Page 185 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
14
C310D01JM-AXT Controle- en waarschuwingslampen De lampen moeten gaan branden als de contactsleutel op "ON" of "START"is gezet. Vervolgens moeten de lampen na drie seconden doven. Laat de auto controleren door eenHyundai dealer als de lampen niet gaan branden of de ESP- of ESP- OFF-lamp niet na 3 seconden uitgaat. Als een storing optreedt tijdens de rit, dan wordt dit aangegeven door eenbrandende ESP-OFF-lamp. Als de ESP-OFF-lamp brandt, parkeer uw auto dan op een veilige plek en zetde motor uit. Start vervolgens de motor opnieuw en controleer of de ESP-OFF-lamp dooft. Als de lamp blijft branden nadat de motor is gestart, laat dan uw auto dooreen Hyundai dealer controleren.
PARKEERHULP
C400A03P-GXT (Indien gemonteerd) De parkeerhulp waarschuwt de bestuurder tijdens het achteruitrijdenmet een signaal zodra de afstand tussen de auto en een voorwerp achter de auto minder dan 120 cm wordt. Het systeemdient slechts als hulpmiddel vermindert niet de noodzaak om voorzichtig te rijden. Het bereik van deparkeersensoren is beperkt en niet alle voorwerpen worden even goed opgemerkt. Blijf daarom altijd alerttijdens het achteruitrijden. Sensor
HTG2187
!WAARSCHUWING:
De elektronische stabiliteitsregeling is alleen een hulpmiddel; alle normale voorzorgsmaatregelen bijhet rijden in slecht weer of op een wegdek met weinig grip moeten in acht worden genomen.
C310B01JM-AXT ESP AAN/UIT Als het ESP actief is, dan knippert de ESP-lamp in het instrumentenpaneel. Als de regeling wordt uitgeschakeldm.b.v. de ESP-schakelaar, dan gaat de ESP-OFF-lamp continu branden. Als het ESP is uitgeschakeld, dan kande stabiliteitsregeling niet geactiveerd worden. Pas daarom uw rijstijl aan. Druk voor het inschakelen van deregeling opnieuw de schakelaar in. De ESP-OFF-lamp moet nu doven. N.B.: Het ESP wordt automatisch weer ingeschakeld nadat de motor is uitgezet en opnieuw is gestart.
Page 186 of 288

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
15
!WAARSCHUWING:
De parkeerhulp biedt slechts aanvullende informatie. De bestuurder dient altijd zelf achteruitte kijken. De werking van het systeem kan worden beïnvloed door diverse factoren en kan niet blindelingsworden vertrouwd. Werking van de parkeerhulp Inschakelen
o Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als de achter- uitversnelling is ingeschakeld en het contact in stand ON staat.Bij een snelheid van meer dan 5 km/ h wordt het systeem mogelijk niet juist geactiveerd.
o Het bereik van de parkeersensoren bedraagt ongeveer 120 cm.
o Als er zich twee voorwerpen achter
de auto bevinden, zal het dichtstbijzijnde als eerste worden geregistreerd. Waarschuwingssignalen
o Als de afstand tussen 120 cm en 81
cm bedraagt, klinkt er met regelmatige tussenpozen een signaal
o Als de afstand tussen 80 cm en 41cm bedraagt, klinkt er met regelmatige tussenpozen een dubbel signaal : Zoemer klinkt vaker
o Als de afstand minder dan 40 cm
bedraagt, klinkt het signaal continu.
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt De parkeerhulp werkt mogelijk niet goed in de volgende gevallen: 1. Als er ijsvorming op de sensor is (de sensor werkt weer normaal als het ijs gesmolten is).
2. Als de sensor bedekt is met sneeuw
of een andere substantie (de sensor werkt weer normaal zodra deze vrij is gemaakt).
3. Bij het rijden op oneffen wegen en op
hellingen.
4. Als bepaalde hoogfrequente geluiden,
zoals claxons, racemotoren, luchtremmen van vrachtwagen en dergelijke de werking van de sensoren beïnvloeden. 5. Bij zware regenval of opspattend
water.
6. Door zenders of mobiele telefoons in de buurt van de sensors.
7. Als de sensor bedekt is met sneeuw. 8. Rijden met een aanhanger. Het sensorbereik kan in de volgende gevallen afnemen: 1. Als de sensor vuil is (de sensor werkt weer normaal zodra deze schoon is).
2. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
De volgende voorwerpen wordenmogelijk niet opgemerkt door de sensoren:
1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen, zoals kleding, sponsachtige materialen en sneeuw.
3. Bij voorwerpen lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
Page 187 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
16
!LET OP:
1. Het waarschuwingssignaal klinkt mogelijk niet regelmatig als het voorwerp achter de auto beweegtof een grillige vorm heeft.
2. De correcte werking van de
parkeerhulp kan verstoord rakenals de bumperhoogte of de inbouwpositie van de sensoren is gewijzigd. Achteraf gemonteerdeaccessoires kunnen het bereik van de sensoren beïnvloeden.
3. Voorwerpen die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet of nietgoed geregistreerd. Wees alert.
4. Als de sensor bedekt is met sneeuw, ijs of vuil, werkt dezemogelijk niet goed totdat deze weer schoon en droog is gemaakt meteen zachte doek.
5. Druk, kras of stoot niet met harde
voorwerpen tegen de sensor.Anders kan het oppervlak van de sensor beschadigd raken. Hierdoor werkt de sensor mogelijkniet goed meer.! LET OP:
Het systeem werkt alleen in het gebied waar de parkeersensoren zijn geplaatst. Kleine of smallevoorwerpen die zich tussen twee sensoren in bevinden, worden mogelijk niet geregistreerd. Kijkdaarom altijd zelf mee tijdens het achteruitrijden. Informeer bestuurders die onbekendzijn met de auto over de mogelijkheden en beperkingen van het systeem.Schade aan de auto en persoonlijk letsel, ontstaan vanwege het onjuist functioneren van de parkeerhulp,vallen niet onder de garantie. Rijd daarom altijd veilig en voorzichtig. WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dichtlangs voorwerpen of personen, in het bijzonder kinderen, rijdt. Houder rekening mee dat sommige voorwerpen mogelijk niet door de sensoren worden geregistreerd.Controleer altijd met eigen ogen of de weg vrij is. N.B.: Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of als de zoemer met tussenpozen klinkt, als u de stand R inschakelt, kan dit duiden op eenstoring in de parkeerhulp. Laat in dat geval uw auto zo snel mogelijk controleren door een officiëleHyundai dealer.!
Page 188 of 288

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
17
Vermijd dit door uw voet op het rempedaal te houden wanneer dewagen tot stilstand is gekomen.
o Wees voorzichtig bij het parkeren op
een helling. Trek de handrem aan enplaats de keuzehandel in stand "P" (automatische transmissie) of in de eerste of achteruit versnelling (hand-geschakelde versnellingsbak). Als u de wagen op een helling parkeert, draai dan de voorwielen ineen zodanige stand dat de wagen niet kan wegrollen. Leg zonodig blokken voor of achter de wielen.
o Een aangetrokken handrem kan vastvriezen. Deze kans is aanwezigwanneer zich sneeuw of ijs om of bijde achterremmen heeft opgehoopt of als de remmen nat zijn. Als u denkt dat deze kans aanwezig is,zet de wagen dan tijdelijk op de handrem en zet de versnellingshandel in neutraal resp.bij automatische transmissie in stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet kan wegrollen. Zetdaarna de handrem vrij.
worden uitgeoefend of trekt de wagenbij het remmen naar één kant. Druk,om de remmen te drogen, licht op het rempedaal totdat de wagen weer normaal remt. Heeft dit geen resultaat,zet de wagen dan zo snel mogelijk stil en bel uw Hyundai dealer voor assistentie.
o Plaats de versnellingshandel niet in neutraal als u bergafwaarts rijdt. Ditkan gevaarlijk zijn. Houd altijd eenversnelling ingeschakeld, rem de wagen af en schakel vervolgens naar een lagere versnelling zodatop de motor kan worden afgeremd.
o Laat uw voet niet op het rempedaal
rusten. Dit kan gevaarlijk zijn doordatde remmen hierdoor te heet kunnen worden en niet meer optimaal functioneren.
o Als u een lekke band krijgt, druk dan licht op het rempedaal. Zodra uvoldoende snelheid heeftverminderd en het zonder gevaar mogelijk is, rijd de wagen dan van de weg af en breng hem tot stilstand.Als uw wagen is uitgerust met een automatische transmissie laat hem dan niet "kruipen".OPMERKINGEN MET BET- REKKING TOT DE REMMEN
ZC140A1-AX
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op de hoedenplank achter de achterbank. Bij een aanrijding of plotseling afremmen kunnen dergelijkevoorwerpen naar voren schuiven waardoor de wagen wordt beschadigd of inzittendenverwondingen kunnen oplopen.
