Page 41 of 232

39
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
Versnellingsbak en stuurwiel
VERSNELLINGSBAK
Vijfversnellingsbak - achteruit
Trap om soepel te kunnen schakelen
het koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van
het pedaal wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt en goed op de vloer
bevestigd is,
- leg nooit meerdere matten boven
op elkaar.
Laat tijdens het rijden uw hand niet
op de versnellingspook rusten. Zelfs
een lichte belasting op de pook kan
na verloop van tijd slijtage aan de
onderdelen in de versnellingsbak
veroorzaken.
Wacht, voordat u de
achteruitversnelling inschakelt, tot
de auto volledig stilstaat. Duw dan
de versnellingshendel naar rechts en
vervolgens omlaag.
Zet de pook met beleid in de
achteruitversnelling om bijgeluiden te
beperken.
SCHAKELINDICATOR
Dit systeem signaleert de bestuurder
dat hijkan opschakelen om het
brandstofverbruik te verminderen (auto's
met handgeschakelde versnellingsbak).
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale versnelling
hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder blijft
derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet
opvolgen van een schakeladvies van het systeem.
Het lampje van de signalering kan niet worden
uitgeschakeld.
Wegrijden, in de achteruitversnelling
schakelen en terugschakelen zijn
handelingen die zijn uitgeschakeld.
Page 42 of 232

40
Versnellingsbak en stuurwiel
ELEKTRONISCH BEDIENDE 6-VERSNELLINGSBAK
- geautomatiseerde stand:
selectiehendel in stand A
.
- handbediende stand:
selectiehendel in stand M
.
Voor de veiligheid:
De stand N
kan alleen worden
ingeschakeld bij ingetrapt rempedaal.
Het verplaatsen van de
selectiehendel van stand A
(rijden in
geautomatiseerde stand) naar stand
M
(rijden in handbediende stand)
of omgekeerd is op elk moment
mogelijk. Controlelampje A
op het
instrumentenpaneel dooft.
Starten van de motor
- Om de motor te kunnen starten
moet de selectiehendel zich in
stand N
bevinden.
- Trap het rempedaal krachtig in.
- Bedien de startmotor.
- Plaats bij een draaiende motor de
selectiehendel in stand R
, A
of M
.
- Laat het rempedaal los en geef
gas.
Als de selectiehendel niet in stand
N
staat en/of het rempedaal niet is
ingetrapt, kan de motor niet wordne
gestart. Herhaal de hierboven
beschreven procedure.
Selecteren van de stand
Achteruitversnelling
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Plaats de selectiehendel in stand R
.
Schakel de achteruitversnelling pas
in als de auto stilstaat.
Neutraalstand
Inschakelen van de
neutraalstand
Plaats de selectiehendel in stand N
.
Selecteer deze stand niet als de auto
rijdt, zelfs niet voor een moment.
Page 43 of 232

41
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
Versnellingsbak en stuurwiel
Schakelen
Bij een elektronisch bediende
versnellingsbak kan bij hoge
motortoerentallen (felle
acceleraties) een hogere versnelling
uitsluitend handmatig door de
bestuurder worden ingeschakeld.
Handbediende stand
Inschakelen van de
handbediende stand
Plaats de selectiehendel in stand M
.
Geautomatiseerde stand
Inschakelen van de
geautomatiseerde stand
Plaats de selectiehendel in stand A
.
De versnellingsbak werkt nu in de
geautomatiseerde stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen.
De versnellingsbak selecteert zelf de
versnelling die het best past bij de
volgende factoren:
- rijstijl,
- wegdek,
- optimaal brandstofverbruik.
Trek de fl ipper " +
"
naar u toe om op te
schakelen.
Trek de fl ipper " -
"
naar u toe om terug te
schakelen.
- Bij het stoppen van de auto of bij
lage snelheden (naderen van een
verkeerslicht bijvoorbeeld) schakelt
de versnellingsbak automatisch
terug tot in de 1 e versnelling.
- U hoeft het gaspedaal tijdens het
schakelen niet volledig los te laten.
- Het schakelen is alleen mogelijk als
het motortoerental dit toestaat.
- In verband met de veiligheid kan
het terugschakelen afhankelijk van
het motortoerental automatisch
plaatsvinden.
Page 44 of 232
42
Versnellingsbak en stuurwiel
STUURWIEL VERSTELLEN
Ontgrendel het stuurwiel, alleen bij
stilstaande auto, door aan de hendel te
trekken.
Stel het stuurwiel in de gewenste stand
en zet dan de hendel weer goed vast.
Accelereren
Om optimaal te accelereren
(bijvoorbeeld als u wilt inhalen) hoeft
u slechts het gaspedaal voorbij de
weerstand in te trappen.
Stilstaande auto met draaiende
motor
Als de auto langere tijd met
draaiende motor stilstaat, schakelt
de versnellingsbak automatisch
neutraalstand N
in.
Afzetten van de motor
Voordat u de motor afzet, moet u de
selectiehenald in de stand N
zetten.
In alle gevallen moet echter altijd de
handrem worden bediend. Controleer
of het controlelampje voor de handrem
op het instrumentenpaneel brandt.
Controleer alvorens
werkzaamheden in de motorruimte
uit te voeren of de selectiehendel
in de neutraalstand N
staat.
Page 45 of 232

