Page 25 of 232
23
Toegang tot de auto
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
ACHTERDEUREN
Van buitenaf
Trek om de achterdeuren te openen de
handgreep naar u toe. Trek aan de hendel om de rechterdeur
te openen.
Sluit om de achterdeuren te sluiten
eerst de rechterdeur en vervolgens de
linkerdeur.
Bij uitvoeringen met achterklep is de
achterbumper versterkt en kan deze
als opstap worden gebruikt.
Praktische informatie
Bij het vervoer van lange voorwerpen
kan met de rechter achterdeur geopend
worden gereden. De linker achterdeur
wordt gesloten gehouden door de
duidelijk zichtbare gele vergrendeling
in de deurstijl. Deze gesloten deur mag
niet worden gebruikt om lading op zijn
plaats te houden.
Rijd alleen met een geopende deur
als het niet anders kan. Respeteer de
wettelijke veiligheidsvoorschriften om
medeweggebruikers op de uítstekende
belading te attenderen. De twee achterdeuren zijn
asymmetrisch (2/3 - 1/3), met de
kleine deur rechts.
Ze zijn voorzien van een centraal slot.
Page 26 of 232
24
Toegang tot de auto
Van binnenuit
Trek de handgreep naar u toe om de
linkerdeur te openen.
Openen tot ongeveer 180°
De deurvangers maken het mogelijk
de achterdeuren tot een hoek van
ongeveer 90° tot ongeveer 180° te
openen.
Trek als de deur is geopend aan
de gele hendel.
Bij het sluiten van de deur komt
de deurvanger automatisch in zijn
oorspronkelijke stand terug.
Page 27 of 232

25
Toegang tot de auto
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
GIRAFON
Deze dakklep achter is alleen mogelijk
bij uitvoeringen met achterdeuren.
Openen van de girafon:
- til het zwarte hendeltje van de kap
omhoog,
- duw de girafon voorzichtig naar
beneden en maak de haak los,
- trek de girafon omhoog,
- open de girafon tot voorbij het
zware punt om hem te blokkeren
met de steunen.
Sluiten van de girafon:
- controleer of de steunstang goed is
vergrendeld,
- laat de girafon zakken,
- pak, terwijl u de girafon naar
beneden duwt, de twee ringen van
de veer vast en zet de haak op zijn
plaats,
Steunstang
U heeft de beschikking over een
steunstang voor het vervoer van lange
stukken na het openen van de girafon.
Klap de steunstang neer door de
hendel omhoog te zetten.
Breng het uiteinde van de stang naar
de achterdeursponning.
Houd de te vervoeren lange
voorwerpen met één hand vast, til
ze op en zet met de andere hand de
steunstang terug.
Controleer of deze goed is vergrendeld
door de handgreep naar beneden te
duwen tot voorbij het zware punt en zet
de lading stevig vast. De achterbumpers zijn versterkt
voor het gebruik als treeplank bij
het instappen in de laadruimte.
Ga nooit rijden als de steunstang niet
op zijn plaats zit.
De achterdeuren kunnen alleen
worden vergrendeld als de
steunstang is geplaatst.
Let bij het rijden met geopende
girafon op wegen met een beperkte
doorrijhoogte.
Laat geen belading tegen de
achterdeuren rusten.
Respecteer de wettelijke voorschriften
om medeweggebruikers op de
uítstekende belading te attenderen. De steunen opzij kunnen worden
gebruikt als bevestigingspunten.
- laat het zwarte hendeltje zakken
om de girafon te vergrendelen.
Door de girafon te vergrendelen, wordt
deze goed op het rubber geplaatst
waardoor een juiste afdichting, zonder
bijgeluiden, is gegarandeerd.
Page 28 of 232