!
o Controleer voor het wegrijden of de handrem is vrij gezet en de controlelamp voor de handrem niet brandt.
o Bij het rijden in de regen of door water en nadat de wagen isgewassen, kunnen de remmen nat worden. Natte remmen zijngevaarlijk! Natte remmen hebben een langere remweg tot gevolg en de wagen kan naar één kant trekken.Rij voorzichtig als u vermoedt dat de remmen nat zijn. Wanneer de wagen niet normaal remt, zijn de remmenwaarschijnlijk nat en zal er meer druk op het rempedaal moeten
Page 189 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
18
o Laat uw voet niet op het rem-ofkoppelingpedaal rusten. Hierdoor kan het brandstofverbruik toenemen en neemt de slijtage aan deze componenten ook toe. Bovendienkan het remvoeringmateriaal te heet worden waardoor de remmen niet meer optimaal functioneren.
o Houd de bandenspanning op de voorgeschreven waarde. Een tehoge of een te lage bandenspanningheeft onnodige bandenslijtage tot gevolg. Controleer de bandenspanningtenminste éénmaal per maand.
o De wielen moeten goed zijn
uitgelijnd. Het raken vanstoepranden of het te snel rijden over een ongelijkmatig wegdek kan tot gevolg hebben dat de wielen nietmeer correct zijn uitgelijnd. Dit kan o.a. een snellere bandenslijtage tot gevolg hebben evenals een hogerbrandstofverbruik. o Houd uw wagen in een goede conditie.
Onderhoud uw wagen voor eengunstig brandstofverbruik en lagere onderhoudskosten; zie het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk5. Als uw wagen in zware omstandigheden wordt gebruikt, dan is frequenter onderhoud vereist (ziehoofdstuk 5 voor bijzonderheden).
o Houd uw wagen schoon. Voor een
maximale levensduur moet uwHyundai schoon worden gehouden en vrij van corrosieve elementen. Laat geen modder, vuil, ijs etc.aankoeken op de onderzijde van de wagen. Dit extra gewicht kan een verhoogd brandstofverbruik entevens corrosie tot gevolg hebben.
o Vervoer geen onnodige bagage.
Extra gewicht heeft een hogerbrandstofverbruik tot gevolg.
o Laat de motor niet langer stationair
draaien dan nodig is. Zet de motorbij langere wachtperiodes af.ECONOMISCH RIJDEN
ZC150A1-AX Als u onderstaande richtlijnen opvolgt maakt u het meest economische gebruik van uw wagen mogelijk:
o Rijd gelijkmatig. Vermijd snel accelereren. Geef gelijkmatig gas tot de gewenste snelheid is bereikten houd deze snelheid zoveel mogelijk constant. Vermijd snel accelereren tussen verkeerslichten.Pas uw snelheid aan de rest van het verkeer aan zodat u niet onnodig hoeft te schakelen. Vermijd zoveelmogelijk druk verkeer. Houd een veilige afstand tot andere voertuigen zodat u niet onnodig hoeft teremmen. Hierdoor vermindert u tevens slijtage aan het remsysteem.
o Vermijd hoge snelheden. Hoe sneller u rijdt, hoe meer brandstof wordtverbruikt. Het rijden met gelijkmatige snelheden, vooral opautosnelwegen, is één van de meest effectieve manieren om het brandstofverbruik te verlagen.
Page 190 of 288

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
19RIJDEN ONDER WINTERSE OMSTANDIGHEDEN
ZC170A1-AX Strenge, winterse omstandigheden hebben een grotere slijtage en andere problemen tot gevolg. Volg de onderstaande richtlijnen op om de win-ter probleemloos door te komen.BOCHTEN
ZC160A1-AX Vermijd remmen of schakelen in bochten, vooral op natte wegen. Dit voorkomt overmatige bandenslijtage.
o Het is niet nodig de motor langdurig
warm te laten draaien. Zodra de motor gelijkmatig draait kunt u wegrijden. Bij zeer koud weer is het aan te bevelen de motor een ietslangere periode te laten warm draaien.
o Rijd niet met een te laag of een te hoog motortoerental. Rijdt u telangzaam in een hoge versnelling, dan heeft dit tot gevolg dat de motorte zwaar wordt belast. Schakel tijdig een lagere versnelling in. Vermijd een te hoog toerental door deaanbevolen schakelsnelheden aan te houden.
o Gebruik de airconditioning niet onnodig. De airconditioning wordtbediend door de motor waardoor bij gebruik van de airconditioning hetbrandstofverbruik toeneemt.
