Geheugenposities en
afstandsbediening instellen in het
geheugen
OPMERKING:
Telkens als u op de insteltoets SET (S) en
een geheugentoets (1 of 2) drukt, worden de
geheugenposities voor de betreffende toets
gewist en de nieuwe positie opgeslagen.
1. Steek de sleutel in het contact en zet het in
de stand ON/RUN.
2. Druk op geheugentoets 1 als u het geheu-
gen voor bestuurder 1 wilt instellen of op ge-
heugentoets 2 als u het geheugen voor be-
stuurder 2 wilt instellen. Eventuele opgeslagen
instellingen worden opgeroepen. Wacht totdat
het systeem gereed is met oproepen voordat u
verder gaat naar stap 3.
3. Stel de stoel, rugleuning en buitenspiegel
aan de bestuurderszijde in op de gewenste
stand.
4. Stel de elektrisch verstelbare (indien aanwe-
zig) lengte en hoogte van de stuurkolom af in
de gewenste standen.5. Zet de radio aan en stel de voorkeuzestati-
ons in (u kunt maximaal 12 AM- en 12 FM-
stations instellen).
6. Draai de contactsleutel naar de stand
LOCK/OFF en verwijder de sleutel.
7. Druk de SET (S)-toets op het bestuur-
dersportier kort in.
8. Druk binnen 5 seconden toets 1 of 2 op het
bestuurdersportier in en laat de toets weer los.
Als u de geheugenposities ook wilt kunnen
oproepen via een afstandsbediening, moet u
de volgende stap uitvoeren binnen vijf secon-
den.
9. Druk de vergrendelingstoets op een van de
afstandsbedieningen in en laat de toets weer
los.
10. Steek de sleutel in het contact en zet het in
de stand ON/RUN.
11. Selecteer
Afstandsbediening gekoppeld
aan geheugen in het Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) en voer Ye s(ja) in.
Raadpleeg “Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Door de klant te programmeren functies
inFuncties van het instrumentenpa-
neel voor meer informatie.
12. Herhaal de bovenstaande stappen om de
volgende geheugenpositie in te stellen met de
andere genummerde geheugentoets of om een
andere afstandsbediening aan het geheugen
te koppelen.
Geheugenpositie oproepen
OPMERKING:
De keuzehendel moet in de stand Park staan
om geheugenposities op te roepen. Als u
een geheugenpositie probeert op te roepen
terwijl de auto niet in de stand PARK staat,
wordt er een bericht weergegeven op het
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC).
Druk op geheugentoets 1 op het bestuur-
dersportier als u de instellingen voor bestuur-
der 1 wilt oproepen, of druk op de ontgrendel-
toets van de afstandsbediening die is
gekoppeld aan geheugenpositie 1.
Druk op geheugentoets 2 op het bestuur-
dersportier als u de instellingen voor bestuur-
der 2 wilt oproepen, of druk op de ontgrendel-
11 4
toets van de afstandsbediening die is
gekoppeld aan geheugenpositie 2.
U kunt het oproepen annuleren door tijdens de
oproep op een van de geheugentoetsen op het
bestuurdersportier te drukken (S, 1 of 2). Als
een oproep wordt geannuleerd, stoppen de
bestuurdersstoel, buitenspiegel aan bestuur-
derszijde en pedalen met bewegen. Na een
vertraging van één seconde kunt u een nieuwe
oproep selecteren.
Een afstandsbediening uitschakelen
die is gekoppeld aan het geheugen
1. Draai de contactsleutel naar de stand LOCK
en verwijder de sleutel.
2. Druk geheugentoets nummer 1 in en laat
weer los. Eventuele instellingen van geheugen
1 worden opgeroepen. Wacht totdat het sys-
teem gereed is met oproepen voordat u verder
gaat naar stap 3.
3. Druk de geheugentoets SET (S) kort in op
het bestuurdersportier.
4. Druk binnen 5 seconden toets 1 op het
bestuurdersportier in en laat de toets vervol-
gens los.5. Druk binnen vijf seconden de ontgrendel-
toets op de afstandsbediening kort in.
