Page 9 of 291

i!
IN EEN OOGOPSLAG
COMFORT
Stuurwiel verstellen
1. Ontgrendelen van het stuurwiel met
de hendel.
2. Verstellen in hoogte en diepte.
3. Vergrendelen van het stuurwiel met
de hendel.
Voorstoelen
Overige beschikbare functies...
Opslaan van de zitposities (elektrisch
verstelbare bestuurdersstoel).
59
"AIRWAVE"-systeem.
Stoelverwarming.
58
Elektrische bediening toegang tot
zitplaatsen achter
Armleuning vóór met afsluitbaar
opbergvak
88
62 Voor uw comfort is de armleuning vóór
verstelbaar in hoogte- en lengterichting.
De armleuning is tevens voorzien van
een opbergvak. Ter bescherming van
uw eigendommen wordt dit opbergvak
ook vergrendeld als de auto met behulp
van de afstandsbediening of de sleu-
tel wordt vergrendeld als het dak in de
stand "cabriolet" staat.
Voer deze handelingen om veilig-
heidsredenen uitsluitend uit bij stil-
staande auto.
1. Schakelaar ontgrendeling rugleuning
en automatisch naar voren schuiven
van de stoel.
2. Schakelaar terugkeren naar de oor-
spronkelijke stand.
57
Page 10 of 291
i
IN EEN OOGOPSLAG
COMFORT
Buitenspiegels
Verstellen Overige beschikbare functies...
Inklappen/uitklappen.
Automatisch omlaag bewegen van
de spiegel bij het inschakelen van
de achteruitversnelling, bij par-
keermanoeuvres.
61 Binnenspiegel
1. Selecteren van de dagstand van de
spiegel.
2. Verstellen van de binnenspiegel.
61 Veiligheidsgordels vóór
A. De veiligheidsgordel omdoen.
B. De veiligheidsgordel vastklikken.
C. Controleren of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem
te trekken.
A. Selecteren van de te verstellen bui-
tenspiegel.
B. Verstellen van de buitenspiegel in de
vier richtingen.
C. In de middenstand zetten van de se-
lectieschakelaar.
97
Handbediende binnenspiegel
Automatische binnenspiegel
1. Inschakelen/uitschakelen automati-
sche werking.
2. Verstellen van de binnenspiegel.
62
60
Page 11 of 291
IN EEN OOGOPSLAG
ZICHT
Verlichting
Ring A
Ring B Beweeg de lichtschakelaar omhoog of
omlaag voorbij het zware punt; de rich-
tingaanwijzers aan de desbetreffende
zijde gaan knipperen tot de schakelaar
weer in de neutraalstand wordt gezet.
Richtingaanwijzer
Inschakelen van de stand "AUTO"
Beweeg de schakelaar omlaag en
laat deze los.
77 Uit.
Automatisch inschakelen ver-
lichting.
Parkeerlicht.
Dimlicht/grootlicht.
Mistlampen vóór en mistachter-
licht.
Schakelaar A: ruitenwissers vóór
82
Ruitenwissers
Uitschakelen van de stand "AUTO"
Beweeg de schakelaar omhoog en
zet deze vervolgens in de stand
"0" .
Functie "autosnelweg"
Beweeg de lichtschakelaar kort om-
hoog of omlaag tot aan het zware punt.
De richtingaanwijzers aan de desbetref-
fende zijde knipperen drie keer.
Deze functie is bij elke snelheid be-
schikbaar, maar is in het bijzonder ge-
schikt voor het wisselen van rijstrook op
snelwegen.
92
83
Page 12 of 291
IN EEN OOGOPSLAG
VENTILATIE
Aanbevolen instellingen
Automatische airconditioning
Het is raadzaam de volautomatische werking te selecteren met de t oets "AUTO" . Bij het rijden in de stand "cabriolet" past
het systeem zich automatisch aan de weersomstandigheden aan.
Gewenste werking
Handbediende airconditioning
Luchtverdeling
Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie/
Toevoer van buitenlucht
Temperatuur
Handbediende
airconditioning
WARM
KOUD
ONTWASEMEN
ONTDOOIEN
Page 13 of 291