Page 191 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
20
ZC170C1-AX Koelvloeistof Het koelsysteem van uw Hyundai is gevuld met ethyleenglycol. Gebruik geen andere koelvloeistof aangezien ethyleenglycol corrosie van hetkoelsysteem tegengaat, uw waterpomp smeert en bevriezing voorkomt. Het systeem moet worden bijgevuldovereenkomstig het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5. Laat voor de winter de koelvloeistofcontroleren m.b.t. het vriespunt. ZC170D1-AX Accu en accukabels controleren Controleer visueel de accu en de accukabels zoals beschreven in hoofdstuk 6. De staat van de accu kan worden gecontroleerd door uw Hyundaidealer.ZC170E1-AX Gebruik zonodig "winterolie" Voor sommige klimaten is het aan te bevelen bij koud weer een "winterolie"met lagere viscositeit te gebruiken. Zie hoofdstuk 9 voor de aanbevolen oliesoorten. Raadpleeg in geval vantwijfel uw Hyundai dealer.
ZC170F1-AX Bougies en ontstekingssysteem controleren Controleer de bougies zoals beschreven in hoofdstuk 6 en vervang ze zonodig. Controleer tevens de bedrading en de componenten van hetontstekingssysteem. Vervang beschadigde onderdelen.
ZC170B1-AX Rijden in sneeuw of op ijs Voor het rijden in diepe sneeuw kan het nodig zijn sneeuwbanden ofsneeuwkettingen te gebruiken. Als sneeuwbanden nodig zijn moet worden gekozen voor dezelfde maat en typeals de originele fabrieksbanden. Als dit advies niet wordt opgevolgd kan dat een nadelige invloed op de veiligheiden het rijgedrag tot gevolg hebben. Hoge snelheden, snel accelereren, krachtig afremmen en scherpe bochtenmoeten worden vermeden. Maak tijdens het afremmen zoveel mogelijk gebruik van het remvermogen van demotor. Remmen op sneeuw of ijs heeft tot gevolg dat uw wagen in een slip raakt. Houd voldoende afstand tenopzichte van uw voorliggers. Druk het rempedaal gelijkmatig in. N.B.: Sneeuwkettingen zijn niet altijd wettelijk toegestaan. Raadpleeg de geldende wettelijke bepalingen voorhet monteren van sneeuwkettingen.
Page 192 of 288

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
21
ZC170G1-AX Sloten tegen bevriezing beschermen Om het bevriezen van de sloten te voorkomen zijn speciale producten bij uw dealer verkrijgbaar. Ook als eenslot bevroren is, kan dit met doeltreffende middelen worden ontdooid. Soms is het mogelijk eenbevroren slot te ontdooien door de sleutel te verwarmen. N.B.: Het temperatuurgebied waarin de sleutel voor de startblokkering kan worden gebruikt, bedraagt -40°C tot 80°C. Als de sleutel van destartblokkering tot boven 80 °C wordt verwarmd om een bevroren slot te openen, kan de transponderin de sleutelkop worden beschadigd. ZC170H1-AX Gebruik antivries in het ruitensproeierreservoir Om te voorkomen dat het water in het sproeierreservoir bevriest, moet eendaarvoor bestaande toevoeging worden gebruikt. Volg hierbij de gebruiksaanwijzing strikt op. Antivriesvoor het ruitensproeierreservoir is bij alle Hyundai dealers verkrijgbaar. Gebruik geen antivries voor hetkoelsysteem of een ander soort antivries aangezien dit de lak kan aantasten.
ZC170I1-AX Voorkom bevriezing van de handrem Onder sommige omstandigheden kan een aangetrokken handrem bevriezen.Bijvoorbeeld bij een opeenhoping van sneeuw of ijs rond of bij de achterremmen of als de remmen natzijn. Als de kans op bevriezing bestaat, trek de handrem dan tijdelijk aan, zet de versnellingshandel in de eerste ofachteruit versnelling of de keuzehandel in stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet weg kan rollen.Zet hierna de handrem vrij.