26
Toegang tot de auto
CENTRALE
VERGRENDELING
Druk één keer op de
schakelaar om de complete
auto te vergrendelen, als alle
portieren zijn gesloten.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de complete auto te ontgrendelen.
De schakelaar werkt niet als de auto
van buitenaf is vergrendeld met de
afstandsbediening of met de sleutel in
het portierslot.
De portieren kunnen altijd van
binnenuit worden geopend.
Verklikkerlampje geopende portieren Het lampje van de schakelaar:
- knippert als de portieren zijn
vergrendeld bij stilstaande auto en
afgezette motor,
- gaat branden als de portieren zijn
vergrendeld en als het contact
wordt aangezet.
Anti-overvalsysteem
Controleer als dit lampje
brandt of alle deuren van uw
auto goed zijn gesloten.
Vergrendeling tijdens het rijden
Dit systeem vergrendelt alle portieren
zodra sneller wordt gereden dan
ongeveer 10 km/h. U kunt dat horen
aan het kenmerkende geluid van
de centrale vergrendeling. Op het
middenpaneel van het dashboard gaat
het lampje van de schakelaar branden.
Als vervolgens een van de portieren
wordt geopend, worden alle portieren
weer ontgrendeld.
In het geval van een ernstige aanrijding
worden de portieren automatisch
ontgrendeld, zodat de hulpdiensten
de portieren van de auto van buitenaf
kunnen openen.
Activeren/deactiveren
van de functie
Houd bij aangezet contact
deze knop lang ingedrukt
om de functie te activeren of
deactiveren.
Page 29 of 232
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
Cockpit
INSTRUMENTENPANEEL
Displays
COCKPIT
Displays
De informatie die op het
instrumentenpaneel wordt weergegeven
hangt af van de uitrusting van de auto.
Klokken
1. Kilometer-/mijlenteller.
2. Display.
3. Brandstofniveaumeter,
koelvloeistoftemperatuurmeter.
4. Toerenteller.
5. Nulstelling dagteller/
onderhoudsindicator.
6. Dimmer dashboardverlichting.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Onderhoudsindicator,
motorolieniveaumeter, kilometer-/
mijlenteller.
- Water in brandstoffi lter.
- Voorgloeien diesel.
Page 30 of 232

28
Cockpit
Middenconsole met display
Instrumentenpaneel zonder display
- rechtsom draaien: uren verhogen
(houd de knop naar rechts om
de tijd in een sneller tempo in te
stellen),
- linksom draaien: tijdsaanduiding in
24H of 12H,
- rechtsom draaien: 24H of 12H
selecteren,
- linksom draaien: ingestelde tijd
bevestigen.
Als er ongeveer 30 seconden geen
handelingen worden uitgevoerd,
verschijnt de huidige weergave.
TIJD INSTELLEN
Raadpleeg om de op het display
weergegeven tijd en datum in te
stellen in de rubriek 9 het gedeelte
"Datum en tijd instellen".
Middenconsole zonder display
De tijdweergave is afhankelijk
van de uitvoering. De toegang
tot de Datum is alleen actief
als de datum geheel in letters
wordt weergegeven (volgens
uitvoering). Met de knop aan de
linkerzijde kan het klokje
worden ingesteld door de
handelingen in onderstaande
volgorde uit te voeren:
- linksom draaien: de minuten
knipperen,
- rechtsom draaien: minuten
verhogen (houd de knop naar
rechts om de tijd in een sneller
tempo in te stellen),
- linksom draaien: de uren knipperen,
Page 31 of 232

29
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
Cockpit
VERKLIKKERLAMPJES
Bij elke start gaat een aantal verklikkerlampjes branden ter controle. Deze lampjes gaan meteen weer uit. Als een
verklikkerlampje bij draaiende motor blijft branden of gaat knipperen, wordt het een waarschuwing. Dit kan gebeuren in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje
status
signaleert
Oplossing - actie
STOP
brandt, in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het scherm.
ernstige storingen met
betrekking tot de functies
"Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk
en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische
remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging".
Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk
.
Handrem / Remvloeistofniveau / REF
brandt. handrem aangetrokken of
niet goed losgezet. Zet de handrem los, het verklikkerlampje zal
uitgaan.
brandt. een te laag vloeistofniveau. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven
remvloeistof bij.
blijft branden,
ondanks correct
niveau, in
combinatie met het
verklikkerlampje ABS. een storing in
de elektronische
remdrukregelaar (REF).
Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk.
Motoroliedruk en
motorolietemperatuur
gaat branden
tijdens het
rijden. onvoldoende druk of te
hoge temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de motorolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
ondanks
correct niveau. een ernstige storing. Laat dit controleren door het PEUGEOT netwerk.
Page 32 of 232

30
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Oplossing - actie
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied. een abnormale verhoging
van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het
niveau.
knippert. een te laag
koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Service
blijft kort
branden. kleine storingen of
waarschuwingen.
Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het
display. Zie in rubriek 9 het gedeelte "Autoradio -
Boordcomputer" (volgens uitvoering). Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk.
blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen. de bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt. Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
knippert in
combinatie met
een geluidssignaal
en blijft vervolgens
branden. de bestuurder rijdt terwijl
de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
ECO
-modus
brandt
permanent.
De functie Stop & Start heeft
de motor in de STOP-stand
geplaatst, als gevolg van stlistaan
van de auto (verkeerslichten,
fi les, overig...).
Zodra u wilt wegrijden, gaat het lampje uit
en wordt de motor direct in de START-stand
geschakeld.
knippert
enkele
seconden
en gaat
vervolgens uit. De STOP-stand is tijdelijk
niet beschikbaar.
of
De START-stand is
automatisch ingeschakeld. Rubriek 2, deel "Stop & Start".