Herhaal stap 1 tot en met 5 om een andere
afstandsbediening die is gekoppeld aan een
van de geheugenposities uit te schakelen.
OPMERKING:
Nadat het programmeren is voltooid, kunt u
alle afstandsbedieningen die zijn gekoppeld
aan een van de geheugenposities, gemakke-
lijk gelijktijdig in- of uitschakelen. Raad-
pleeg “Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te programmeren
functies
inFuncties van het instrumenten-
paneel voor meer informatie.
Stoel met de functie Easy
Entry/Easy Exit (Gemakkelijk in- en
uitstappen)
Met deze functie wordt de bestuurdersstoel
automatisch in de goede stand gezet. Hierdoor
kan de bestuurder gemakkelijk in en uit het
voertuig stappen. Er zijn twee mogelijke standen beschikbaar
voor Gemakkelijk In-/Uitstappen:
•
De zitting schuift ongeveer 6 cm naar ach-
teren als de beginstand van de stoel groter
of gelijk is aan 6,8 cm vóór de achterste
stoelaanslag als de sleutel uit het contact is
verwijderd. De stoel schuift vervolgens on-
geveer 6 cm naar voren wanneer de sleutel
in het contact wordt geplaatst en uit de stand
LOCK wordt gedraaid.
• De stoel verschuift naar de stand die zich
bijna 1 cm vóór de achteraanslag bevindt als
de beginstand ligt tussen 2,3 en 6,8 cm vóór
de achteraanslag wanneer de sleutel uit het
contact is verwijderd. De stoel schuift naar
voren naar de in het geheugen vastgelegde
rijpositie op het moment dat de sleutel in het
contact wordt gestoken en uit de stand
LOCK naar de stand ACC/ON wordt ge-
draaid.
11 5
Voorste en achterste mistlampen -
indien aanwezig
De mistlichten voor en achter kunt u naar wens
gebruiken als het zicht door mist is verslech-
terd. De mistlampen worden in deze volgorde
ingeschakeld: als u de schakelaar koplampen
één keer indrukt, gaan de mistkoplampen aan.
Druk de schakelaar een tweede keer in om de
mistachterlichten in te schakelen (mistkoplam-
pen blijven aan). Druk de schakelaar een derde
keer in om de mistachterlichten uit te schakelen
(mistkoplampen blijven aan). Druk de schake-
laar een vierde keer in om de mistkoplampen
uit te schakelen. Bij auto’s zonder mistkoplam-
pen worden de mistachterlichten ingeschakeld
als u de schakelaar de eerste keer indrukt.
OPMERKING:
De koplampschakelaar moet eerst in de
stand voor de positielichten of de koplam-
pen worden gezet voordat de mistlampscha-
kelaar kan worden ingedrukt.
BinnenverlichtingDe plafond- en instaplichten gaan branden
wanneer de voorportieren worden geopend,
wanneer de dimmerregelaar (draaiwieltje
rechts van de koplampschakelaar) naar de
bovenste stand wordt gedraaid, of wanneer
(indien aanwezig) de toets UNLOCK (ontgren-
delen) op de afstandsbediening wordt inge-
drukt. Als een portier is geopend en de interi-
eurverlichting is ingeschakeld, kunnen alle
interieurlampen worden uitgeschakeld door de
dimmerregelaar helemaal omlaag te draaien
naar de UIT-stand. Dit wordt ook wel defeest-functie genoemd, omdat de portieren hierdoor
lang open kunnen blijven zonder dat de accu
leeg loopt.
De helderheid van de instrumentenverlichting
kan worden ingesteld door de dimmerregelaar
omhoog (lichter) of omlaag (donkerder) te
draaien. Wanneer de koplampen branden, kunt
u de helderheid van de kilometerteller, dagtel-
ler, radio en dakconsole instellen door de dim-
merregelaar helemaal omhoog te draaien tot u
een klik hoort. Dit wordt ook wel de
parade-
functie genoemd, omdat dit handig is als u
overdag met ingeschakelde koplampen rijdt.
Werking van de mistlampen
Dimmerknop
121
Waarschuwing lichten-aanAls de koplampen, stadslichten of bagage-
ruimteverlichting nog branden wanneer u de
contactschakelaar uitzet, zal er een geluidssig-
naal klinken wanneer u het bestuurdersportier
opent.
AccuspaarfunctieTer bescherming van de levensduur van uw
accu wordt voor zowel de interieur- als de
buitenverlichting de belasting afgeschakeld.
Als de contactschakelaar in de stand OFF staat
en een van de portieren gedurende 10 minuten
open blijft of de dimmerregelaar gedurende
10 minuten helemaal omhoog gedraaid blijft in
de stand plafondverlichting AAN, wordt de
interieurverlichting automatisch uitgeschakeld.
Als de koplampen blijven branden terwijl de
contactschakelaar wordt uitgezet, zal de bui-
tenverlichting na acht minuten automatisch
worden uitgeschakeld. Als de koplampen zijn
ingeschakeld en acht minuten blijven branden
terwijl de contactschakelaar uitstaat, zal de
buitenverlichting automatisch worden uitge-
schakeld.OPMERKING:
De accuspaarfunctie wordt geannuleerd
wanneer de contactschakelaar wordt uitge-
zet.
Leeslampjes voorin
De leeslampjes voorin bevinden zich in de
dakconsole.
U schakelt de lampjes in door op een van de
schakelaars links of rechts op de console te
drukken. Deze knoppen zijn voorzien van ach-
tergrondverlichting voor goede zichtbaarheid
in het donker. U schakelt de lampjes uit door
nogmaals op de schakelaar te drukken. De
lampjes gaan ook branden wanneer u op de
toets UNLOCK (ontgrendelen) van de af-
standsbediening drukt.
Leeslampjes voorinSchakelaars voor leeslampjes voorin
122
•Clean Radar Sensor in the Front of Vehicle
(Reinig de radarsensor aan de voorzijde van
het voertuig) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van beperkende om-
standigheden. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Vehicle System Er-
ror (Storing voertuigsysteem ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van een tijdelijke sto-
ring waardoor de functionaliteit beperkt
wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Service Radar Sen-
sor (Onderhoud radarsensor ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt door een interne systeemfout die
door een erkende dealer hersteld dient te
worden. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Coolant Low (Koelvloeistofpeil laag) •
Service air suspension system (Onderhoud
pneumatisch ophangsysteem)
• Vervang olie
• Key In Ignition (Sleutel in contactslot)
• Lights On (Lampen aan)
• Key in Ignition Lights On (Sleutel in con-
tactslot Lampen aan)
• Ignition or Accessory On (Contactschake-
laar op ON of ACC)
• Ignition or Accessory On. (Contactschake-
laar op ON of ACC). Lights On (Lampen aan)
• Turn Signal On (Richtingaanwijzer aan)
• Parkeerhulp aan
• Waarschuwing voorwerp gedetecteerd
• Memory 1 profile set (Gebruikersprofiel
1 ingesteld)
• Memory 2 profile set (Gebruikersprofiel
2 ingesteld)
• Memory system unavailable — Not in Park
(Geheugen niet beschikbaar — Voertuig niet
in parkeerstand) •
Memory system unavailable — Seatbelt
buckled (Geheugen niet beschikbaar —
veiligheidsgordel vast)
• Memory 1 profile recall (Gebruikersprofiel 1
opheffen)
• Memory 2 profile recall (Gebruikersprofiel 2
opheffen)
• Trap het rempedaal in en druk op de knop
om te starten
• Wrong Key (verkeerde sleutel)
• Damaged Key (Sleutel
beschadigd)
• Key not programmed (Sleutel niet gepro-
grammeerd)
• Function currently unavailable — Power Lift-
gate (Functie tijdelijk niet beschikbaar —
Bediening achterklep)
• Unlock to operate — Power Liftgate (Ont-
grendelen voor bediening — Bediening ach-
terklep)
• Put in Park to operate — Power Liftgate
(Zet in parkeerstand om te bedienen —
Bediening achterklep)
186
frequentie van de periodieke olieverversingen
afhankelijk is van uw rijstijl.
