Page 33 of 328

1
31
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Motoroliedruk
permanent. Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laadstroomaccu
permanent. Er is een storing in het
laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo
ontspannen of gebroken...). Het lamp
je moet bij het starten van de motor uitgaan.Parkeer de auto op een veilige plek.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Een of meer portierrengeopend
permanent, in combinatie met een melding die het
desbetreffende portier
aangeeft, bij een snelheid
lager dan 10 km/h.
Een por tier of de achterklep is niet goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent, in combinatie
met een melding die
het desbetreffende
portier aangeeft en een geluidssignaal, bij eensnelheid hoger dan 10 km/h.
Page 34 of 328
32
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Airbagstijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact
wordt aangezet. Het lamp
je moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent.Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.L
aat dit controleren door het PEUGEOT- netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Stuurbekrachtigingpermanent. Er is een storing met betrekking tot
de stuurbekrachtiging. Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordel(s)niet vastgemaakt of weerlosgemaaktt
permanent, enknipper t ver volgensin combinatie met een
in volume toenemend geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
Page 35 of 328
1
33
Controle tijdens het rijden
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in:
- zone A
, is de temperatuur in orde,
- zone B, is de temperatuur tehoog. Het waarschuwingslampjemaximumtemperatuur en het
waarschuwingslampje STOP
gaan branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De temperatuur en de druk in het koelcircuit
be
ginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen: ) wacht tot de motor is afgekoeld, )
draai de dop iets los om de druk te latendalen,
)
ver wijder vervolgens de dop, )
vul bij tot aan het merkteken "MA XI".
Wees voorzichtig bij het bijvullenvan de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven hetmaximumniveau (aangegeven op het reservoir).
Page 36 of 328

34
Controle tijdens het rijden
Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de verlichting vanhet dashboard en het touchscreen handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving.
Tw e e k n oppen
Druk, als de verlichting brandt, op de knop Bom de dashboardverlichting en de sfeerverlichting sterker te laten branden of op de knop Aom de verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Een knop
Actief )
Druk op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te variëren, )
laat de knop los zodra de gewenstelichtsterkte is bereikt.
Niet actief
De dashboardverlichtin
g kan niet worden
ingesteld als de verlichting van de auto isuitgeschakeld of, bij auto's met dagrijverlichting,
in de dagstand staat.
To u c h s c r e e n
)Druk op MENU
om het "HOOFDMENU"
weer te geven en selecteer vervolgens "Instellingen". )Selecteer "Systeemconfiguratie"
enver volgens "Lichtsterkte"
. )Druk op "Display uitschakelen"
. Het
touchscreen wordt volledig uitgeschakeld.
Druk nogmaals op het touchscreen (opeen willekeurig gedeelte) om het in te schakelen.
Page 37 of 328

1
35
Controle tijdens het rijden
Onderhoudsindicator
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er
geen onderhoudsinformatie op het display.
De onderhoudsindicator
geeft aan hoeveel
kilometer u nog ver wijderd bent van deeerstvolgende onderhoudscontrole volgens hetonderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis
van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
7 seconden de onderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers totde eerstvolgende onderhoudscontrole aan.Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aan
gezet, geeft het display gedurende 7 seconden het volgende aan:
7
seconden na het aanzetten van het contact
verdwijnt de sleutel
; de teller geeft weer dekilometerstand en de stand van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgendeonderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het displaygedurende 7 seconden het volgende aan:
7
seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden
om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
Page 38 of 328

36
Controle tijdens het rijden
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de sleutel knipperenom aan tegeven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.Voorbeeld:u hebt de afstand tot de eerstvolgendeonderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het displaygedurende 7 seconden het volgende aan:
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als hetinter val van twee jaar is overschreden.
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto enwacht minimaal 5 minuten. Het op 0zetten van de onderhoudsindicator zalanders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van deonderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elkeonderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit: )
zet het contact af, )
druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, )
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen, )
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven. )Druk op de knop voor nulstelling van dedagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkeleseconden weergegeven en verdwijnt
ver volgens weer.
7
seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking enblijft de sleutel branden.
Page 39 of 328

1
37
Controle tijdens het rijden
Motorolieniveaumeter
Te w e i n ig olie
Als het motorolieniveau te laag is, gaat het symbool " OIL" knipperen of wordt een melding op hetLLinstrumentenpaneel weergegeven.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat
het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld
om te voor
komen dat ernstige motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de motorolieniveaumeter defect is, gaat het symbool "OIL_ _" knipperen of wordt _een melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor
de plaats van de peilstok en het bijvullen van
motorolie voor het motortype van uw auto.
2 merktekens op de peilstok:
Op het display wordt in het gedeelte A
detotale kilometerstand en in het gedeelte B
dedagteller weergegeven.
Druk, als de da
gteller wordt weergegeven,enkele seconden op de knop.
Kilometerteller
Nulstellin
g dagteller
De motorolieniveaumeter geeft aan of het
motorolieniveau in orde is.
Bij het aanzetten van het contact wordt eerst
de onderhoudsindicator weer
gegeven en
ver volgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
-
A= maxi; het olieniveaumag nooit boven dit niveau
uitkomen, -B= mini; als het olieniveauniet boven het niveau B
uitkomt, moet het voor de motor van uw auto
voorgeschreven typemotorolie worden bijgevuld
via de vuldop.
Olieniveau correct
Page 40 of 328
38
Controle tijdens het rijden
De boordcomputer geeft actuele
informatie over het rijden (actieradius,
brandstofverbruik...).
Boordcomputer
Display van het instrumentenpaneel
Weergave van de informatie
)
Druk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaaromrachtereenvolgens de verschillende functies
weer te geven.
- A
ctuele informatie:
●
actieradius,
●
actueel brandstofverbruik,
●
de teller van hetStop & Start-systeem.
-
Traject "1":
●
gemiddelde snelheid,
●
gemiddeld brandstofverbruik,
●
de afgelegde afstand,
voor het eerste traject.
- Tr a
ject "2":
●
gemiddelde snelheid,
●
gemiddeld brandstofverbruik,
●
de afgelegde afstand,
voor het tweede traject.