43
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
Stop & Start
STOP & START
Het Stop & Start-systeem zet de
motor tijdelijk af (STOP-stand) als
u stopt (bij rood licht, opstoppingen
enz.). De motor wordt automatisch
gestart (START-stand) als u weer weg
wilt rijden. Het starten gebeurt direct,
snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder
uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens
het wachten.
Werking
Motor in STOP-stand zetten
Het controlelampje "ECO"
op
het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor komt in
een standby-stand:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
bij snelheden
beneden 20 km/h, wanneer u de
versnellingsbak in zijn vrij zet en u
de koppeling loslaat,
- bij een elektronisch bediende
6-versnellingsbak,
bij snelheden
beneden 8 km/h, wanneer u op het
rempedaal trapt of wanneer u de
selectiehendel in stand N
zet. Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten dat de
motor in de STOP-stand geschakeld
wordt, opgeteld en weergegeven. Elke
keer als u het contact opnieuw aanzet,
wordt deze teller op 0 gezet.
Is uw auto uitgerust met
een elektronisch bediende
versnellingsbak en u parkeert
uw auto, dan is - ten behoeve van uw
eigen comfort - de STOP-stand de
eerste seconden na het inschakelen
van de achteruit niet beschikbaar.
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
enz. normaal functioneren.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start - systeem is afgezet;
zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Bijzonderheden: STOP-functie niet
beschikbaar
De STOP-functie wordt niet
geactiveerd als:
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de
bestuurder los is,
- de auto sinds de laatste start met
de sleutel niet harder dan 10 km/h
heeft gereden,
- de parkeerrem wordt/is
aangetrokken,
- de klimaatregeling in het interieur
dat niet toelaat,
- de ruitontwaseming is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dat niet
toelaten.
Dans ce cas, le témoin
"ECO"
clignote quelques
secondes, puis s'éteint.
Dit is volkomen normaal.
Page 46 of 232

44
Stop & Start
Motor in START-stand zetten
Het controlelampje "ECO"
gaat uit en de motor wordt
gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
trapt u het
koppelingspedaal helemaal in,
- bij een elektronisch bediende
6-versnellingsbak
:
●
met de selectiehendel in stand A
of M
, wanneer u het rempedaal
loslaat.
●
of met de selectiehendel in stand
N
en het rempedaal los, wanneer
u de selectiehendel in stand A
of
M
zet,
●
of wanneer u de achteruitversnel-
ling inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
De START-functie wordt automatisch
geactiveerd als:
- u het bestuurderportier opent,
- de veiligheidsgordel van de
bestuurder los wordt gemaakt,
- de snelheid van de auto
hoger is dan 25 km/h bij een
handgeschakelde versnellingsbak
en hoger dan 11 km/h bij een
elektronisch bediende
6-versnellingsbak,
- de parkeerrem wordt aangetrokken,
- bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dit niet
toelaten.
In dat geval knippert
het lampje "ECO"
enkele
seconden en gaat
vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Als u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak in de
STOP-stand een versnelling inschakelt
maar daarbij het koppelingspedaal niet
helemaal intrapt, lgaat er een lampje
branden of verschijnt er een bericht
met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders
de motor niet gestart kan worden.
Uitschakelen
U kunt deze functie op
elk willekeurig moment
uitschakelen door de
schakelaar "ECO OFF"
in te
drukken.
Het controlelampje in de schakelaar
gaat branden en er verschijnt een
bericht op het display.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Page 47 of 232

45
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
Stop & Start
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar
"ECO OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
controlelampje in de schakelaar gaat
uit en er verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Storingen
Bij een storing in het systeem
gaat het controlelampje in
de schakelaar "ECO OFF"
eerst knipperen en brandt
vervolgens permanent.
Laat dit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de motor
niet meer wil aanslaan of direct afslaat.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto met behulp van de sleutel.
Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder
de motorkap wilt verrichten, om
letsel door het automatisch activeren
van de START-stand te voorkomen.
Dit systeem heeft specifi eke
kenmerken en maakt gebruik van een
speciale accu (raadpleeg voor meer
informatie het PEUGEOT-netwerk) of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het gebruik van een andere dan de
door PEUGEOT voorgeschreven
accu's kan leiden tot storingen in het
systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde
technologie. Laat eventuele
werkzaamheden aan dit type accu
uitsluitend uitvoeren door een
offi ciële PEUGEOT-dealer of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 48 of 232

Starten en stoppen
Gebruiksvoorschrift: stoppen
Gebruiksvoorschrift: starten
Verklikkerlampje
voorgloeien dieselmotor
Als de motor voldoende op
temperatuur is, gaat het
lampje na minder dan
1 seconde uit en kunt
u de motor direct starten.
Wacht bij koud weer tot dit lampje
uitgaat en zet vervolgens de startmotor
in werking (stand "Starten") tot de
motor aanslaat.
Verklikkerlampje geopend portier
Controleer als dit lampje brandt of de
portieren, achterdeuren, schuifdeuren
en de motorkap goed zijn gesloten!
Ontzien van de motor en de
versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact
afzet enkele seconden draaien om
het toerental van de turbocompressor
(dieselmotor) te laten dalen.
Geef geen gas bij het afzetten
van het contact.
Het inschakelen van alleen een
versnelling bij het parkeren van de
auto is niet afdoende.
STARTEN EN STOPPEN
Stand "AAN" en "Accessoires".
Verdraai terwijl u de contactsleutel
omdraait het stuurwiel iets (zonder
te forceren) om het stuurslot te
ontgrendelen. In deze stand kunnen
verschillende accessoires functioneren.
Stand "Starten".
De startmotor wordt in werking gezet.
Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Stand STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet. Draai het
stuurwiel tot het stuurslot wordt
vergrendeld. Haal de sleutel uit het
contact.