Tenzij dit bericht opnieuw wordt ingesteld, ver-
schijnt het iedere keer als u de contactsleutel
naar de stand ON/RUN draait of als u het
contact in de stand ON/RUN zet bij auto’s met
Keyless Enter-N-Go. Om het bericht tijdelijk af
te zetten drukt u de MENU-knop kort in. Om het
oliebeurt-indicatielampje (na het periodieke on-
derhoud) opnieuw in te stellen, volgt u de
volgende stappen:
Auto’s met Keyless Enter-N-Go
1. Druk zonder het rempedaal aan te raken op
de toets ENGINE START/STOP (Motor aan/uit)
en draai het contactslot naar de stand ON/
RUN. (Start de motor niet.)
2. Trap binnen 10 seconden drie keer lang-
zaam het gaspedaal volledig in.
3. Druk zonder het rempedaal in te trappen
eenmaal op de toets ENGINE START/STOP om
het contact terug te zetten in de stand OFF/
LOCK.Auto’s zonder Keyless Enter-N-Go
1. Draai de contactsleutel naar stand ON/RUN
(start de motor niet).
2. Trap binnen 10 seconden drie keer lang-
zaam het gaspedaal volledig in.
3. Draai de contactsleutel in de stand OFF/
LOCK.
OPMERKING:
Als het indicatiebericht aangaat wanneer u
de motor start, is het oliebeurt-
indicatielampje niet opnieuw afgesteld. Her-
haal deze procedure zonodig.
BrandstofverbruikDruk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd
deze vast totdat de melding “Fuel Economy”
(Brandstofverbruik) verschijnt in het EVIC en
druk dan SELECTEER. Druk de toets
OMHOOG/OMLAAG en laat deze weer los
totdat een van de volgende functies voor
brandstofverbruik in het EVIC verschijnt:
•
Average Fuel Economy / Fuel Saver Mode
(Gemiddeld brandstofverbruik/
Brandstofbesparing) •
Distance To Empty (Afstand tot lege tank)
(DTE)
• Huidige mijlen per gallon (MPG) of 100L/km
Average Fuel Economy / Fuel Saver Mode
(Gemiddeld brandstofverbruik/Brandstof
besparen — indien aanwezig
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik weer
sinds de laatste reset. Wanneer het brandstof-
verbruik opnieuw wordt ingesteld, worden op
het scherm gedurende twee seconden RESET
of streepjes weergegeven. De historische ge-
gevens worden dan gewist en het nieuwe ge-
middelde wordt berekend op basis van het
laatste gemiddelde brandstofverbruik van voor
de reset.
193
is, kan het zijn dat de sensor niet meer juist
uitgelijnd is, ook wanneer het plaatwerk niet
beschadigd is. Laat in een dergelijk geval de
uitlijning van de sensor controleren door
een erkende dealer. Door een niet juist uit-
gelijnde sensor zal het dodehoeksysteem
niet werken volgens specificatie.
Automatisch ontgrendelen, portieren
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle
portieren ontgrendeld wanneer het voertuig
stopt, de transmissie in de stand PARK of
NEUTRAL geschakeld wordt en het bestuur-
dersportier geopend wordt. Om uw keuze te
maken drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECT, totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Op afstand ontgrendelen
Wanneer de optieUnlock Driver Door Only
On 1st Press is geselecteerd, wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld bij de eerste
druk op de toets UNLOCK van de afstandsbe-
diening. Als u Driver Door 1st Press selecteert,
moet u twee keer op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening drukken om de andere por-
tieren te ontgrendelen. Wanneer u
All Doors
1st Press selecteert, ontgrendelen alle portie-
ren bij de eerste keer indrukken op de
UNLOCK-toets op de afstandsbediening. Om
een selectie te maken bladert u omhoog of
omlaag totdat de gewenste instelling gemar-
keerd is, vervolgens drukt u kort op SELECT
totdat naast de instelling een vinkje verschijnt
dat aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig is uitgerust met het
Enter-N-Go-systeem voor sleutelloze toe-
gang en het EVIC is geprogrammeerd om
alle portieren na eenmaal drukken te ont-
grendelen, dan zullen alle portieren worden
ontgrendeld, ongeacht welke portierhand-
greep wordt vastgepakt. Als Driver Door 1st
Press (Ontgrendel bestuurdersportier na
één keer drukken) is geprogrammeerd,
wordt alleen het bestuurdersportier ont-
grendeld wanneer dit wordt vastgepakt.
Wanneer bij Passive Entry de functie Driver
Door 1st Press (Ontgrendel bestuur-
dersportier na één keer drukken) is gepro-
grammeerd en de handgreep meer dan één keer wordt aangeraakt, wordt het bestuur-
dersportier geopend. Wanneer de functie
Ontgrendel bestuurdersportier na één keer
drukken
is geselecteerd en het bestuur-
dersportier is geopend, dan kunnen de ove-
rige portieren ontgrendeld worden met be-
hulp van de ontgrendel-/
vergrendelschakelaar in het voertuig (of
gebruik de afstandsbediening).
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld aan
geheugen)
Wanneer u deze functie selecteert, kunt u met
de afstandsbediening één of twee voorgepro-
grammeerde geheugenprofielen oproepen. Elk
geheugenprofiel bevat de voorkeurinstellingen
voor de bestuurdersstoel, zijspiegel, verstel-
bare pedalen (indien aanwezig), verstelbare
stuurkolom (indien aanwezig), evenals de voor-
keuzezenders voor de radio. Als u OFF selec-
teert, kunt u alleen met de geheugentoets op
het bedieningspaneel op het bestuurderspor-
tier een geheugenprofiel oproepen. Om uw
keuze te maken, drukt u kort op de toets
SELECT totdat een vinkje naast de functie
verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
201
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg “Geheu-
gen bestuurdersstoel” onder “De functies van
uw voertuig”.
Flash Lamps with Lock - Lampen
knipperen bij vergrendelen
Wanneer deze functie geselecteerd is, knippe-
ren de richtingaanwijzers voor en achter wan-
neer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt
via de afstandsbediening. Om uw keuze te
maken drukt u herhaaldelijk kort op de toets
SELECT, totdat een vinkje naast de functie
verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Headlamp Off Delay - Vertraagd uitgaan
koplampen
Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of
bij uitstappen de koplampen nog 30, 60 of
90 seconden blijven branden. Om een selectie
te maken bladert u omhoog of omlaag totdat de
gewenste instelling gemarkeerd is, vervolgens
drukt u kort op SELECT totdat naast de instel-ling een vinkje verschijnt dat aangeeft dat de
instelling geselecteerd is.
Koplampen met wissers (Uitsluitend
beschikbaar met automatische koplampen)
Wanneer deze functie geselecteerd is en de
koplampschakelaar in de stand AUTO staat,
schakelen de koplampen in ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingeschakeld. Als
de koplampen zijn ingeschakeld door middel
van deze functie, worden ze ook uitgeschakeld
wanneer de ruitenwissers worden uitgescha-
keld. Om uw keuze te maken drukt u herhaal-
delijk kort op de toets SELECT, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd is, of
totdat het vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgeschakeld.
OPMERKING:
Als overdag de koplampen worden aange-
zet, wordt de verlichting van het instrumen-
tenpaneel gedimd. Voor het verhogen van de
helderheid raadpleegt u “Verlichting” onder
“De functies van uw voertuig”.
Spiegels kantelen bij achteruitrijden—
indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, kante-
len de buitenspiegels omlaag wanneer het
contact is ingeschakeld en de transmissie in de
stand REVERSE (achteruit) is geschakeld. De
spiegels keren terug in hun oorspronkelijke
stand zodra u de transmissie uit de achteruit-
versnelling schakelt. Om uw keuze te maken
drukt u herhaaldelijk kort op de toets SELECT,
totdat een vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het systeem
geactiveerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Automatisch groot licht (Uitsluitend
beschikbaar met SmartBeam™)
Wanneer u deze functie selecteert, zal het
grootlicht onder bepaalde omstandigheden au-
tomatisch uitgeschakeld worden. Om uw keuze
te maken drukt u herhaaldelijk kort op de toets
SELECT, totdat een vinkje naast de functie
verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg voor na-
202