71
3
Comfort
Instelling op een waarde van ongeveer 21 biedt een
optimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere
waarde instellen, die gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellin
gen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heefthet geen zin om voor een optimaletemperatuur de ingestelde waarde tewijzigen. Het systeem compenseer tautomatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
4. Automatisch programma "zicht"
Voor een maximale afkoeling of opwarming van het interieur kan de temperatuurregeling op een waarde lager dan 14 of hoger dan 28 worden ingesteld. )Duw de toets 2 of 3
omlaag tot "LO"wordt weergegeven of omhoog tot "HI"wordt weergegeven. Raadplee
g de paragraaf
"Ontwasemen - Ontdooien voor".
Het is mo
gelijk één of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, ter wijl
de overige functies automatisch worden geregeld.
Handmatig instellen
De airconditioning functioneert, als
de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk
seizoen.
5. Airconditioning AAN/UIT
Dit systeem maakt het mogelijk om:
- in de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
- in de winter, bij temperaturen hoger dan3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Inschakelen
) Druk op de toets A/C, het desbetreffende
lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de regelingvoor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen )
Druk de toets "A/C"
nogmaals in, het
desbetreffende lampje gaat uit.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
ne
gatieve effecten hebben (vocht, condens).
) Druk op de toets "AU TO "
om deautomatische werking van de
airconditioning te hervatten.