IN EEN OOGOPSLAG
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Instrumentenpaneel Rij drukschakelaars
A. Als het contact wordt aangezet,
moet de wijzer van de brandstof-
meter de resterende hoeveelheid
brandstof aangeven.
B.
Bij draaiende motor moet het verklikker-
lampje laag brandstofniveau uitgaan.
C. Als het contact wordt aangezet, moet
de motorolieniveaumeter enkele secon-
den de melding "OIL OK" weergeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij. Het branden van een lampje geeft de sta-
tus van de desbetreffende functie aan.
A. Verzending van een noodoproep.
188
B. Uitschakeling inbraakalarm.
68
C. Centrale vergrendeling.
73
D. Uitschakeling ESP/ASR.
95
E. Uitschakeling parkeerhulp achter
m e t g r a fi s c h e w e e r g a v e e n g e l u i d s -
signalen.
119
F. Toegang tot de PEUGEOT-diensten.
188
1. Als het contact wordt aangezet,
gaan de oranje en rode verklikker-
lampjes branden.
2. Bij draaiende motor moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde
als er lampjes blijven branden.
Verklikkerlampjes
19
23
Page 14 of 291

i
IN EEN OOGOPSLAG
Airbag voorpassagier
STARTEN
1. Steek de sleutel in de schakelaar.
2. Selecteer de stand:
"OFF" (uitschakelen) wanneer een
kinderzitje "met de rug in de rijrich-
ting" is bevestigd,
"ON" (inschakelen) wanneer een
passagier op de voorstoel zit of een
kinderzitje "met het gezicht in de rij-
richting" is bevestigd.
3. Verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
1. Stand Stop .
2. Stand Contact .
3. Stand Starten .
A. Verklikkerlampje veiligheidsgordels voor
en/of achter niet vastgemaakt of weer
losgemaakt.
B. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links
voor.
C. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts
voor.
D. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts
achter.
E. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links
achter.
F. Verklikkerlampje uitschakeling airbag
vóór aan passagierszijde.
G. Verklikkerlampje airbag vóór aan passa-
gierszijde actief.
Veiligheidsgordels en airbag
vóór aan passagierszijde
VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN
100
97, 101 Contactslot
66
Hang geen zware voorwerpen aan
de sleutel. Hierdoor kunnen storin-
gen of slijtage optreden.
Page 15 of 291

IN EEN OOGOPSLAG
RIJDEN
Snelheidsbegrenzer "LIMIT" Weergave op het
instrumentenpaneel
1. Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Snelheidsbegrenzer aan/uit.
Het instellen van de snelheid is alleen
mogelijk bij draaiende motor.
115 Als de snelheidsregelaar of -begrenzer
is ingeschakeld, verschijnen de instellin-
gen van het systeem op het instrumen-
tenpaneel.
1. Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsregelaar.
2. Instellen van een snelheid / Verlagen
van de ingestelde snelheid.
3. Instellen van een snelheid / Verhogen
van de ingestelde snelheid.
4. Snelheidsbegrenzer uit / Hervatten
snelheidsbegrenzer.
Snelheidsregelaar "CRUISE"
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer
117
Het instellen van een snelheid en het
activeren van de snelheidsregelaar is
alleen mogelijk bij een wagensnelheid
hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde
versnelling bij een handgeschakelde
versnellingsbak (tweede bij een auto-
matische transmissie).
Page 16 of 291

1
i
19
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5. Display.
6. Knop nulstelling.
Knop voor de nulstelling van de ge- selecteerde functie (dagteller of on-
derhoudsindicator).
7. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de licht- sterkte van de dashboardverlichting.
Klokken
1. Toerenteller.
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
A. Snelheidsbegrenzer
of
Snelheidsregelaar.
(km/h of mph)
B. Dagteller.
(km of miles)
Deze drie functies worden achter- eenvolgens weergegeven als het
contact wordt aangezet.
C. Onderhoudsindicator.
(km of miles), vervolgens:
Motorolieniveaumeter.
vervolgens:
Kilometerteller.
(km of miles)
Display
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf.