VERSIES ZONDER Start&Stop
SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Ga voor het opladen van de accu als volgt te werk:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan op de accupolen; let daarbij
op de polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen eerst de acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.VERSIES MET Start&Stop SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Ga voor het opladen van de accu als volgt te werk:
❒koppel de stekker A fig. 164 van de accusensor C op de minklem D
van de accu los (door op de knop B te drukken);❒sluit de pluskabel van de acculader aan op de plusklem E van de
accu en de minkabel op de klem van de sensor D zoals aangegeven
in de figuur;
❒schakel de acculader in. Schakel na het opladen de acculader uit;
❒sluit na de acculader te hebben afgekoppeld de stekker A terug
op de sensor C aan zoals aangegeven in de figuur.
fig. 164
A0K0200
183WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 188 of 288
OPHEFFEN VAN HET VOERTUIGAls het voertuig opgeheven moet worden, ga dan naar een Alfa
Romeo dealer die is uitgerust met een hefbrug.
BELANGRIJK Bij versies met zijbekleding moet men goed opletten bij
het plaatsen van de hefarmen.
SLEPEN VAN DE AUTOHet bij de auto geleverde sleepoog bevindt zich in de
gereedschapshouder onder de bekleding van de bagageruimte.MONTAGE VAN HET SLEEPOOGVerwijder de dop A door op het onderste gedeelte te duwen, neem het
sleepoog B uit de gereedschapshouder en draai het stevig op de
schroefdraadpen aan de voor- (fig. 165) of achterzijde (fig. 166).
Draai vóór het slepen de contactsleutel naar de stand
MAR en vervolgens naar STOP hem uit het slot te
verwijderen. Bij verwijdering van de sleutel schakelt
automatisch het stuurslot in en kan het stuur niet meer worden
verdraaid.
fig. 165
A0K0136
184WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 189 of 288

Onthoud dat tijdens het slepen de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet werken; om die
reden is meer kracht benodigd voor de bediening van
het rempedaal en het stuur. Gebruik geen elastische kabels voor
het slepen. Vermijd rukbewegingen. Controleer of er tijdens het
slepen geen delen van de auto door de sleepverbinding kunnen
worden beschadigd. Neem bij het slepen in elk geval de
wettelijke voorschriften in acht van het land waarin wordt
gereden en pas uw rijgedrag aan. Start de motor niet wanneer
de auto wordt gesleept. Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig schoon. Controleer of het
sleepoog volledig op de schroefdraadpen is gedraaid alvorens de
auto te slepen.
Gebruik sleepogen voor en achter alleen voor
noodgevallen op de weg. Het is toegestaan de auto op
korte afstanden te slepen m.b.v. geschikte middelen
conform de wegenverkeerswetgeving (starre stang), om de auto
op de weg te verplaatsen om hem gebruiksklaar te maken voor
het slepen of voor transport met takelwagen. Sleepogen MOGEN
NIET worden gebruikt om voertuigen off-road (d.w.z. op het
terrein) te slepen of waar hindernissen zijn en/of voor het slepen
met kabels of andere niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met voornoemde voorwaarden, moet men
voor het slepen twee voertuigen gebruiken (een slepend en een
gesleepte voertuig), beiden zoveel mogelijk op één lijn.
fig. 166
A0K0137
185WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER